29 200 XV
Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2004

nr. 101
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 juli 2004

Met deze brief informeer ik u over het beleid dat het kabinet voorstaat met betrekking tot de Wsw-wachtlijsten. Dit naar aanleiding van de motie-Verburg (29 200 XV, nr. 46), waarin de regering wordt verzocht te bewerkstelligen dat de maximale wachtduur op de Wsw-wachtlijst wordt beperkt tot twaalf maanden en de in dat licht op 23 juni jl. gemaakte bestuurlijke afspraken met de VNG.

Achtergrond

De omvang van de wachtlijst is sinds de invoering van de nWsw in 1998 fors gedaald. In 1997 stonden er nog ruim 23 000 personen op de wachtlijst, in 2002 was dat gedaald tot 5 500. Deze daling is met name een gevolg geweest van de objectievere wijze van indiceren en een nauwkeurige omschrijving van de doelgroep bij de wetswijziging in 1998. Vanaf 2003 is de wachtlijst weer gaan groeien, vooral als gevolg van een toename van de instroom.

Met de afname van de wachtlijst is eveneens de gemiddelde wachtduur op de wachtlijst sterk teruggelopen, van gemiddeld negentien maanden in 2001 tot twaalf maanden in 2003. Hoewel de wachtduur gemiddeld twaalf maanden bedraagt, komt het voor dat, naast personen die ruim binnen de periode van twaalf maanden geplaatst worden, individuen langer op de wachtlijst staan dan twaalf maanden.

Mede naar aanleiding van de genoemde motie-Verburg is samen met de bij de uitvoering van de Wsw betrokken partijen (gemeenten, VNG, SW-bedrijven, brancheorganisatie Cedris en cliëntenorganisaties) gezocht naar mogelijkheden om de wachtduur per individu verder te bekorten. De gesprekken met deze partijen hebben geleid tot een aantal inzichten ten aanzien van de aard en omvang van de feitelijke wachtlijstproblematiek en, op basis daarvan, tot een aanpak die erop gericht is de feitelijke problematiek – Wsw-geïndiceerden die direct beschikbaar zijn maar desondanks langer dan twaalf maanden op een Wsw-plaats moeten wachten – optimaal op te lossen.

Aard en omvang van de problematiek

Centraal staat het belang om voor elke cliënt die daadwerkelijk direct beschikbaar is voor de Wsw – na een positieve indicatie – zo spoedig mogelijk een passende arbeidsplaats te creëren in een dienstbetrekking of in de vorm van een arbeidsovereenkomst in het kader van begeleid werken. Daarbij geldt evenwel dat een zekere wachtduur in de Wsw onvermijdelijk is en niet per definitie reden is tot grote zorg. Plaatsing hangt niet alleen af van het hebben van voldoende ruimte voor Wsw-plaatsen bij een gemeente (de Wsw is een gebudgetteerde regeling), maar ook van het vinden of kunnen creëren van de juiste aangepaste functie voor een persoon, met inachtneming van diens beperkingen. In gevallen waarin meer ingrijpende aanpassingen nodig zijn kan het zoeken naar of creëren van een passende functie enige tijd in beslag nemen. Ondanks inspanningen van gemeenten en geïndiceerden zelf is plaatsing binnen twaalf maanden niet altijd mogelijk.

Ten tweede is het voor een goed inzicht in de omvang van de feitelijke problematiek van belang een onderscheid te maken tussen personen die daadwerkelijk direct beschikbaar zijn voor een Wsw-arbeidsplaats en personen voor wie dat niet het geval is. Uit de gesprekken met gemeenten en sw-bedrijven over de wachtlijstproblematiek is gebleken dat een aanzienlijk aantal personen op de Wsw-wachtlijst in de praktijk niet (direct) beschikbaar is voor een Wsw-plaatsing. Enerzijds gaat het hierbij om personen die – ondanks de vrijwillig aangevraagde Wsw-indicatie – op het moment dat een passend aanbod wordt gedaan geen Wsw-plaats willen aanvaarden. Anderzijds zijn er personen die (al of niet tijdelijk) geen Wsw-plaats kunnen aanvaarden. Het kan daarbij bijvoorbeeld gaan om personen die tijdelijk zijn opgenomen in een intramurale zorginstelling. Ook komt het voor dat leerlingen in het ZMLK-onderwijs zich al gedurende de onderwijsperiode aanmelden voor een Wsw-indicatie, zodat op het moment dat de school wordt verlaten een snelle doorstroom naar Wsw-arbeid mogelijk wordt. Voor dergelijke categorieën wachtenden is de duur van de periode op de wachtlijst geen indicatie voor de feitelijke wachtduur.

