Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 29200-VII nr. 55 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 29200-VII nr. 55 |
Vastgesteld 14 mei 2004
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1, de vaste commissie voor Justitie1 en de vaste commissie voor Defensie1 hebben op 15 april 2004 overleg gevoerd met minister Remkes van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en minister Donner van Justitie, over:
– de brief van de minister van BZK d.d. 2 december 2003 met de NPB-analyse «blauw op straat» (29 200 VII, nr. 37);
– de brief van de minister van BZK d.d. 5 december 2003 met de kwetsbaarheidsanalyse tapkamers (29 200-VII, nr. 39);
– de brief van de minister van BZK d.d. 10 december 2003 over de prestatiekosten politie over 2002 (28 824, nr. 8);
– de brief van de ministers van BZK en van Justitie d.d. 11 december 2003 over het basispakket aangiftevoorzieningen (27 834, nr. 31);
– de brief van de minister van BZK d.d. 24 december 2003 over de urgente aanpak veiligheid (28 684, nr. 21);
– de brief van de minister van BZK d.d. 12 januari 2004 over het onderzoek naar de stand van zaken van de implementatie van het Referentiekader CCB 2002 van de Nederlandse politie (BZK-04–34);
– de brief van de minister van Justitie d.d. 22 december 2003 inzake het WODC-rapport «Het ophelderingspercentage nader beschouwd» (JUST-031 290);
– de brief van de ministers van BZK en van Justitie d.d. 28 januari 2004 met het kabinetsstandpunt naar aanleiding van het IBO-onderzoek administratieve lasten bij de politie (Minder regels, meer blauw) (29 408, nr. 1);
– de brief van de minister van BZK en de staatssecretaris van Defensie d.d. 30 maart 2004 inzake overgang van defensiepersoneel naar de politie (29 200-VII-X, nr. 40).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissies
De heer Algra (CDA) legt het accent op de politiesterkte en op de efficiënte inzet van politiemensen. De CDA-fractie gaat ervan uit dat de minister er alles aan doet om te zorgen voor voldoende goed toegeruste politiemensen en heeft veel waardering voor degenen die het werk op straat moeten doen. Het is toe te juichen dat bij het aantrekken van personeel gebruik wordt gemaakt van de afslankingen bij defensie. Kloppen de berichten dat betrokkenen meer moeite hebben met het selectieproces dan voorzien?
Ondanks de extra instroom van 250 ex-militairen zijn er nog steeds grote zorgen over de groei van de politiesterkte. Op deze zorg, die al vele malen eerder is geuit, is tot nu toe niet adequaat gereageerd door het kabinet. In de brief van mei vorig jaar gaf de minister aan dat er 2200 mensen jaarlijks moeten instromen om het doel van 4000 extra agenten in 2010 te halen. Vorig jaar is dit aantal bij lange na niet gehaald. De prognoses voor dit jaar geven eenzelfde beeld. Zijn er al cijfers over dit jaar bekend? Wordt de doelstelling in 2010 gehaald?
De politie moet goed opgeleid en goed toegerust zijn. De agenten moeten efficiënt worden ingezet, waarbij er invulling wordt gegeven aan meer blauw op straat. Eind november vorig jaar verschenen berichten in de media dat er te weinig agenten op straat dienst deden. De aantallen die in dat kader werden genoemd, waren aanzienlijk lager dan de cijfers die de minister heeft verstrekt.
Het streven naar verlichting van de administratieve lasten bij de politie verdient steun. Niet minder dan 1280 fte's zijn nodig voor minder dringende administratieve handelingen. De afspraken over een versterkte inzet van eenmanssurveillance en het vaker verrichten van werkzaamheden in uniform dienen onverkort nagekomen te worden. Op deze onderdelen moet het uitgangspunt «ja, tenzij» worden gehanteerd. Welke concrete resultaten hebben de maatregelen op rijksniveau ter bevordering van de doelmatigheid opgeleverd?
Tijdens het AO over ICT bij de politie heeft de minister aangegeven dat er inmiddels overeenstemming is met alle korpsen over de verdeling personeel-materieel. Van deze packagedeal hangt zeer veel af, zoals de sterktegroei, de voortgang van automatisering en de implementatie van C2000. In de media zijn er echter berichten verschenen dat die overeenstemming er toch niet is, met name in Noord-Holland-noord. Zijn de handtekeningen inmiddels gezet?
