29 200 XIV
Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) voor het jaar 2004

nr. 10
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 9 oktober 2003

Op 20 augustus (TK 2002–2003, 28 600 XIV, nr. 160) zond ik u bericht over de stand van zaken met betrekking tot de moties en overige toezeggingen inzake de uitvoering van de Flora- en faunawet en de stand van zaken bij het overleg met betrokken partijen. Aansluitend zond ik u op 1 september jl. een brief (TK 2002–2003, 28 600 XIV, nr. 162) met het eerste (nog niet volledige) Beleidskader Faunabeheer.

Inmiddels is met de bij het Beleidskader Faunabeheer betrokken partijen overleg gevoerd over de resterende punten. Hierbij bericht ik u over het resultaat en de conclusies die ik daaruit heb getrokken. Voorts bericht ik u over de stand van zaken met betrekking tot de overige moties en toezeggingen voor zover daarin sinds mijn brief van 20 augustus verandering is opgetreden. Tenslotte kan ik u melden dat ik op 27 oktober overleg heb gepland met de provincies over de implementatie van het eerste (nog niet volledige) beleidskader.

Algemeen Beleidskader Faunabeheer

– Motie Schreijer-Pierik c.s. over het plaatsen van de vos, de kauw en de zwarte kraai op de landelijke vrijstellingslijst (28 600 XIV, nr. 17).

Stand van zaken: Betrokken partijen zijn het er unaniem over eens, dat het de voorkeur verdient om de problematiek van de vos, de kauw en de zwarte kraai aan te pakken via ontheffingen op basis van faunabeheerplannen. Dit zou per eind 2004 het geval kunnen zijn. De standpunten liggen uitéén over de maatregelen die in de tussenliggende periode getroffen moeten worden. De KNJV opteert voor landelijke vrijstellingen, conform de motie. De LTO heeft hiervoor eveneens een lichte voorkeur. De LTO vindt dat schadebestrijding op grond van de maatregelen die de provincies hebben in de praktijk nog te stroef loopt. Voor Vogelbescherming, Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer is plaatsing op de landelijke lijst niet aan de orde. Zij achten voor kauw en kraai de reeds genomen provinciale maatregelen toereikend. Zij vinden dat er onvoldoende bewijs is dat de vos in het gehele land belangrijke schade veroorzaakt. Het is volgens deze organisaties een probleem dat om maatwerk vraagt op provinciaal niveau.

Naar aanleiding hiervan heb ik het volgende overwogen.

– Uit de maatregelen die de provincies hebben getroffen blijkt dat kauw en kraai in het gehele land schade veroorzaken. Mede gezien de signalen uit de praktijk zal ik de Kamer in het kader van de voorhangprocedure op korte termijn een algemene maatregel van bestuur voorleggen om deze soorten op de landelijke vrijstellingslijst te plaatsen (wijziging van het Besluit beheer en schadebestrijding dieren).

Over de schade die de vos veroorzaakt aan de weidevogelstand loopt nog het nodige onderzoek. Ik verwacht daarvan voor de zomer van 2004 de resultaten te ontvangen. Ik deel de mening van betrokken partijen, dat het de voorkeur verdient om het beheer van de vossen populatie middels de Faunabeheerplannen te regelen. Mede naar aanleiding van het onderzoek kan er aanleiding zijn om de vos op de landelijke vrijstellingslijst te plaatsen wanneer beheer op ontheffing onvoldoende effect heeft. Daarom zal ik op korte termijn aan de Kamer voorleggen een wetsvoorstel om aan artikel 65 van de Flora- en faunawet toe te voegen de mogelijkheid om vrijstelling te verlenen op grond van het belang van de duurzame instandhouding van de fauna. Zodra de wet de mogelijkheid biedt vanwege dit belang de vos op de vrijstellingslijst te plaatsen, zal ik definitief bezien of en hoe de problematiek van de vos middels juridische maatregelen wordt aangepakt. Omdat artikelen 67 en 68 van de Floraen faunawet nu reeds de mogelijkheid bieden om voor verschillende belangen, waaronder het belang van de de instandhouding van de weidevogelpopulatie, ontheffing tot afschot te geven, zal ik de provincies nogmaals verzoeken optimaal gebruik te maken van de mogelijkheden die zij hebben.