Tot nu toe hebben gemeenten geen instrumenten in handen om een onderscheid te maken tussen personen op de Wsw-wachtlijst die wel of niet (direct) beschikbaar zijn. Dit betekent dat op dit moment de omvang van de feitelijke problematiek (personen die echt langer dan twaalf maanden wachten op een Wsw-plaats) niet precies bekend is. Op basis van de signalen van gemeenten en SW-bedrijven moet echter worden verondersteld dat de feitelijke problematiek kleiner is dan de hoogte van de huidige Wsw-wachtlijst veronderstelt.

Aanpak

Bij het formuleren van een aanpak om de wachtduur op de Wsw-wachtlijst verder te bekorten heeft het kabinet in overleg met bij de uitvoering van de Wsw betrokken partijen een aantal uitgangspunten geformuleerd.

Ten eerste dient met de aanpak beter inzicht in de omvang van de feitelijke problematiek te worden gecreërd.

Ten tweede moet de aanpak snel tot resultaat kunnen leiden. In het kader van de modernisering van de Wsw zal de huidige (financierings)systematiek van de Wsw worden herzien. De wachtlijstproblematiek zal hierbij ook worden betrokken, maar dit traject zal naar verwachting pas op langere termijn (enkele jaren) tot eventuele aanpassingen leiden. Bij het voorstel voor een aanpak van de wachtlijstproblematiek voor de korte termijn is daarom gekozen voor een aanpak die geen ingrijpende wetswijziging of stelselherziening vergt, maar vrijwel direct van start kan gaan.

Het laatste uitgangspunt bij de aanpak is dat deze handhaafbaar en in de praktijk voor gemeenten uitvoerbaar moet zijn. De afspraken moeten niet leiden tot een grote toename van administratieve lasten bij gemeenten.

Op basis van deze uitgangspunten is een aanpak ontwikkeld die bestaat uit een aantal gelijktijdige stappen.

1. Omvang van de problematiek inzichtelijk maken

Op dit moment hebben gemeenten geen middelen om een onderscheid te maken tussen feitelijk beschikbare en niet (direct) beschikbare personen op de Wsw-wachtlijst. Op 28 juni jl. is het wetsvoorstel dat voorziet in de overdracht van de Wsw-indicatiestelling van gemeenten naar CWI door de Eerste Kamer aangenomen. In dit wetsvoorstel is ook opgenomen dat gemeenten de mogelijkheid krijgen om personen op de wachtlijst die een passend aanbod voor Wsw-arbeid weigeren van de wachtlijst te halen.

Daarnaast is met de VNG afgesproken dat gemeenten met ingang van 2005 drie categorieën wachtenden, voor de duur waarin men zich in deze categorieën bevindt, als niet direct beschikbaar kunnen aanmerken. Het gaat om 1.) personen op de wachtlijst die nog voltijds onderwijs volgen, 2.) personen die verblijven in een intramurale zorginstelling en 3.) personen die in detentie verkeren. Zolang dit het geval is kunnen deze personen op de wachtlijst blijven staan, maar wordt de wachtduur niet meegerekend als het gaat om de wachtperiode van twaalf maanden.

Het uitgangspunt is dat de resterende personen op de Wsw-wachtlijst binnen twaalf maanden geplaatst dienen te worden. Met deze afspraak wordt de feitelijke omvang van de problematiek (het aantal personen dat echt langer dan twaalf maanden wacht op een Wsw-plaats) inzichtelijk.

2. Onderrealisatie voorkomen

Al enige jaren is er sprake van een beperkte onderrealisatie in de Wsw, terwijl er een wachtlijst is. Van gemeenten wordt verwacht dat zij de hen toegekende aantallen plaatsen zoveel mogelijk benutten. Op deze manier kan de omvang van de wachtlijst bekort worden.