Het aftappen van telefoons is op dit moment een van de belangrijkste opsporingsmiddelen. Dit moet dan ook technisch goed in orde zijn. De centralisatie van tapkamers moet niet alleen organisatorisch gewogen worden, maar vooral ook technisch. Hoe zijn de tapkamers in het buitenland georganiseerd? Is de informatie die via tapkamers binnenkomt betrouwbaar? Is met 100% zekerheid vast te stellen waar een bepaald gesprek gevoerd is? Wordt gebruikgemaakt van alle technische mogelijkheden? De tapkamers moeten technisch zo geavanceerd mogelijk zijn, maar moeten tegelijkertijd betaalbaar blijven. Zijn de keuzes financieel verantwoord? Bij de laatste aanbesteding is de enige Nederlandse aanbieder – die naar eigen zeggen de goedkoopste was -niet aan bod gekomen. Hierover is een kort geding aangespannen dat is gewonnen door de opdrachtgever. Heeft dit nog consequenties?
In 2002 kon de minister eindelijk overgaan tot een vorm van prestatiebekostiging. Nogal wat korpsen bleken echter verbaasd of ontevreden over de uitkomsten van die bekostiging. Zijn hiervoor andere oorzaken dan de teleurstelling over het eigen presteren?
De heer Straub (PvdA) maakt zich zorgen over de leeftijdsopbouw bij de politie. In dit bedrijf waar mensen volcontinu worden ingezet, is meer dan 50% van de medewerkers ouder dan 40 jaar. Een agent van 58 jaar moet aan dezelfde eisen voldoen als een agent van 20 jaar. Voor de schietvaardigheid zal leeftijd weinig verschil maken, maar dit ligt anders bij de aanhoudings- en zelfverdedigingstechnieken. Het is jammer dat hier onvoldoende op geanticipeerd wordt. Is er niet te veel aandacht voor de aantallen en te weinig voor de kwaliteit? De kwaliteitsaspecten zijn bijvoorbeeld niet terug te vinden in de prestatiecontracten. Ook daarin ligt de nadruk op aantallen. Desgevraagd deelt de heer Straub mee dat de PvdA-fractie de doelstelling van 4000 agenten extra in 2010 niet loslaat.
Er blijken problemen met de vervolgopleidingen. Als een surveillant door wil stromen naar de politie vraagt dat een vorm van permanente educatie die voor rekening van de interne organisatie komt. Het gevaar bestaat dat korpsen alleen uit kostenoverwegingen surveillanten niet meer laten doorstromen.
Bij de tapkamers heeft men nog steeds onvoldoende oog voor informatiebeveiliging. Er is niet zozeer behoefte aan allerlei infrastructurele maatregelen als wel aan een cultuuromslag. In de prestatiecontracten moet er op dit punt ook sprake zijn van kwaliteitseisen. Zijn de systemen van de tapkamers volledig betrouwbaar? Is voldoende transparant gedefinieerd waaraan een dergelijk systeem dient te voldoen? Hoe wordt vastgesteld of iemand terecht wordt afgeluisterd? Hoe staat het met de geheimhouding?
Bij de prestatiebekostiging wordt de norm gehanteerd dat een korps voor 50% de gewenste verbeteringen moet hebben doorgevoerd. Waar komt die norm vandaan? Uit de accountantsrapporten, die al jaren worden bijgevoegd, kan niet altijd de betrouwbaarheid van de cijfers kan worden afgeleid. Was dat altijd al het geval? Moet voor korpsen die vroegtijdig verbeteringen hebben ingezet wellicht een ander ijkjaar worden gekozen?
Waarom zijn bij het basispakket aangiftevoorzieningen niet alle aanbevelingen overgenomen? Hoe vaak komt het voor dat overheidsinstanties niet weten welke instrumenten ingezet kunnen worden? Het wordt tijd om de korpsen duidelijk te maken welke mogelijkheden andere overheidsdiensten hebben, zoals de Belastingdienst. Welke maatregelen worden genomen om de cijfers van het CBS en van de HKS (herkenningssysteem politie) vergelijkbaar te maken?
