29 200 XIII
Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2004

nr. 50
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 juni 2004

Op 8 oktober 2003 werd tijdens de behandeling van de begroting voor 2004 van het Ministerie van Economische Zaken de regering in een motie (de motie-Heemskerk c.s. – Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 200 XIII, nr. 5) verzocht om vóór 1 april 2004 een inventarisatie te maken van de positionering, juridische instrumenten en kosten en baten van de bestaande toezichthouders.

Bij deze begrotingsbehandeling heb ik reeds aangegeven dat ik met een visie op toezicht zou komen. Per brief van 17 oktober 2003 (29 200 XIII, nr. 22) heb ik aangegeven de gevraagde elementen uit de motie in deze visie te zullen verwerken. Inmiddels is – met enige vertraging – deze visie afgerond en kan ik u hierbij namens het kabinet deze «Visie op markttoezicht»1 aanbieden.

In het kader van deze visie is een onderzoek verricht naar de positionering en juridische instrumenten van de Nederlandse en enkele buitenlandse markttoezichthouders. Dit onderzoek van onderzoeksbureau KPMG BEA treft u hierbij aan1. Tevens is een beknopte literatuurstudie uitgevoerd naar de kosten en baten van markttoezichthouders door onderzoeksbureau SEOR-ECRI. Ook deze studie treft u hierbij aan1.

De Minister van Economische Zaken,

L. J. Brinkhorst


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven