29 200 VII
Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2004

nr. 61
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 juli 2004

Mede namens mijn ambtgenoot van Defensie geef ik u hierbij een overzicht van de verschillende voorstellen tot wijziging van de wetgeving met betrekking tot de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, dat wil zeggen de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 (WIV 2002) en de Wet veiligheidsonderzoeken1, die momenteel in voorbereiding zijn. Een aantal van deze voorstellen komt voort uit de ervaringen die sinds de inwerkingtreding van de WIV 2002 zijn opgedaan met het nieuwe wettelijke regime. De aanslagen in Madrid zijn aanleiding geweest te komen tot een aanvulling van en nadere prioritering binnen deze voorstellen, ook in het licht van de in de brief aan de Kamer (Kamerstukken II, 2003/04, 27 925, nr. 123) aangekondigde maatregelen. Al langer in voorbereiding is de wijziging van de WIV 2002 als onderdeel van de invoering van het nieuwe stelsel van bewaken en beveiligen.

Het geheel aan voorstellen overziende komen wij tot de volgende afzonderlijke wetgevingstrajecten, met daarbij een indicatie van de stand van de voorbereiding.

1. Bewaken en beveiligen

In de nota Nieuw stelsel bewaken en beveiligen (Kamerstukken II 2002/2003, 28 974, nr. 2) worden verschillende wijzigingen van de regelgeving aangekondigd die voortvloeien uit het nieuwe stelsel en die thans in onderlinge afstemming worden voorbereid. Over de stand van zaken bij de invoering van dit stelsel berichtte ik u, mede namens de minister van Justitie, bij brief van 29 april 2004 (Kamerstukken II 2003/04, 28 374, nr. 26). De hier bedoelde wijziging van de WIV 2002 in verband met het nieuwe stelsel van bewaken en beveiligen is nodig om de AIVD en de MIVD in staat te stellen de specifieke taken die hen in dit stelsel zijn toebedeeld volledig te kunnen verrichten zodat de met het stelsel beoogde risicobenadering in volle omvang kan worden geëffectueerd. We verwachten dat het betreffende wetsvoorstel in september voor advies naar de Raad van State kan worden gezonden.

2. Post-Madrid maatregelen

De voornemens in de brief aan de Kamer naar aanleiding van de aanslagen in Madrid kunnen wij thans wat betreft de wijziging van de WIV 2002 als volgt concretiseren en aanvullen:

• Zoals in de brief gemeld is de inzet voor alles gericht op het zo vroeg mogelijk identificeren van de voorbereiding van mogelijke terroristische acties en de daders daarvan. Nieuwe vormen van geautomatiseerde data-analyse worden daarvoor ingezet, zoals het zoeken aan de hand van profielen en het opsporen van bepaalde patronen met behulp van data-mining. Daartoe moeten grote bestanden met persoonsgegevens van niet-verdachte personen doorzocht worden, hetgeen op gespannen voet kan komen met de thans geldende wettekst waarin het verwerken van persoonsgegevens door AIVD en MIVD strak is gereglementeerd. De wet zal dan ook op dit punt meer armslag moeten bieden.

• Als derden op verzoek aan de AIVD of de MIVD gegevens verstrekken en deze gegevens langs geautomatiseerde wijze ter beschikking gesteld kunnen worden, dient dit indien nodig ook te kunnen geschieden in de vorm van het verlenen rechtstreekse toegang totbestanden aan deze diensten. Zeker waar het gaat om overheidsorganen dient de informatieverstrekking aan de diensten bovendien niet zoals thans alleen op vrijwillige basis mogelijk te zijn, maar zal er onder voorwaarden ook een verplichting opgelegd moeten kunnen worden om de diensten de noodzakelijke informatie of de rechtstreekse toegang daartoe te verschaffen. De mogelijkheid van rechtstreekse toegang van AIVD (en mogelijk ook de MIVD) tot politiebestanden en de daaraan te stellen voorwaarden zullen geregeld worden in de nieuwe Wet politiegegevens die eind 2004 bij de Tweede Kamer zal worden ingediend.

• De thans zeer beperkte mogelijkheden om vanuit de diensten zelf de voorbereiding van terroristische aanslagen daadwerkelijk te verstoren (anders dan door het verstrekken van informatie aan tot ingrijpen bevoegde autoriteiten) zullen worden verruimd. Momenteel kan een dergelijk daadwerkelijk optreden uitsluitend plaatsvinden door middel van agenten die door de diensten worden ingezet en niet door de diensten zelf.

• Vooral voor de MIVD is het van belang dat de diensten zich voor technische ondersteuning niet alleen tot de KLPD kunnen wenden, zoals nu is geregeld, maar ook tot de Koninklijke Marechaussee.

• De procedurele voorschriften voor de inzet van de bijzondere bevoegdheden van de diensten blijken in bepaalde gevallen onnodig belastend te zijn. Zonder afbreuk te doen aan de noodzakelijke afweging die aan elke inzet vooraf dient te gaan, kunnen door een stroomlijning van de procedures onnodige belemmeringen weggenomen worden. Zo moet de toestemming van de betrokken minister voor de inzet van agenten thans elke drie maanden opnieuw gevraagd worden, terwijl uit de praktijk blijkt dat een dergelijke operatie, zeker in de context van terroristische netwerken, vrijwel altijd gedurende een langere periode wordt voortgezet. Het verlengen van de periode dat de toestemming geldig is zou dan ook een aanzienlijke besparing van de administratieve belasting betekenen, zonder dat de zorgvuldigheid van de besluitvorming daaronder te lijden heeft. Een ander voorbeeld betreft de gewenste aanpassing van het thans geldende systeem voor het verlenen van toestemming voor het binnentreden in een woning en de daartoe benodigde machtiging zodanig dat het ingaan van de periode van drie dagen dat die machtiging geldig is makkelijker kan worden aangepast aan de actuele situatie van de betreffende woning (aanwezigheid bewoner etc.). Ook hier kan het iets anders inrichten van de wettelijke procedure tot aanzienlijke efficiencywinst leiden.

