29 200 XI
Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) voor het jaar 2004

nr. 107
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 7 mei 2004

De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de regering over het Ontwerp van een ministeriële regeling tot wijziging van de Regeling inzake milieukwaliteitseisen voor het Scheldebekken. (Vrom-04-133).

De staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat heeft deze vragen beantwoord, mede namens de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij brief van 29 april 2004.

Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Buijs

De adjunct-griffier van de commissie,

Van Halen

1

In welke mate speelt vervuiling door schepen een rol bij de Westerschelde?

Vervuiling veroorzaakt door scheepvaart met normoverschrijding speelt met name een rol bij TBT, een organotinverbinding die als antifouling wordt ingezet op zeeschepen. De verwachting is dat deze situatie zal verbeteren bij het inwerking treden van de wereldwijde Internationale Maritieme Organisatie conventie uit 2001 met betrekking tot een algemeen verbod op de toepassing van organotin-antifouling.

2

Zijn er in het verleden afspraken gemaakt tussen de Nederlandse overheden en de Belgische overheden over de waterkwaliteit van de Westerschelde? Zo ja, welke afspraken zijn dit?

Neen.

3

Welke stappen onderneemt België om de vervuiling van het oppervlaktewater van de Westerschelde tegen te gaan? Welke kwaliteitseisen stelt België en waarin verschillen deze eisen met de Nederlandse eisen?

België en haar gewesten zijn ook gehouden om alle Europese richtlijnen, waaronder ook de richtlijn 76/464/EEG na te leven. Wat de Belgische invulling daarvan betreft is voor de Westerschelde met name het programma van het Vlaams Gewest van belang: «Reductieprogramma ter uitvoering van artikel 7 van richtlijn 76/464/EEG (betreffende de verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen die in het aquatisch milieu van de Gemeenschap worden geloosd) – globaal document, VMM, januari 2001». Dit reductieprogramma bevat ontwerpnormen voor de oppervlaktewaterkwaliteit. Deze ontwerpnormen zijn intussen wettelijk vastgelegd en gepubliceerd in het Belgische Staatsblad van 30 maart 2001. Deze normen zijn vergelijkbaar met de Nederlandse normen (zie ook antwoord op vraag 9).

4

Welke afspraken bestaan er met de haven van Antwerpen over vervuiling?

De Nederlandse overheid heeft geen afspraken met de haven van Antwerpen gemaakt over vervuiling.

5

Kunt u aangeven waarom op pagina 4 wordt gesteld dat de Europese Richtlijn verplicht tot het opstellen van programma's ter vermindering van de verontreiniging, terwijl op pagina 9 aangegeven wordt dat er milieukwaliteitseisen zijn gesteld? Kunt u verduidelijken of het opstellen van programma's hetzelfde is als het opstellen van kwaliteitseisen? Houdt het opstellen van een programma niet meer in?

Het opstellen van programma's houdt in dat er naast het opstellen van kwaliteitseisen ook maatregelen worden opgesteld om die kwaliteitseisen te kunnen behalen.

6

Waarom wordt niet uitgegaan van de stoffen die meetbaar en aantoonbaar boven de milieukwaliteitseisen vallen?

De lijst van relevante stoffen bestaat uit stoffen die aantoonbaar voorkomen in de Westerschelde. Voor de meeste van deze heeft het bestaande beleid al geleid tot het voldoen aan de milieukwaliteitseisen. Voor een aantal stoffen waarvoor in de Westerschelde de milieukwaliteitseis wordt overschreden is geanalyseerd wat er nodig is om aan de eis te voldoen; in het algemeen betreft het de verdere implementatie van bestaand beleid. Hiermee geeft Nederland invulling aan de veroordeling op 10 mei 2001 door het Europese Hof van Justitie.

7

Welke problemen zijn er te onderscheiden bij de analysemethode van aanwezigheid van stoffen in oppervlaktewater?

Met name bij lage concentraties kunnen meerdere aspecten, bijvoorbeeld saliniteit of zwevende stof gehalte, al naar gelang de eigenschappen van de te meten stof, tot problemen bij de bepaling van de concentraties leiden.

8

Hoe verhoudt de lijst van relevante stoffen voor de Westerschelde zich tot de stoffen in het kader van de Kaderrichtlijn Water?

In totaal zijn acht van de voor de Schelde relevante verbindingen in de Ministeriële Regeling ter uitvoering van richtlijn 76/464/EEG als prioritair aangemerkt onder de Kaderrichtlijn Water.

9

Wat houdt het in, dat voor het stellen van eisen aansluiting is gezocht bij Duitsland en België? Heeft Nederland hun normen overgenomen, of is er rekening gehouden met het feit dat Nederland benedenstrooms gelegen is en dus alle verontreiniging vanuit Duitsland en België binnen krijgt?