Het is begrijpelijk dat er wordt gezocht naar vermindering van de administratieve lasten bij de politie. In hoeverre is hierbij sprake van wishful thinking? Het lijkt erop dat sommige doelen te optimistisch zijn geformuleerd. Taken kunnen pas bij de politie worden weggehaald als is gewaarborgd dat zij door andere instanties zijn overgenomen. Er wordt overwogen om het opstellen van rapporten bij aanrijdingen over te hevelen naar een particuliere instantie. Over dit onderdeel van het politiewerk is de bevolking echter heel goed te spreken. Tellen dergelijk overwegingen mee?
Uit ervaring weet de heer Straub dat militairen goed kunnen instromen bij de politie. Betrokkenen krijgen vaak inkomenssuppletie. De vergoeding voor onregelmatige diensten en dergelijke wordt op deze suppletie wordt gekort. Het eerste jaar neemt men dit op de koop toe, maar daarna leidt dit tot onvrede.
De heer Eerdmans (LPF) stelt de discussie over de sterkte van de politie centraal. Het valt op dat de tellingen NPB (Nederlandse Politie Bond) uitwijzen dat er effectief slechts 13 000 agenten op straat werken. Een groot verschil is dat de bond agenten in burger niet meetelt en de minister wel. De heer Eerdmans is van mening dat alleen politiemensen die als zodanig herkenbaar zijn, kunnen worden aangemerkt als blauw op straat. Agenten die niet door de schietvaardigheidstest komen, zouden ook niet meegeteld moeten worden. Er bestaat al jarenlang onduidelijkheid over het aantal agenten dat effectief ingezet wordt. Het is nu tijd om een onafhankelijk instituut zoals de Algemene Rekenkamer in te schakelen, opdat de discussies over de werkelijke inzet kunnen worden afgesloten.
De bureaucratie is vooral een gevolg van een verkeerde mentaliteit. De politiek is wantrouwend ten opzichte van de politieorganisatie en vaardigt voor elk detail regels uit. In de praktijk blijken betrokkenen hierdoor in hun werk belemmerd te worden. De politie heeft meer lucht nodig om goed te functioneren. Zo mag degene die het strafrechtelijk onderzoek start, geen DNA bij de verdachte afnemen. Een agent die pepperspray heeft gebruikt moet zich op maar liefst vier verschillende formulieren verantwoorden. Voordat een agent «opstapt» in een dienstauto, moet hij eerst een uitgebreide checklist afwerken. De helft van de capaciteit van de politie houdt zich bezig met interne rapportages. Politiemensen moeten per kwartier hun werkzaamheden op een formulier verantwoorden. Het is dan ook niet verwonderlijk dat een agent in Nederland slechts 2 uur per dag gedurende zijn dienst op straat is. In Duitsland is dit bijvoorbeeld 8 uur per dag. De fractie van de LPF is enthousiast over de nota Minder regels, meer blauw. Door het invoeren van de elektronische aangifte en de elektronische handtekening op een proces-verbaal, kan veel tijd worden bespaard.
De politie blijkt steeds meer een vergaarbak te worden voor maatschappelijke problemen. Een onderzoek uit 1999 in Rotterdam laat zien dat de politie een soort kop van jut is geworden. Zij wordt overal bij betrokken. In de grote steden heeft men in toenemende mate te maken met overlastveroorzakende psychiatrische patiënten, die vaak in politiecellen terechtkomen. Kunnen zij niet worden overgedragen aan de GGZ?
Er wordt veel tijdwinst geboekt als de politie niet langer wordt ingeschakeld bij autoschades. Is de minister bereid om het Wetboek van Strafrecht daartoe aan te passen? De politie moet zich meer kunnen concentreren op haar kerntaken, zoals handhaving van de openbare orde en boeven vangen. Het IBO (interdepartementaal beleidsonderzoek)-rapport laat het topje van de ijsberg zien. Er zijn nu 23 regelingen doorgelicht, maar er komen zeker nog 600 regelingen voor nadere bestudering in aanmerking. Alleen de aanbevelingen van de IBO-werkgroep leveren al bijna 300 fte's op. Dit is zeker een goed begin.
De Tweede Kamer dient zichzelf een spiegel voor te houden. Veel wetten en regelingen vergroten de druk op de politie. Inmiddels is bij de belastingwetgeving een toets op administratieve lastendruk ingevoerd. De gemeente Rotterdam kent een bureaucratietoets voor elk voorstel. Kan naar analogie hiervan elk politiegerelateerd voorstel worden voorzien van een bureaucratietoets?
