nr. 104
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 20 augustus 2004
De vaste commissie voor Defensie1 heeft een
aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretaris van Defensie de het milieujaarverslag
2003 van het ministerie van Defensie (brief Def 04-96).
De staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 20 augustus
2004.
Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie,
Albayrak
Adjunct-griffier van de commissie,
Kok
1 en 2
Is het realistisch, gezien de stijging met 0,3% (2002–2003)
van het gebruik van duurzame energie (ten opzichte van het energiegebruik
onroerende zaken), om ervan uit te gaan dat de doelstellingen omtrent het
gebruik van hernieuwbare energie (2002–2004: toename tot tenminste 50%)
gehaald worden (antwoord op vraag 5 over de Defensie Milieubeleidsnota 2004,
d.d. 24 maart 2004)? (blz. 13)
Is het realistisch, gezien de stijging met 0,3% (2002–2003)
van het gebruik van duurzame energie (ten opzichte van het energiegebruik
onroerende zaken), om ervan uit te gaan dat de doelstelling «75 procent
inkoop van «groene stroom» in 2008» gehaald wordt (antwoord
op vraag 7 over de Defensie Milieubeleidsnota 2004, zie 29 200 X, nr.
69, blz.3 )? (blz. 13)
In 2001 heeft Defensie een tweejarig contract afgesloten voor de inkoop
van elektriciteit uit hernieuwbare bronnen. In de jaren 2002 en 2003 is conform
dit contract voor 20% van het totale elektriciteitsverbruik van Defensie elektriciteit
uit hernieuwbare bronnen ingekocht. De geringe stijging van het percentage
duurzame energie wordt verklaard uit enige toename van eigen opwekking.
Voor het jaar 2004 is inmiddels contractueel vastgelegd dat 50% van de
door Defensie ingekochte elektriciteit duurzaam wordt opgewekt.
De doelstelling van 75% in 2008 lijkt op dit moment nog steeds realistisch.
Er zijn geen tekenen van schaarste of prijsopdrijving van duurzaam opgewekte
elektriciteit op de markt.
3
Betekent de aparte vermelding van «duurzam e
energie (ten opzichte van energiegebruik onroerende zaken)» dat het
percentage van het totale energieverbruik lager ligt dan 4%? Hoe hoog is het
percentage duurzame energie als percentage van het totale energiegebruik?
(blz. 14)
Het totaal energieverbruik van Defensie is onderverdeeld in het energieverbruik
van de roerende zaken en het energieverbruik van de onroerende zaken. Energieverbruik
van roerende zaken bestaat voornamelijk uit brandstofverbruik van voertuigen,
schepen en vliegtuigen. In 2003 is de verhouding van het energieverbruik van
de roerende zaken en de onroerende zaken 55% respectievelijk 45% van het totale
energieverbruik. Dit betekent dat het percentage duurzame energie gerelateerd
aan het totale energieverbruik ongeveer 2% is.
4
Is er volgens Defensie een verschil tussen hernieuwbare
energie en duurzame energie en kan de regering aangeven op welke van bovenstaande
twee termen de door Defensie gehanteerde term «groene stroom»
van toepassing is? (blz. 14)
In het Nederlandse beleid staat duurzame energie voor elektriciteit, warmte
of brandstof uit hernieuwbare bronnen. De herkomst ervan is onuitputtelijk
(bijvoorbeeld wind) of relatief snel vervangbaar (bijvoorbeeld biomassa).
In de Europese Richtlijn voor duurzame elektriciteit (Richtlijn 2001/77/EG
d.d. 27 september 2001) staan als hernieuwbare bronnen wind, zon, aardwarmte,
golfenergie, getijdenenergie, waterkracht, biomassa, stortgas, rioolwaterzuiveringsgas
en biogas vernoemd. De laatste vier vallen in Nederland alle onder energie
uit biomassa.
Defensie verbruikt elektriciteit uit hernieuwbare bronnen. Dit staat ook
bekend onder de naam «groene stroom».
XNoot
1Samenstelling:
Leden: De Vries (PvdA), Bakker (D66), Koenders (PvdA), Van Beek (VVD),
Karimi (GL), Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP), Albayrak (PvdA), voorzitter,
Wilders (VVD), Balemans (VVD), Van Baalen (VVD), Snijder-Hazelhoff (VVD),
Van Winsen (CDA), Van den Brink (LPF), Mastwijk (CDA), Herben (LPF), ondervoorzitter,
Duyvendak (GL), Kortenhorst (CDA), Huizinga-Heringa (CU), Van Velzen (SP),
Algra (CDA), Haverkamp (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Straub (PvdA),
Blom (PvdA), Eijsink (PvdA) en Brinkel (CDA).
Plv. leden: Van Dam (PvdA), Lambrechts (D66), Waalkens (PvdA), Cornielje
(VVD), Halsema (GL), Fierens (PvdA), De Ruiter (SP), Adelmund (PvdA), Veenendaal
(VVD), Van Miltenburg (VVD), Visser (VVD), Oplaat (VVD), De Haan (CDA), Nawijn
(LPF), Smilde (CDA), Hermans (LPF), Vendrik (GL), Bruls (CDA), Van der Staaij
(SGP), De Wit (SP), De Vries (CDA), Ormel (CDA), Ferrier (CDA), Van Heemst
(PvdA), Tichelaar (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA) en Van Dijk (CDA).