29 200 XI
Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) voor het jaar 2004

nr. 132
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 23 augustus 2004

De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1 en de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap2 hebben op 29 juni 2004 overleg gevoerd met minister Dekker van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en minister Van der Hoeven van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over:

– de brief van de vaste commissie voor VROM d.d. 8 juni 2004 over het verstrekken van een overzicht van de verbouwings-, inrichtings- en verhuiskosten van de bewindslieden van het kabinet-Balkenende I (50-VROM-2004);

– de lijst van vragen van de leden Van Gent en Vendrik aan de minister van VROM over de interne verhuizing van de bewindslieden van OCW d.d. 30 maart 2004 en de antwoorden op die vragen (nr. 1591).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

Mevrouw Van Gent (GroenLinks) zegt ervan te zijn geschrokken dat bewindslieden aan de inrichting van hun kantoor veel geld kunnen besteden, terwijl iedereen de broekriem moet aanhalen. Mensen met een minimuminkomen, zoals ouderen, gehandicapten en chronisch zieken, verliezen zelfs veel koopkracht. Gemiddeld mag een nieuwe bewindspersoon € 25 000 uitgeven om zijn kamer in te richten. Mevrouw Van Gent vindt dat «big spender»-gedrag dat niet te verdedigen is. Er moet volgens haar dan ook iets aan worden gedaan. Uit het overzicht dat de Kamer heeft gekregen, blijkt dat de uitgaven de 1 mln euro ruim overschrijden. OCW heeft ruim € 350 000 uitgegeven om in het nieuwe pand andere kamers te maken voor de bewindspersonen. Inclusief de inrichtingskosten is sprake van € 500 000. Dit bedrag is buiten alle verhouding, omdat bijvoorbeeld basisscholen slechts met veel moeite hun onderhoud en inrichting kunnen bekostigen. Hoe kan de minister van OCW de uitgaven verdedigen, onder meer gezien de begrotingsproblemen? Bewindslieden hoeven van mevrouw Van Gent weliswaar niet met gammel meubilair te werken, maar dat zij over dure designmeubelen beschikken is ook niet nodig. Mensen uit een herstructureringswoning die verhuizen, krijgen nu dankzij de inspanningen van mevrouw Van Gent € 5000 om hun nieuwe huis in te richten. Dat bedrag zou ook de norm moeten zijn voor bewindspersonen bij het inrichten van hun werkkamer. Dit kan worden opgenomen in het Voorzieningenbesluit. Onduidelijk is wie over het onderhavige onderwerp gaat. De minister van VROM heeft de vragen beantwoord, maar is niet verantwoordelijk. Toch moet iemand verantwoordelijk zijn.

De heer Depla (PvdA) stelt dat sommige bewindslieden niet goed kunnen omgaan met de eigen verantwoordelijkheid die zij hebben gekregen voor de verbouwing, inrichting en verhuizing van hun eigen werkkamer. Kamers van ministers en staatssecretarissen moeten een goed werkklimaat en een representatieve uitstraling hebben. De uitstraling moet passen bij een overheid die gericht is op het leveren van zichtbare prestaties buiten de werkkamers van de bewindslieden. Enkele bewindspersonen van Balkenende I en II lijken echter meer aandacht te hebben gehad voor de zichtbare prestaties in die werkkamers. De minister van OCW was niet tevreden met een gloednieuwe kamer in een gloednieuw gebouw. Bij de verbouwing op haar ministerie ligt de verhouding tussen de interne en externe zichtbare prestaties erg scheef. De minister van OCW wilde op haar ministerie de afstand tussen de ambtelijke en politieke top verkleinen, zo staat in de antwoorden. Wat was de filosofie van haar voorganger, die ertoe leidde dat hij dichter bij de gewone ambtenaar wilde zitten? Was de verandering van filosofie € 500 000 waard? De oorspronkelijke kamers van de minister en haar staatssecretaris waren moeilijk te beveiligen. Wie was ervoor verantwoordelijk dat wat dat betreft een verkeerde keus werd gemaakt? Welke lessen worden eruit getrokken? De heer Depla kan zich voorstellen dat fouten zijn gemaakt bij de keuze van de ligging van bewindspersonenkamers. Waarom worden evenwel allerlei adviseurs ingeschakeld voor de inrichting? Waarom wordt alles gesloopt? Uit de stukken blijkt dat per ministerie € 25 000 wordt besteed. Waarom hebben verscheidene bewindslieden die norm overschreden? Het kabinet zegt dat iedereen moet inleveren, maar laat dat steeds niet voor zichzelf gelden. De eigen verantwoordelijkheid moet blijkbaar vooral voor anderen gelden. De heer Depla stelt voor dat alle bewindspersonen op internet publiceren wat zij hebben uitgeven aan inrichting van hun kamer. Daarbij moeten zij foto's tonen van de oude en de nieuwe situatie, opdat iedereen kan zien of de uitgave verantwoord is geweest.