De cijfers van het aantal opgehelderde zaken vertonen een schommelend beeld. In hoeverre moet hier waarde aan worden gehecht? Is de minister bereid om zijn lot te verbinden aan een bepaalde stijging van het ophelderingspercentage gedurende deze kabinetsperiode?
De heer Cornielje (VVD) verwijst naar de kop in de Staatscourant waarin staat dat bij veiligheid de aanval de beste verdediging is. In het desbetreffende artikel wordt uitgelegd dat de criminaliteit in Haarlem het afgelopen jaar weliswaar met 13% is afgenomen, maar dat de inwoners zich even onveilig bleven voelen.
De VVD-fractie wenst vast te houden aan de gemaakte afspraken over de definitie van blauw op straat. Ook aan de kwantitatieve doelstelling van 4000 agenten extra in 2010 mag niet gemorreld worden, want die maakt deel uit van de ketenaanpak uit het veiligheidsplan. De opmerkingen van de korpschef van Noord-Holland-noord wekken bevreemding. Wat vindt de korpsbeheerder daarvan? De Kamer zou niet moeten reageren op uitingen van korpschefs, want daar gaat zij niet over.
De prestatiebekostiging is recent ingevoerd. De vraag is of de informatielast opweegt tegen de winst die wordt geboekt. Ervaren de korpsen het systeem als rechtvaardig? Is er aanleiding voor een nadere aanpassing ervan?
De heer Cornielje gaat ervan uit dat een tapkamer een gesloten ruimte is en dat er geen connecties zijn met bijvoorbeeld het buitenland. Het toezicht moet afdoende zijn, opdat er geen belangrijke informatie weg kan lekken. Het is ongewenst dat onderhoud vanuit het buitenland wordt gepleegd.
Beide ministers verdienen een compliment voor het uitvoeren van de «aangiftemotie». Dat loopt op alle punten goed, op het aangiftevolgsysteem na. Er wordt nu weer een onderzoek op dat punt aangekondigd. Het is belangrijk dat dit snel ingevoerd kan worden. Een dergelijk systeem is op zichzelf al nuttig en het kan dienen als hefboom om alle ketenpartners op dezelfde wijze te laten werken.
De VVD-fractie is het eens met de uitbreiding van de urgente aanpak met thematische urgentiegebieden. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid beraadt zich al geruime tijd op een aanpak van de uitzendbureaus die illegalen in het Westland te werk stellen. Kunnen de bewindslieden via de staatssecretaris van Sociale Zaken de Kamer laten weten op welke wijze dit probleem zal worden opgelost?
Het is goed dat niet langer het Rijk, maar de gemeenten beslissen over de urgente aanpak van de veiligheid. Hoe verhoudt zich dit tot de bevoegdheid van de korpsbeheerder? Als de burgemeester en de korpsbeheerder hierover van mening verschillen, kan dit tot problemen leiden. Ook de opvatting van de officier van justitie is in dit verband van belang. Hoe wordt dit binnen de politieregio's vorm gegeven? Heeft de minister hierin nog een rol als er conflicten ontstaan?
De VVD-fractie is bereid om mee te werken aan het verlenen van doorzettingsmacht. Bij voorkeur moet dit via generieke wetgeving gebeuren ter voorkoming van een waterbedeffect. De problemen mogen zich niet verplaatsen naar gemeenten waar men geen extra maatregelen kan nemen.
Vermindering van de regeldruk is een van de hoofddoelstellingen van het kabinet. Het IBO-rapport biedt interessante mogelijkheden. Een digitaal dossier moet anno 2004 geen punt van discussie meer zijn. Het aangiftevolgsysteem moet zo snel mogelijk worden ingevoerd. De minister kiest bij het terugdringen van regels voor een thematische aanpak. Kan een aantal thema's nader uitgewerkt worden, zodat duidelijk wordt om welke wetgeving het gaat en of de doelmatigheidsverbetering van 5% gehaald wordt? Kan de Kamer in het kader van de begroting en het VBTB-proces de voortgangscijfers ter zake krijgen?
De heer Cornielje verbaast zich erover dat men zich afvraagt of er wel voldoende boventallig defensiepersoneel beschikbaar is om in te stromen bij de politie. In principe zouden alle betrokkenen daarvoor beschikbaar moeten zijn. Daarnaast zijn er vragen over de bereidheid van de korpsen om deze mensen op te nemen. Dat is vreemd, want men zou blij moeten zijn met gekwalificeerde medewerkers. Het voormalige defensiepersoneel kan een bijdrage leveren aan de nieuwe taak bewaken en beveiligen.