Om gemeenten te faciliteren om onderrealisatie zoveel mogelijk te voorkomen wordt in 2004, evenals in 2003, aan gemeenten de mogelijkheid geboden gebruik te maken van een systeem van intercollegiale ruil. Gemeenten die een (tijdelijk) overschot aan taakstelling hebben kunnen met toestemming van SZW (een deel van) deze taakstelling overdragen aan gemeenten die een tekort hebben.

3. Het stimuleren van first in first out (fifo)

Voor de categorie van personen die beschikbaar is voor een Wsw-plaatsing is het van belang zoveel mogelijk een systeem van first in first out te hanteren, waarbij personen die als eerste op de wachtlijst terechtkomen ook als eerste een plaatsingsaanbod krijgen. Daarmee wordt voorkomen dat sommige personen snel een aanbod krijgen ten koste van personen die hierdoor langer op de wachtlijst moeten blijven staan.

Om gemeenten te stimuleren deze aanpak te hanteren is afgesproken dat gemeenten zullen worden afgerekend op het aantal personen dat ten onrechte langer dan twaalf maanden op de wachtlijst staat. Op basis van de taakstelling, uitstroom en onderrealisatie zal per gemeente/werkvoorzieningschap jaarlijks worden bepaald hoeveel personen vanaf de wachtlijst geplaatst kunnen worden. Op basis van het aantal personen op de wachtlijst dat beschikbaar is voor plaatsing zal jaarlijks worden vastgesteld in hoeverre (voor hoeveel wachtenden) een eventuele wachttijd van langer dan twaalf maanden buiten de invloedssfeer van gemeenten/werkvoorzieningschappen ligt (namelijk voorzover het aantal beschikbare vrije plaatsen in enig jaar lager is dan het aantal beschikbare wachtenden op de wachtlijst aan het begin van dat jaar).

Deze aanpak leidt ertoe dat jaarlijks precies inzichtelijk gemaakt zal kunnen worden hoeveel individuen langer dan twaalf maanden moeten wachten op een Wsw-arbeidsplaats en tevens in hoeverre dit aan gemeenten kan worden toegerekend vanwege het onvoldoende plaatsen op basis van first in first out.

Afrekenen van gemeenten

In de huidige verdeelsystematiek in de Wsw wordt het aantal beschikbare Wsw-plaatsen jaarlijks onder gemeenten verdeeld op basis van een aantal factoren. De hoogte van de wachtlijst speelt hierbij een rol. Dat betekent in concreto dat een hogere wachtlijst in het jaar t een hogere taakstelling in het jaar t+2 kan opleveren. Gemeenten/werkvoorzieningschappen worden hierdoor «beloond» voor een hoge wachtlijst.

Met de VNG is afgesproken dat personen die ten onrechte langer dan twaalf maanden op de wachtlijst staan met ingang van 2005 niet langer zullen worden meegerekend bij het vaststellen van de hoogte van de taakstelling per gemeente/werkvoorzieningschap. Gemeenten worden hierdoor ook financieel gestimuleerd het aantal langwachtenden op de wachtlijst zoveel mogelijk te beperken.

Ten slotte

Met bovenstaand pakket aan maatregelen wordt een belangrijke bijdrage gegeven aan het beperken van de wachtlijstproblematiek in de Wsw en ontstaat tevens inzicht in de omvang van de werkelijke problematiek. De problematiek blijkt waarschijnlijk minder ernstig dan omvang van en wachttijd op de wachtlijst sec laten zien. Een deel van de maatregelen (intercollegiale ruil, plaatsing op basis van first in first out) kan nu al door gemeenten/werkvoorzieningschappen worden getroffen. Een ander deel (aanpassing verdeelsystematiek, onderscheid tussen beschikbare en niet (direct) beschikbare personen) wordt met ingang van 1 januari 2005 gerealiseerd. Ik verwacht daarom dat de resultaten van de aanpak in de loop van 2005 zichtbaar zullen worden. Op alle daartoe geëigende momenten zal ik uw Kamer van de wachtlijstontwikkeling in de Wsw op de hoogte blijven houden.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. A. L. van Hoof

Naar boven