– Motie Geluk c.s. over het aanwijzen van populatiebeheer als belang waarvoor ontheffing kan worden verleend (28 600, XIV, nr. 21)

Stand van zaken: Met de betrokken partijen is op 2 oktober jl. overeenstemming bereikt over het begrip «populatiebeheer»: «Populatiebeheer is het reguleren van het aantal grote hoefdieren. Populatiebeheer wordt niet alleen gemotiveerd door de schadehistorie ter plaatse en het omringende gebied, maar ook door uit kennis omtrent de relatie tussen maximale populatieomvang en de draagkracht van het terrein waarop de dieren zich bevinden.» Met inachtneming hiervan zal ik in bovengenoemde wijziging van het Besluit beheer en schadebestrijding dieren het belang «populatiebeheer» opnemen.

– Motie van den Brink c.s. waarin de regering wordt verzocht te bewerkstelligen dat het criterium «belangrijke landbouwschade» wordt bepaald op € 115, per geval (28 600 XIV, nr. 23).

Stand van zaken: Sommige provincies hanteren deze norm inmiddels. Andere stellen zich zeer terughoudend op. De werkgroep Huys, die een advies voorbereidt naar de mogelijkheden om de administratieve lastendruk en het beslag op het Faunafonds te verminderen heb ik verzocht naar overeenstemming te streven. Dit advies verwacht ik binnen afzienbare tijd te ontvangen.

– Motie Van den Brink en Teeven inzake het opnemen van edelhert, wild zwijn, damhert en ree op de wildlijst (28 600 XIV, nr. 25).

Stand van zaken: De betrokken partijen zijn zeer verdeeld over dit onderwerp. In het overleg zijn enkele juridische en praktische problemen naar voren gekomen. Dit betreft onder meer de aansprakelijkheid van de grondeigenaar/jachthouder voor schade aan derden wanneer – om de doelstellingen van een terrein te kunnen realiseren het wild niet bejaagd wordt. Zodra daarover meer duidelijkheid bestaat zal ik op deze motie terugkomen.

Overige moties en toezeggingen

– Motie van den Brink c.s. waarin de regering wordt verzocht het op korte termijn daartoe te leiden dat het normale natuurterrein- en bosbeheer weer mogelijk wordt gemaakt (28 600 XIV, nr. 24).

Stand van zaken: De ontwerp-amvb waarmee bestaande knelpunten worden aangepakt gaat naar verwachting nog in oktober voor advies naar de Raad van State. Met vertegenwoordigers van de betrokken sectoren (bos- en natuursector, bouwsector en de recreatiesector wordt – vooruitlopend op het in werking treden – overleg gevoerd over de uitvoering en de gezamenlijke communicatie naar de bedrijven. Dit betreft onder meer het opstellen van gedragscodes en brochures. Ook met de landbouwsector is inmiddels afspraak om de mogelijkheden voor het opstellen van een gedragscode voor broedvogels te verkennen.

– Vragen van de KNJV.

Stand van zaken

Reikwijdte van de landelijke vrijstelling. Bij het afschot van soorten die op de landelijke vrijstellingslijst staan is in de praktijk discussie ontstaan over de reikwijdte van de vrijstelling en met name over de vraag of buiten het seizoen waarop de jacht op soorten waarvoor de landelijke vrijstelling geldt geopend is, op deze soorten geschoten kan worden in verband met beheer en schadebestrijding zonder nadere voorwaarden in het gehele land op deze soorten geschoten mag worden. Betrokken partijen zijn het er over eens dat de wettelijke regeling op dit punt geen aanpassing behoeft en dat een zekere verduidelijking van dit punt in een circulaire toereikend is. Een ontwerp van een circulaire heb ik inmiddels voorgelegd aan betrokken partijen. Daarmee zal ook de brief van de KNJV beantwoord worden. U ontvangt hiervan afschrift.

Concluderend, er is een breed draagvlak voor veel verschillende aspecten in de uitvoering van de Flora- en faunawet. Enkele vragen resteren die ik verwacht in de komende periode te kunnen afhechten.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman

Naar boven