Tot slot maakt de heer Cornielje burgemeester Leers van Maastricht een compliment voor zijn moedige optreden.
De heer De Wit (SP) acht het verschil tussen de cijfers van de minister en van de NPB inzake de effectieve inzet van politiemensen op straat te groot, te weten 36 000 versus 13 000, als gevolg van het hanteren van verschillende definities. Kunnen beide systemen in elkaar geschoven worden? Kunnen ze wellicht naast elkaar gebruikt worden? De cijfers van de NPB over het ziekteverzuim zijn overigens verontrustend.
Er zijn goede initiatieven om gemakkelijker aangifte te doen. Toch blijft er nog de nodige twijfel bij het publiek omdat niet elke aangifte wordt opgenomen, zoals aangiften van oplichting. Hoeveel effect heeft de verruiming van de mogelijkheden tot aangifte? In hoeveel gevallen wordt er actie op een aangifte ondernomen? Het ophelderingspercentage in Nederland is nog steeds laag. 15 van de 26 korpsen krijgen als gevolg van het onvoldoende presteren niet het volledige budget. Heeft dit niet tot gevolg dat zo'n korps het volgende jaar zeker niet aan zijn prestatiecontract zal kunnen voldoen? Dit systeem leidt in ieder geval tot een toename van de administratieve lasten. Volgens het APB-blad leiden de prestatiecontracten ertoe dat men de gemakkelijke zaken eerst afhandelt en de rest laat liggen. Hoogleraar Buruma is van mening dat deze contracten leiden tot flutzaken.
Het rapport van PriceWaterhouseCoopers over de tapkamers liegt er niet om. Het lijkt mogelijk te zijn dat er misbruik van het systeem wordt gemaakt. De minister schrijft dat er geen misbruik is aangetoond, maar PWC stelt dat dit ook niet is onderzocht. Er is nogal wat kritiek op het gehanteerde systeem. De capaciteit zou onvoldoende zijn, men zou niet overweg kunnen met de encryptiemethoden van KPN en het buitenlandse installatiebedrijf heeft op afstand toegang tot het systeem. Garandeert de minister dat het uitgesloten is dat er gegevens in verkeerde handen komen? Is het wel verstandig om een centraal systeem in te stellen? Moet niet eerst op lokaal niveau worden uitgesloten dat er dingen fout gaan? Klopt het dat het landelijke systeem door hetzelfde buitenlandse bedrijf wordt geïnstalleerd dat nu de plaatselijke tapkamers heeft opgezet? Zijn de aanbevelingen van PWC met dat bedrijf besproken? Is er controle op het aanbrengen van de noodzakelijke verbeteringen?
Mevrouw Vos (GroenLinks) wijst erop dat politiekorpsen steeds beter presteren, maar dat de burger zich niet veiliger voelt. Er ligt nog een belangrijke taak voor de korpsen, voor de burgemeesters en wellicht bij de ministers om de burger duidelijk te maken wat er aan de veiligheid wordt gedaan.
Het kabinet meent dat de kerntaak van de politie is het opsporen en aanhouden van degenen die strafbare feiten begaan. Preventie is ook wel belangrijk, maar dan is de vraag in hoeverre dat een taak van de politie is. Mevrouw Vos vindt dat er aan beide kanten gewerkt moet worden via een slimme inzet van middelen. Hoe kijkt het kabinet hier tegenaan? De politie spoort nu zoveel wetsovertreders op dat het OM, de rechterlijke macht en het gevangeniswezen het werk nauwelijks meer aan kunnen. Aan het eind van de keten lijken grote knelpunten te ontstaan. De raad van hoofdcommissarissen, maar ook de korpsbeheerders hebben daarover hun zorgen geuit. Men vraagt zich af of de bezuinigingen op de reclassering verstandig zijn.