De heer Van Bommel (SP) vindt dat verantwoording moet worden afgelegd over de werkkamers en de pied-à-terres van bewindspersonen. Dit is in lijn met de afspraak tussen Kamer en kabinet dat de besteding van overheidsmiddelen steeds beter wordt verantwoord. Over het onderhavige onderwerp wordt alleen duidelijkheid gegeven, als er voorafgaand aan de begrotingsbehandeling schriftelijke vragen over worden gesteld. Er is geen norm voor de kosten van de werkkamers; het bedrag van € 25 000 dat wordt genoemd in de schriftelijke antwoorden, is een richtlijn die de minister van OCW heeft bepaald na een vergelijking van de inrichting op vier andere departementen. Er moet evenwel een norm komen. Een van € 25 000 zou hoog zijn, maar als dat bedrag wordt afgesproken is er in ieder geval een standaard. Dat de minister de uitgaven van andere ministeries heeft vergeleken, geeft aan dat ook zij vindt dat er een norm moet zijn. Zolang de Kamer aan artikel 9 van het Voorzieningenbesluit geen tweede lid toevoegt, zal er geen discussie zijn over een eventuele norm die overigens wel is vastgesteld voor bijvoorbeeld de dienstauto en het aantal gereden kilometers. De Kamer moet in een motie bepalen dat er een norm moet komen en eventueel de hoogte ervan. Hetzelfde geldt voor een norm voor de pied-à-terres. Uit de schriftelijke antwoorden blijkt dat het doel van de verbouwing bij OCW was, de ambtelijke en politieke top fysiek dichter bij elkaar te brengen. Welke winst is in dit verband concreet geboekt door de verbouwing? Welke vier departementen heeft de minister van OCW vergeleken? Is bij die vier ministeries sprake van een soortgelijke situatie? Staatssecretaris Nijs heeft vanwege haar vertrek maar kort kunnen genieten van de nieuwe inrichting. Zal haar opvolger Rutte de inrichting handhaven?

Mevrouw Vietsch (CDA) heeft de gegevens over de huisvestingskosten van Balkenende I, die zijn vermeld in de brief van de minister van VROM, vergeleken met de kosten die gebruikelijk zijn voor kantoren en directievertrekken. Uit die vergelijking blijkt dat de bedragen gebruikelijk zijn. De bewindslieden hebben dus geen geld verspild en zo hoort het ook. Om verwarring voortaan te voorkomen, moet de Rijksgebouwendienst (RGD) een soort referentiebudget ontwikkelen. Desgevraagd zegt mevrouw Vietsch niets te voelen voor een absolute norm, omdat ieder geval op zichzelf staat. Het beeld is ontstaan dat bij de bouw van het ministerie van OCW geld is verspild. De enige uitgavenpost die mevrouw Vietsch zeer hoog leek, was de post RGD ontwikkelingskosten, die 15,6% over het totaalbedrag inclusief btw bedroeg. De vraag waarom die post zo hoog is is interessant, omdat de uitgaven ervoor waarschijnlijk ook worden gedaan bij andere ministeries en andere bouwprojecten. Was aanpassing van het gebouw inderdaad nodig op last van de brandweer? Moest het gebouw bovendien worden aangepast omdat het dak bij wind uit een bepaalde hoek een verschrikkelijk geluid produceerde? De grond waarop de Hoftoren staat, zou eerder van het Rijk zijn geweest, en later zijn teruggekocht. Is het waar dat de RGD bij de bouw van het ministerie van OCW getracht heeft geen risico's te nemen door de Hoftoren te laten ontwikkelen door de ING-bank? Zo ja, waarom is voor die constructie gekozen? Budgetproblemen worden bij bouwprojecten vaak veroorzaakt door nadere regelgeving en door inspraak van de gebruikers. Heeft het ministerie van OCW vooraf of tijdens de bouw inspraak kunnen krijgen? Is het gebrek daaraan een van de redenen dat de verbouwing alsnog noodzakelijk was?

