nr. 128
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING
EN MILIEUBEHEER
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 juli 2004
In mijn brief van 18 mei jl. (29 200 XI, nr. 113) heb ik toegezegd
u te informeren over de beleidsmatige resultaten van de Tijdelijke Regeling
Energiepremies 2003 (EPR 2003). Met deze brief geef ik invulling aan de gedane
toezegging.
Bijgevoegd treft u een globaal overzicht aan van de resultaten van de
EPR 2003. Omdat nog niet alle premieaanvragen zijn verwerkt, zijn de resultaten
van de EPR 2003 geëxtrapoleerd op basis van een berekening van de werkvoorraad
van de energiebedrijven per 1 mei jongstleden. Daarnaast doorloopt op
dit moment een aantal zaken de bezwaar- en beroepprocedure. De uitkomst daarvan
kan ook nog van invloed zijn op het uiteindelijke resultaat van de EPR 2003.
Om u een goed beeld te geven van het resultaat van de EPR 2003 zet ik
de getallen af tegen de prognoses die ten grondslag lagen aan de EPR 2003.
De resultaten van de EPR 2003 dienen evenwel in het licht van de forse budgetoverschrijding
te worden beschouwd. Ik heb u al eerder aangegeven dat de kosteneffectiviteit
van de regeling vanuit de optiek van de rijksoverheid te wensen overlaat,
vooral ten aanzien van die onderdelen van de regeling waar sprake is geweest
van productstimulering.
Op grond van het overzicht constateer ik dat de EPR op een groot aantal
verschillende onderdelen een forse toename van het aantal premieaanvragen
laat zien. De toename is derhalve niet te verklaren uit een run op een van
de maatregelen.
Cijfermatige resultaten
Ten aanzien van de apparaten valt op dat het aantal premieaanvragen voor
koelkasten en wasmachines de prognose ver overschrijdt, terwijl het aantal
premieaanvragen voor wasdrogers beneden verwachting blijft.
Bij de bouwkundige maatregelen blijkt het aantal premieaanvragen voor bodemisolatie, dak- en vlieringsisolatie en HR++glas veel hoger dan
verwacht, terwijl de belangstelling voor toepassing van lage temperatuur verwarming
beduidend lager uitvalt dan geprognosticeerd.
Ten aanzien van de Energieprestatieadviezen (EPA) valt het grote aantal
premieaanvragen voor rijwoningen en woongebouwen op. Hieruit blijkt dat de
woningcorporaties goed op weg zijn om de afspraak uit het Nationaal Akkoord
Wonen 2001–2005 om in 2005 voor 30% van het sociale huurwoningbezit
een EPA te hebben laten uitbrengen, te realiseren.
Tot slot valt bij de duurzame energievoorzieningen de enorme toename van
het gerealiseerde vermogen aan zon-PV systemen en de onverwacht grote belangstelling
voor warmtepompboilers op. De toepassing van collectieve voorzieningen blijft
echter achter bij de prognose.
Beleidsmatige resultaten
Binnen het klimaatbeleid is de streefwaarde ten aanzien van het CO2-emissieniveau in de gebouwde omgeving vastgesteld op 29 Mton in 20101. De EPR draagt bij aan de realisatie van die doelstelling
omdat hierdoor energiesparing door huishoudens wordt gestimuleerd hetgeen
emissiereductie oplevert. Uit de evaluatie van het klimaatbeleid in de gebouwde
omgeving 1995–2002, die u op korte termijn zult ontvangen, blijkt dat
de EPR in de periode tussen 1999 en 2002 een CO2-reductie van ca.
0,2 Mton heeft bereikt. De effecten van de EPR 2003 worden op dit moment voorzichtig
geraamd op ca. 0,09 Mton (excl. duurzame energie). Dit betekent dat de emissiereductie
van de EPR 2003 fors hoger ligt dan op grond van de resultaten van de EPR
1999–2002 kon worden verwacht.
In de bovengenoemde nota Uitvoering Klimaatbeleid is de doelstelling opgenomen
om in de periode tot 2010 voor bijna 65% van de woningen van voor 1995 een
EPA te laten uitbrengen. De streefwaarde voor 2003 was daarbij becijferd op
316 000 EPA's. Uiteindelijk zijn er in 2003 ca. 480 000 EPA's uitgebracht,
waarmee de realisatie 33% hoger uitkomt dan de streefwaarde.
Het treffen van bouwkundige maatregelen, zoals het aanbrengen van isolatie
blijft, hoewel de prognose voor EPR 2003 werd overschreden, achter bij de
cijfers van EPR 2002. Dit kan verklaard worden door het inkorten van de lijst
van energiebesparende maatregelen die in aanmerking kwamen voor premie.
Ten aanzien van de realisatie van duurzame energievoorzieningen blijkt
dat de toename van het geïnstalleerd vermogen van zon-PV (ca. 23 Mw)
in de buurt komt van het in 2002 totaal in Nederland aanwezige energetisch
vermogen aan zon-PV (ca. 26 Mw).
Het bijgevoegde overzicht zal ik betrekken bij de reeds door mij aangekondigde
brief, die ik u voor de komende begrotingsbehandeling zal toesturen, waarin
ik mijn beleidsvoornemens ten aanzien van de toekomst van het klimaatbeleid
voor de gebouwde omgeving zal schetsen.
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer,
P. L. B. A. van Geel