Naar verwachting zal de ambtelijke uitwerking en voorbereiding van deze voorstellen deze zomer kunnen worden afgerond, zodat het resulterende wetsvoorstel dit najaar naar de Raad van State kan worden gezonden.

3. NSO

Hoewel de Nationale SIGINT (= verbindingsinlichtingen) Organisatie (NSO) die facilitair werkt voor AIVD en MIVD voorlopig wordt gerealiseerd als onderdeel van de MIVD (Kamerstukken II 2003/04, 27 925, nr. 102) is het de bedoeling op termijn deze dienst te verzelfstandigen en daartoe als derde dienst naast AIVD en MIVD op te nemen in de WIV 2002. Het gaat hier om een grote en complexe wijziging, mede omdat tevens de bepalingen en bevoegdheden van WIV 2002 met betrekking tot verbindingsinlichtingen kritisch tegen het licht zullen worden gehouden. Verwacht wordt dat dit wetsvoorstel eind van dit jaar aan de ministerraad kan worden aangeboden.

4. Toets Wet veiligheidsonderzoeken

De uitvoerbaarheid van de Wet veiligheidsonderzoeken (WVO) is onlangs door AIVD en MIVD getoetst. Deze zomer zullen de Kamers de rapportage over deze toets ontvangen. Deze rapportage bevat naar verwachting onder meer voorstellen om de tekst van de WVO te verduidelijken en meer in overeenstemming met de praktijk te brengen. Na de parlementaire behandeling van deze rapportage kunnen deze voorstellen, mogelijk aangepast op basis van de reacties, een eigen wetgevingstraject volgen.

5. Voorstellen na ommekomst commissie bestuurlijke evaluatie

Zoals bekend worden de wettelijke taken, verantwoordelijkheden, bevoegdheden en middelen van de AIVD momenteel onderzocht door de commissie bestuurlijke evaluatie (Kamerstukken II, 2003/04, 29 200 VII, nr. 46). Wij gaan ervan uit dat het voorstel de WIV 2002 in die zin te wijzigen dat de AIVD een onderzoek kan instellen naar toekomstige leden van het Koninklijk Huis (Kamerstukken II 2003/04, 29 241, nr. 5, blz. 30), in ieder geval door de commissie bestuurlijke evaluatie zal worden beoordeeld. Andere voorstellen tot wetswijziging, die niet vallen onder één van de voorgaande trajecten, zullen pas in procedure worden gebracht nadat deze commissie heeft gerapporteerd, naar verwachting dit najaar. Dit heeft als voordeel dat deze voorstellen in samenhang met de uitkomsten van de bestuurlijke evaluatie kunnen worden beoordeeld en zo nodig daarop afgestemd. Vervolgens kunnen deze voorstellen samen met de voorstellen waartoe de bestuurlijke evaluatie mogelijk aanleiding geeft in één wetsvoorstel worden opgenomen, dat vermoedelijk eind 2004 in de ministerraad behandeld zal kunnen worden.

Op dit moment verwachten wij in dit traject de volgende voorstellen onder te brengen:

• De minister van Buitenlandse Zaken wordt toegevoegd aan degenen die participeren in de besluitvorming over de opdrachtverlening aan AIVD en MIVD in het kader van hun inlichtingentaak buitenland.

• De regeling van de reisbeperkingen voor de ambtenaren van de diensten, die in zijn huidige vorm nog stamt uit de tijd van de Koude Oorlog, gaat uit van een statische situatie waarin precies kan worden aangegeven voor welke landen een voor alle betrokken ambtenaren geldend reisverbod dient te bestaan. Het is de vraag of die regeling nog wel past in de huidige situatie en of er niet veel meer zou moeten worden uitgegaan van een regeling zoals artikel 125a Ambtenarenwet, waarin grondrechten (i.c. inzake meningsuiting, vereniging, vergadering en betoging) worden beperkt voor zover de uitoefening van deze rechten in de weg staat aan een goede functievervulling.

• De WIV 2002 wijst ambtenaren aan die verplicht zijn informatie die zij tegen komen en die voor de diensten van belang kan zijn eigener beweging te melden. Hierbij worden onder meer genoemd de ambtenaren van de rijksbelastingdienst, bevoegd inzake de douane. Er is geen reden die beperking tot de douane te handhaven. Alle ambtenaren van de rijksbelastingdienst worden dan meldingsplichtig. De wenselijkheid van verdere uitbreiding van deze meldingsplicht tot andere overheidsdiensten wordt nagegaan.

• De bestaande mogelijkheid voor de diensten zich voor technische ondersteuning tot de KLPD te wenden, en, zoals voorgesteld onder 2., tot de Kmar, zou verder verruimd kunnen worden, waarbij wordt gedacht aan opsporingsinstanties zoals de FIOD.

• De benoemingsprocedure voor leden van de commissie van toezicht zou enigszins vereenvoudigd kunnen worden.

• Bij de opsomming in de wet van besluiten waarop de Algemene Wet Bestuursrecht niet van toepassing is dient ook te worden opgenomen het besluit waarbij ministers een ambtenaar al dan niet ontheffen van zijn geheimhoudingsplicht in verband met een rechtszaak.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remke


XNoot
1

De wijzigingen van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering, bijvoorbeeld in verband met terroristische misdrijven of in verband met het gebruik van AIVD informatie in het strafproces, blijven hier buiten beschouwing.

Naar boven