Mevrouw Veenendaal (VVD) vraagt welke bewindslieden de architect van het ministerie van OCW hebben geïnstrueerd. Heeft iemand ooit opgemerkt dat de afstand, waarnaar de minister van OCW heeft verwezen, te groot was? Zo ja, wat is in de tekenfase met die informatie gedaan? Wat is de precieze afstand? Ten tijde van het ontwerp was veiligheid minder belangrijk dan bij de bouw. Is veiligheid dan ook een van de belangrijkste redenen geweest van de verbouwing? De aanschaf van een inrichting voor een bedrijf is duurder dan voor een particulier. Hoe was bij OCW de inkoop van de kantoormeubelen geregeld? Heeft de minister wel eens overwogen om voor de inrichting minder uit te geven? Zo ja, waarom heeft zij dat niet gedaan?

Het antwoord van de bewindslieden

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer benadrukt dat zij weliswaar de gegevens heeft verzameld, maar dat de ministers elk bepalen wat binnen hun begrotingen mogelijk is. Het laatste is afgesproken bij de afbakening van de taken van de RGD in 1999. Het ministerie van VROM kan wel adviseren. Vanwege de verantwoordelijkheid van de verschillende ministers, is op het eerste overzicht dat de Kamer heeft gekregen aangegeven waarom bepaalde renovaties hebben plaatsgevonden. De bedragen moeten worden gezien ten opzichte van wat gebruikelijk is op de kantorenmarkt; een vergelijking met sociale woningbouw gaat niet op. De inrichtingen zijn niet zeer luxueus, maar alleszins redelijk. Voorts moet de aard van het gebouw in acht worden genomen; zo is het ministerie van Defensie een monument, wat consequenties heeft voor verbouwingskosten. Iedere bewindspersoon heeft bekeken of al verbeteringen moesten worden aangebracht aan de werkkamers. De minister zet als voorbeeld uiteen op welke manier de inrichting van de bewindsliedenwerkkamers op haar ministerie is aangepast. Er is geen sprake van «big spender»-gedrag. Een normstelling is verder niet aan de orde, maar wel een referentie, zoals gebruikelijk is de bouw. In de cijfers over de inrichtingskosten van het ministerie van EZ zijn ook de kosten van de ICT-infrastructuur meegenomen. De minister van EZ heeft het advies opgevolgd dat in de voorgaande periode is gegeven. Voor meer informatie over de cijfers betreffende dit ministerie verwijst de minister naar haar collega van EZ.

In het Voorzieningenbesluit is bepaald dat ministers en staatssecretarissen optimaal worden gefaciliteerd om hun werkzaamheden te kunnen verrichten, waarbij de kosten in de begroting zichtbaar worden gemaakt. De publicatie van cijfers geeft dus transparantie; dit staat los van het plaatsen van foto's op internet. Via het overzicht heeft de minister bovendien inzicht gegeven. Geen van de bewindslieden heeft voorts bezwaar gemaakt tegen het filmen door Netwerk. De Hoftoren is ontwikkeld door ING. Tijdens de bouw is besloten om OCW in die toren te huisvesten. Vervolgens heeft de RGD het gebouw gekocht van ING. Daarna heeft de RGD overleg gevoerd met de toenmalige verantwoordelijken van OCW. Het projectbureau Huisvesting van OCW heeft, begeleid door de RGD, met de architect overlegd over de inhoud van de aanpassingen. De informatie van de minister wijst er niet op dat de grond waarop de Hoftoren staat eerder van het Rijk is geweest. Mocht uit nader onderzoek blijken dat dit toch het geval is, dan zal de bewindsvrouw de Kamer daarover schriftelijk informeren. Sinds de RGD in 1999 is overgegaan op het baten-lastenstelsel wordt een percentage voor ontwikkelingskosten gehanteerd dat varieert van 4 à 5 tot maximaal 15,6.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt nadrukkelijk dat niet haar kamer is verbouwd, maar dat een vleugel van het gebouw helemaal opnieuw is ingericht. Voor het genoemde bedrag zijn dertien kamers aangepast of verbouwd. De verbouwing is betaald uit de projectbegroting; daarin zat namelijk een reserve die vooral was bedoeld voor eventuele aanpassingen na de eerste oplevering, voor meerwerk en voor nazorg. Het is teleurstellend dat in sommige media onzorgvuldig is omgegaan met de kostenoverzichten. Daardoor is onnodig negatieve beeldvorming ontstaan en wrevel, vooral bij mensen uit het onderwijs. Deze beeldvorming schaadt het aanzien van de politiek. De kosten komen niet ten laste van de uitgaven voor het onderwijs, want binnen de begroting van OCW is voorzien in een post voor huisvestingslasten van het totale apparaat. Die post keert jaarlijks terug. Uiteraard is bekeken op welke manier kosten konden worden bespaard. Onder meer om die reden is gekeken naar de uitgaven van andere ministeries. Zowel de Kamer als de burger heeft er recht op te weten wat precies is gebeurd. De schriftelijke antwoorden zijn zo open en volledig mogelijk. Dit past in de lijn van transparantie die de minister in het algemeen nastreeft. Alleen door openheid kan een juist gesprek worden gevoerd. Zowel de Tweede als de Eerste Kamer hebben kennis kunnen nemen van de verbouwing; de vaste commissies voor Onderwijs van beide Kamers hebben de Hoftoren in februari bezocht. Tijdens die bezoeken is gesproken over de verbouwing, die op dat moment werd uitgevoerd.