De minister is het volstrekt oneens met de benadering van de NPB. Daarmee wordt geen recht gedaan aan de rol die alle politiemedewerkers spelen. De fractie van GroenLinks kan zich vinden in de definities die de minister hanteert. Hoe kan het dat er onenigheid over de definities blijft? De minister schrijft dat door investeringen in ICT executieven effectiever kunnen worden ingezet, omdat zij minder tijd aan administratieve handelingen hoeven te besteden. De opmerkingen van de korpschef in Noord-Holland-noord lijken hiermee in overeenstemming te zijn. Waarom krijgt dit korps geen ruimte om te experimenteren? Het denken hoeft toch niet stil te staan? Het is trouwens niet uit te leggen dat er nog steeds geen centraal ICT-systeem is waar alle korpsen gebruik van kunnen maken.
De minister zet sterk in op flexibele inzet van de politie. Onder het mom van flexibiliteit zijn de gespecialiseerde diensten zoals de jeugd- en zedenpolitie verdwenen. Het gevaar van flexibilisering is dat elke specialisatie onmogelijk wordt gemaakt. Het is de vraag of de minister met de prestatiecontracten op de goede weg is. In de NRC stond dat het Utrechtse politiekorps bekeuringen uitschreef voor allerlei kleine overtredingen om de targets maar te halen. Dat kan nooit de bedoeling zijn.
Ongeveer 9% van de agenten op straat heeft niet tijdig voldaan aan de schietvaardigheidstoets. Hebben betrokkenen zich hier niet op tijd voor gemeld of zijn zij niet in staat om in penibele omstandigheden de juiste beslissing te nemen? Als dit laatste het geval is, is het dan wel verstandig om deze agenten de straat op te sturen met de minder ingrijpende geweldsmiddelen zoals pepperspray?
De fractie van GroenLinks maakt zich grote zorgen over de wijze waarop telefoongesprekken worden afgetapt. Nederland staat bovenaan als het gaat om het aantal afgeluisterde gesprekken. Betrokkenen melden dat het systeem zo lek is als een mandje en dat de notificatieverplichtingen niet altijd serieus worden genomen. Men is wettelijk verplicht om achteraf te melden dat iemand is afgeluisterd, maar dat gebeurt niet of nauwelijks. Op grond van het onderzoek kan niet gesteld worden dat er geen misbruik van informatie is gemaakt. Waarschijnlijker is dat dit niet bekend is. Klopt het dat politiemensen incidenteel particulier privacygevoelige gegevens gebruiken?
Experts menen dat er naar hartelust met de afgetapte gegevens kan worden geknoeid zonder dat het Nederlands Forensisch instituut dit kan onderzoeken, want dat instituut beschikt niet over een signaalanalist om de optical disk te bestuderen. Hoe ziet de minister dat? Niet elk tapsysteem is verplicht beveiligd tegen manipulaties. Klopt het dat niet alle systemen een digitale handtekening kennen? Is uitgesloten dat buitenlandse veiligheidsdiensten via de remote service in het Nederlandse afluistersysteem kunnen komen? Voordat een nieuw systeem wordt geïntroduceerd, moet eerst onderzocht zijn aan welke waarborgen een tapsysteem moet voldoen.
Het is goed dat wordt geprobeerd om de manier waarop aangifte kan worden gedaan aan te passen aan de wensen van de burger. De aangiften moeten dan wel serieus worden genomen.
De ophelderingspercentages van de Nederlandse politie en die van de politie in Nordrhein-Westfalen kunnen niet zonder meer vergeleken worden. Wel dienen de best practises te worden overgenomen.
Het antwoord van de bewindslieden
De minister van Justitie verduidelijkt dat er geen tegenstelling is tussen preventie en opsporing. Beide zijn nodig.
Noch het OM, noch de zittende magistratuur constateert dat de gemiddelde zwaarte van zaken afneemt. De rechtelijke macht claim juist meer geld omdat het gemiddelde gewicht van de zaken toeneemt. De prestatiecontracten blijken dus niet tot veel flutzaken te leiden, zo valt af te leiden uit de cijfers over 2003, het jaar waarin deze contracten zijn ingegaan.
De cijfers van het CBS en die van het HKS hebben een wezenlijk andere functie. Via de HKS-cijfers wordt helderheid verkregen over de mate waarin zaken worden opgehelderd en de CBS-cijfers betreffen statistische gegevens. Het HKS kent onzuiverheden, omdat men zich primair op de aangifte richt. Beide bestanden hebben een eigen functie en kunnen heel goed naast elkaar gebruikt worden.
