nr. 102
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 juli 2004
De SER heeft op 18 juni jl. geadviseerd over de personenkring van
de werknemersverzekeringen. De SER reageert hiermee op mijn adviesaanvraag
van 1 december 20031.
De adviesaanvraag bestond uit twee onderdelen:
I de afbakening van het begrip werknemersverzekeringen ten opzichte van
het begrip zelfstandige; en II vereenvoudiging en deregulering van de personenkring.
Met deze brief wil ik, mede namens de staatssecretaris van Financiën,
alvast een reactie geven op het eerste onderdeel.
In dit onderdeel stond de vraag centraal of het begrip werknemer zodanig
kan worden vormgegeven dat hiermee voldoende duidelijkheid vooraf ontstaat
over de verzekeringsstatus (wel of geen werknemer). Een dergelijke vormgeving
vergt een fundamentele herbezinning op de afbakening van het werknemersbegrip
in de werknemersverzekeringen (dit wordt het zogenaamde «derde spoor»
genoemd).
De SER heeft een aantal modaliteiten voor een andere meer fundamentele
afbakening van de personele reikwijdte van de werknemersverzekeringen onderzocht.
Daarbij is de Raad tot de conclusie gekomen dat het begrip dienstbetrekking
het oriëntatiepunt moet blijven voor de regeling van de personenkring.
Aan benaderingen op grond waarvan de formele of de bedrijfseconomische status
van de werkende bepalend zijn voor de status als werknemer, kleven volgens
de Raad overwegende principiële en praktische bezwaren. Principieel is
het bezwaar dat met dergelijke benaderingen een keuzevrijheid ontstaat om
al dan niet tot de personenkring te behoren, die haaks staat op het collectieve
en solidaire karakter van de sociale verzekering. De onderzochte alternatieve
benaderingen bevatten verder nieuwe afbakeningskwesties die op zichzelf weer
onduidelijkheid creëren. Volgens de SER maakt een meer fundamentele benadering
van de personenkring deel uit van een bredere discussie over de toekomst van
het stelsel van sociale zekerheid. De SER bepleit in het advies dat het aangekondigde
wetsvoorstel uitbreiding rechtsgevolgen VAR (het «tweede
spoor») de kans krijgt zijn waarde voor de oplossing van de afbakeningsproblematiek
in de praktijk te bewijzen, alvorens wordt bezien of verdergaande maatregelen
nodig zijn.
Het wetsvoorstel uitbreiding rechtsgevolgen VAR is inmiddels ingediend
bij de Tweede Kamer (Kamerstuk 29 677). Dit wetsvoorstel strekt ertoe
personen die arbeid verrichten op het grensvlak tussen werknemerschap en zelfstandigheid,
en hun opdrachtgevers vooraf zekerheid te geven over de vraag of over de beloning
van die arbeid loonheffing en premies werknemersverzekeringen verschuldigd
zijn. Het wetsvoorstel voorziet in een evaluatie in het jaar 2007. Het kabinet
zal op dit onderdeel van het advies van de SER daarom thans geen verdergaande
maatregelen voorstellen.
Over het tweede deel, de deregulering en vereenvoudiging van de personenkring
werknemersverzekeringen, zal het kabinet vóór 1 januari
2005 een integraal standpunt bepalen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A. J. de Geus