In oktober 2003 is het bestuursdepartement verhuisd naar de Hoftoren. Na acht maanden blijkt nu dat de verhuizing positief is geweest voor de samenwerking in het algemeen en voor het beleid. Na iedere verhuizing naar een nieuw gebouw zijn nog dingen nodig en dat geldt zeker voor een gebouw dat voor een andere opdrachtgever is getekend. Het blijkt ook bij de Hoftoren het geval te zijn. Een van de meest opvallende aanpassingen is het aanbrengen van spoilers op het dak. Daarmee zijn omwonenden verlost van de fluittoon die het gebouw bij harde wind voortbracht. Ook in de parkeergarage zijn zaken verbeterd. Het gebouw is nog steeds niet opgeleverd. Momenteel wordt de veiligheid onderzocht, waarbij onder meer installaties en de toegangscontrole worden bekeken. De uitkomsten van dit onderzoek kunnen tot verdere aanpassingen leiden.

Bij het aantreden van het kabinet-Balkenende I is niets uitgegeven aan meubilair. In die kosten was namelijk voorzien bij de verhuizing naar de Hoftoren. De inrichting van de kamers viel binnen het Hoftorenbudget. Bij de verhuizing is het meubilair van alle medewerkers vernieuwd. Er is voor één meubellijn gekozen via een Europese aanbesteding volgens de daarvoor geldende richtlijn. Het meubilair van de ambtelijke top is onderdeel van deze aankoop. Bij de aanschaf van meubilair van de bewindslieden bestond een heel praktisch probleem: in mei vorig jaar zou een nieuw kabinet aantreden en op het moment van bestelling was nog niet bekend of hetzelfde aantal bewindslieden zou aantreden, noch of dan dezelfde personen zouden terugkeren. De meubels van de bewindslieden zijn uiteindelijk bij verschillende, reguliere aanbieders gekocht. Het budget voor de inrichting is niet overschreden. De inrichtingskosten van Economische Zaken, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Buitenlandse Zaken en Verkeer en Waterstaat zijn vergeleken.

Met het bepalen van de definitieve lokatie van de werkkamers van de bewindslieden is gewacht tot na de verhuizing. De reden daarvoor was dat tussen het moment van aantreden van het huidige kabinet, 19 mei 2003, en de geplande datum van de verhuizing heel weinig tijd zat. Een verbouwing van de vijfde etage zou hebben geleid tot uitstel van de verhuizing van het departement. Weliswaar zaten er voldoende weken tussen, maar in die periode viel bijvoorbeeld ook de bouwvakvakantie. Dergelijk uitstel zou tot onacceptabele meerkosten hebben geleid. De filosofie van de voorganger van de minister hield slechts in dat de ministerskamer op de vijfde verdieping moest worden gevestigd. Op die verdieping werden om die reden speciale voorzieningen getroffen; er is bijvoorbeeld een vide aangebracht, die de verdieping een open en andere uitstraling geeft. De minister heeft zich aan het genoemde principe gehouden.