Dat voor het stellen van eisen aansluiting is gezocht bij Duitsland en België houdt in, dat voor een aantal stoffen de Duitse of de Belgische norm is overgenomen. De afleiding van normen geschiedt op basis van toxicologische effecten.

10

Is het stellen van eisen het meest effectieve middel om verontreiniging tegen te gaan? Wie controleert er op het nakomen van de kwaliteitseisen en welke sancties staan erop?

Milieukwaliteitseisen zijn een belangrijke schakel in de aanpak van verontreiniging. Zij richten zich tot de bestuursorganen, die effectief gevolg moeten geven aan de eisen via het stellen van vergunningvoorschriften en dergelijke. De waterbeheerder bewaakt de waterkwaliteit en toetst of de kwaliteitseisen nagekomen worden. Provincie en rijk zien hier in de tweede lijn op toe. De waterkwaliteitseisen van de Ministeriële Regeling zijn in die regeling aangemerkt als richtwaarden. De betrokken bestuursorganen (de waterkwaliteitsbeheerders) moeten daarmee rekening houden bij het verlenen van lozingsvergunningen en andere relevante besluiten, bijvoorbeeld inzake waterbodemsanering. De milieukwaliteitseisen worden ook betrokken bij besluiten tot het vaststellen van algemene maatregelen van bestuur ex artikel 21 van de wet verontreiniging oppervlaktewateren met regels ten aanzien van lozingen die in de plaats komen van vergunningen (Lozingenbesluit).

11

Controleert de Europese Commissie ook op de naleving van de programma's en de kwaliteitseisen? Zo ja, wat houdt deze controle in?

Neen. De Lidstaten rapporteren de programma's en de kwaliteitseisen aan de Commissie. De voortgang wordt driejaarlijks gerapporteerd (rapportagerichtlijn 91/692/EEG).

12

De adviezen van de Commissie Integraal Waterbeheer hebben als basis gediend bij het opstellen van specifieke vergunningsvoorschriften voor de 54 relevante stoffen. Kunt u aangeven hoe deze adviezen tot stand zijn gekomen? Wie of welke partijen zijn bij dit proces betrokken geweest en hoe zijn de belangen afgewogen?

Ieder rapport van de Commissie Integraal Waterbeheer (CIW) werd opgesteld door een daarvoor ingestelde projectgroep. De leden van de projectgroep werden gekozen op basis van hun deskundigheid ten aanzien van de betreffende bedrijfstak. In de projectgroep waren zowel de vergunningverlenende overheden als de bedrijfstak zelf vertegenwoordigd, naast RIZA en eventueel andere deskundigen. Op basis van goed overleg tussen de partijen zijn de adviezen opgesteld, die vervolgens werden voorgelegd aan de werkgroep water en milieu. Dat was een van de vijf permanente werkgroepen van de CIW, waarin overheden, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties vertegenwoordigd waren. Zij beoordeelden het advies op hun technische inhoud en de consistentie met eerder uitgebrachte adviezen voor andere bedrijfstakken. Na goedkeuring door de werkgroep werd het rapport ter bestuurlijke beoordeling en vaststelling voorgelegd aan de Commissie zelf. Daarin waren waterschappen, provincies en gemeenten bestuurlijk vertegenwoordigd en het rijk op DG-niveau.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Duivesteijn (PvdA), Hofstra (VVD), Buijs (CDA), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Van Gent (GL), Geluk (VVD), Dijsselbloem (PvdA), ondervoorzitter, Snijder-Hazelhoff (VVD), Depla (PvdA), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van As (LPF), Van den Brink (LPF), Van Bochove (CDA), De Ruiter (SP), Duyvendak (GL), Huizinga-Heringa (CU), Koopmans (CDA), Spies (CDA), Van Lith (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Timmer (PvdA), De Krom (VVD), Verdaas (PvdA), Kruijsen (PvdA), Samsom (PvdA) en Veenendaal (VVD).

Plv. leden: Crone (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ormel (CDA), Halsema (GL), Luchtenveld (VVD), Boelhouwer (PvdA), Örgü (VVD), Dubbelboer (PvdA), Algra (CDA), Kraneveldt (LPF), Varela (LPF), Ten Hoopen (CDA), Vergeer (SP), Vos (GL), Van der Staaij (SGP), Vietsch (CDA), Sterk (CDA), Haverkamp (CDA), Giskes (D66), Gerkens (SP), Verbeet (PvdA), Balemans (VVD), Waalkens (PvdA), Van Heteren (PvdA), Wolfsen (PvdA) en Oplaat (VVD).

Naar boven