Het is goed dat de vijfde etage inderdaad pas werd verbouwd na de verhuizing, want daardoor was er gelegenheid om uit te vinden welke verbeteringen moesten worden aangebracht. Hoe goed de tekeningen ook zijn bestudeerd, de praktijk is altijd ingewikkelder. Zo bleek de fysieke afstand tussen de werkkamers in de hoogbouw en die in de laagbouw groter dan verwacht. Er zaten keukens tussen, vergaderruimten, een extra sluis, toiletgroepen, liften, een trappenhuis en een ontmoetingsruimte. Hierdoor vond bijvoorbeeld minder frequent contact plaats tussen de ambtelijke en politieke top. Dit contact is evenwel nodig voor een snelle en eenvoudige afstemming. Verder was in de oude situatie het gedeelte waarin de bewindslieden zaten niet goed beveiligd. Bovendien was er geen adequate opvang voor bezoekers. Een combinatie van factoren heeft dus geleid tot de aanpassing. De verbouwing kon overigens pas plaatsvinden nadat de ambtelijke top was verkleind: het aantal directeuren-generaal is teruggebracht van vier naar drie. Staatssecretaris Rutte wilde passende stoelen en een passende tafel. Daarom zijn de meubels van mevrouw Nijs, overeenkomstig de wens van de heer Rutte, verruild voor tafels en stoelen die elders in het gebouw stonden.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Van Gent (GroenLinks) constateert dat het in dit verband gaat om gigantische bedragen. Bij het ministerie van Defensie zijn de grootste bedragen uitgegeven aan inventaris en de kosten daarvoor staan los van de vraag of het departement in een monument is gevestigd. Mevrouw Van Gent is geen voorstander van het publiceren van foto's op internet, omdat wat er goedkoop uitziet duur kan zijn en andersom. De regering verwijst naar de kantorenmarkt, maar in feite is sprake van opstuwen van de eigen uitgaven: men kijkt niet naar degenen die het minder hebben, maar maakt alles beter en duurder. Zo moet evenwel niet worden geredeneerd, want er wordt gewerkt in de publieke sfeer. Het is schrikwekkend dat de regering een onderscheid maakt met sociale woningbouw of scholen; kennelijk wordt met twee maten gemeten. Wil de minister van OCW nog eens uitleggen hoe het mogelijk is dat zij een gloednieuw gebouw voor € 500 000 heeft verbouwd?

De heer Depla (PvdA) is er teleurgesteld over dat alle ministers volgens de minister van VROM zelf verantwoordelijk zijn. Dat zou betekenen dat zij alle moeten worden uitgenodigd. Het is praktischer als het debat met één iemand kan worden gevoerd, die vervolgens de anderen aanspreekt. Er moet openheid en transparantie zijn en daartoe moet gebruik worden gemaakt van internet. Dat moet niet pas gebeuren nadat Kamerleden om de totaalbedragen hebben gevraagd. De minister van OCW geeft de pers de schuld, maar zij heeft zelf de gelegenheid gegeven. Ondanks de argumenten die zij heeft genoemd, heeft zij de heer Depla niet kunnen overtuigen van de noodzaak om te verbouwen in plaats van de situatie te nemen zoals zij was. Waren de paar gewonnen meters de € 500 000 wel waard? Een vergelijking met andere departementen is niet goed, omdat die leidt tot een ratrace met alsmaar groeiende uitgaven. Waarom wordt niet gewoon bekeken wat echt nodig is?

De heer Van Bommel (SP) constateert dat steeds pas openheid van zaken wordt gegeven over een bepaald onderwerp als er een klein schandaal over is dat in een commissievergadering moet worden rechtgezet. Bewindslieden moeten bij voorbaat uitspreken dat zij volledig transparant zullen zijn en zij moeten de transparantie ongevraagd daadwerkelijk bieden. Dat past bij het beleid inzake het project Van beleidsbegroting tot beleidsverantwoording (VBTB). Door dat beleid kan de Kamer meekijken en zonodig een onderwerp aan de orde stellen. Voor uitgaven voor inventaris moet er in ieder geval een norm komen. De kosten van de verschillende ministeries lopen op dat punt nogal uiteen. Heeft men de vrije hand bij de aanschaf van kunst?

Mevrouw Vietsch (CDA) merkt op dat wordt gesproken over de verbouwing, maar ook over het afbouwen van de Hoftoren. De budgetten lopen in elkaar over. De overheid is berucht door budgetoverschrijdingen bij bouwprojecten. Overschrijden de uitgaven het totale budget, inclusief de verbouwingskosten die al waren voorzien?

Mevrouw Veenendaal (VVD) zegt dat de Kamer via VBTB zelf de informatie over het onderhavige onderwerp had kunnen vinden. Zij heeft de verantwoordelijkheid om er nader naar te vragen.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer zegt dat de kosten ten laste komen van de bedrijfsvoeringsartikelen van de afzonderlijke departementale begrotingen en jaarverslagen. In die stukken worden de kosten bovendien verantwoord. De Kamer kan bij de behandeling van de begrotingen en verslagen vragen stellen aan de individuele bewindslieden. Op die manier is het regime van huisvesting ingericht. Dit is in 1999 geregeld in het rijkshuisvestingsstelsel, waarmee de Kamer akkoord is gegaan. Bij het onderhavige onderwerp is geen sprake van een schandaal, want er zijn met goede argumentatie onderbouwde verbouwingen verricht. De gebruiksvergoeding die OCW betaalt aan de RGD heeft betrekking op de projectkosten, inclusief de verbouwing. Op die wijze wordt altijd gerekend. De minister zegt toe de RGD een referentiebudget te laten uitrekenen voor de kosten van de inrichting van een gedegen en representatieve werkruimte voor ministers en staatssecretarissen. De kosten van computerapparatuur maken geen deel uit van de berekening.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt dat de Kamer gevraagd en ongevraagd transparantie wordt verleend, bijvoorbeeld door haar uit te nodigen om de verbouwingswerkzaamheden te komen bekijken. Bovendien kan men televisieprogramma's van de publieke en de commerciële omroep over dit onderwerp bekijken. Via de begrotingen en jaarverslagen vindt de normale verantwoording plaats. De kunstwerken in de Hoftoren zijn ofwel via de normale éénprocentsopdrachten verkregen ofwel beschikbaar gesteld via het Instituut Collectie Nederland of het Haags Gemeentemuseum. Er zijn dus geen extra aankopen gedaan. De huur is volgens de huidige berekeningen nog steeds overeenkomstig de schatting uit 2001. Aangezien de definitieve oplevering van het gebouw nog niet heeft plaatsgevonden, zal de definitieve huurprijs pas later bekend zijn.

De voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Buijs

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Cornielje

De griffier van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Van der Leeden


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Duivesteijn (PvdA), Hofstra (VVD), Buijs (CDA), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Van Gent (GroenLinks), Geluk (VVD), Veenendaal (VVD), Dijsselbloem (PvdA), ondervoorzitter, Snijder-Hazelhoff (VVD), Depla (PvdA), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van As (LPF), Van den Brink (LPF), Van Bochove (CDA), De Ruiter (SP), Duyvendak (GroenLinks), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Koopmans (CDA), Spies (CDA), Van Lith (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Timmer (PvdA), De Krom (VVD), Verdaas (PvdA), Kruijsen (PvdA) en Samsom (PvdA).

Plv. leden: Crone (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ormel (CDA), Halsema (GroenLinks), Luchtenveld (VVD), Oplaat (VVD), Boelhouwer (PvdA), Örgü (VVD), Dubbelboer (PvdA), Hessels (CDA), Kraneveldt (LPF), Varela (LPF), Ten Hoopen (CDA), Vergeer (SP), Vos (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Vietsch (CDA), Sterk (CDA), Haverkamp (CDA), Giskes (D66), Gerkens (SP), Verbeet (PvdA), Balemans (VVD), Waalkens (PvdA), Van Heteren (PvdA) en Wolfsen (PvdA).

XNoot
2

Samenstelling: Leden: Van Nieuwenhoven (PvdA), Van de Camp (CDA), Kalsbeek (PvdA), Cornielje (VVD), voorzitter, Lambrechts (D66), Hamer (PvdA), Azough (GroenLinks), Van Bommel (SP), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Blok (VVD), Balemans (VVD), Slob (ChristenUnie), Vergeer (SP), Tichelaar (PvdA), Joldersma (CDA), Jan de Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Eski (CDA), Eijsink (PvdA), Leerdam (PvdA), ondervoorzitter, Van Miltenburg (VVD), Kraneveldt (LPF), Hermans (LPF), Van Dam (PvdA) en Visser (VVD).

Plv. leden: Kruijsen (PvdA), Ferrier (CDA), Verbeet (PvdA), Rijpstra (VVD), Van der Laan (D66), Boelhouwer (PvdA), Halsema (GroenLinks), Kant (SP), Tonkens (GroenLinks), Van Oerle-van der Horst (CDA), Hirsi Ali (VVD), Örgü (VVD), Van der Vlies (SGP), Dijksma (PvdA), Hessels (CDA), Sterk (CDA), Atsma (CDA), Van Bochove (CDA), Van Hijum (CDA), Arib (PvdA), Stuurman (PvdA), De Krom (VVD), Varela (LPF), Nawijn (LPF), Adelmund (PvdA) en Aptroot (VVD).

Naar boven