De grote waarde van het WODC-rapport is dat duidelijk wordt dat het ophelderingspercentage op zichzelf niets zegt. Er wordt op dit moment bezien of de politietaak in verzekeringskwesties bij autoschade elders ondergebracht kan worden. Als dit gelukt is, heeft dit direct invloed op het ophelderingspercentage zonder dat iemand er beter van is geworden. Het ophelderingspercentage heeft betrekking op het eerste deel van de strafrechtelijke keten, namelijk van de aangifte tot aan de overdracht aan het OM. Een veelpleger wordt vaak voor drie of vier zaken veroordeeld, al weet men dat hij bij ongeveer 50 zaken betrokken is, maar dat heeft geen invloed op de strafmaat. In veel landen worden alle 50 zaken meegeteld, vandaar de verschillen. Duitsland heeft een zeer hoog ophelderingspercentage voor geweldsdelicten, namelijk 83, maar dit leidt in 15% van de aangiften tot veroordelingen. Nederland heeft op dat punt een lager ophelderingspercentage (48), maar het komt in 18% van de aangiften tot een veroordeling.
Verschillende categorieën misdrijven kennen totaal verschillende ophelderingspercentages. Bij geweldsmisdrijven is dat 48 en bij verkrachtingen 55. De vermogensmisdrijven – verzekeringskwesties en dergelijke – met 10% opheldering en vernieling en verstoring van de openbare orde met 16% opheldering vervuilen de statistiek zeer. Daar staat tegenover dat het onder invloed rijden een ophelderingspercentage van 100% kent. Met het constateren van het delict, heeft men ook de verdachte.
Een bepaalde stijging van het ophelderingspercentage als doelstelling voor de komende periode heeft weinig zin. Dat zal er alleen toe leiden dat de politie zich op bepaalde delicten zal concentreren. Deze cijfers zijn slechts zeer relatief van waarde, niet alleen voor de vergelijking, maar ook voor de sturing. De vergelijking met Nordrhein-Westfalen is gemaakt om het verschil in omvang van de rechterlijke macht te verklaren. In het kader daarvan zijn de verschillende ophelderingspercentages in de publiciteit gekomen, maar dit zijn onvergelijkbare statistische cijfers. Zij zijn ook geen directe graadmeter van de effectiviteit van de politie. De cijfers van de verschillende regio's in Nederland zijn wel als benchmarking te gebruiken.
Het OM heeft de aanwijzing doen uitgaan dat er door opsporing gevolg moet worden gegeven aan aangiften van strafbare feiten. Er wordt nu veel vaker sporenonderzoek gedaan en dat heeft effecten op het totale systeem. Met aangiften van zuiver civielrechtelijke zaken kan de politie niets doen.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties sluit zich aan bij het compliment van de heer Cornielje aan de burgemeester van Maastricht. Bewoners van dit soort vrijplaatsen – en dan gaat het niet alleen om woonwagenkampen – hebben dezelfde plichten als ieder ander in de Nederlandse samenleving. Het openbaar bestuur moet daar geen misverstand over laten bestaan.
De uitvoering van het veiligheidsprogramma is het ijkpunt waar niet van wordt afgeweken. Daarover zijn ook afspraken met de Kamer gemaakt. Op dit moment wordt nagegaan op welke wijze eventuele knelpunten uit de weg geruimd kunnen worden. Discussies over definities leiden alleen maar tot meer onduidelijkheid, terwijl er nu juist behoefte is aan een stabiel beeld. Er wordt vastgehouden aan een capaciteit van 2200 plaatsen bij het LSOP (Landelijk Selectie- en Opleidingsinstituut Politie).
De afgelopen maanden is een ingewikkeld traject met de korpsbeheerders doorlopen, omdat de aanlevering van aspiranten bij sommige korpsen achterbleef. Het bleek dat ICT niet eenduidig werd gedefinieerd en dat er behoorlijk grote verschillen zitten in het ICT-aandeel op de begroting tussen de korpsen. Bijgevolg verschilde ook het financieel kader voor het realiseren van de gewenste sterkte. Dit noopte ertoe om te bepalen welk aandeel ieder korps redelijkerwijs moet leveren aan de 4000 extra politiemensen in 2010. In dit kader zijn ook afspraken gemaakt over een indicatief ICT-plafond. Dat proces is nagenoeg afgerond. De voorzitter van het korpsbeheerdersberaad is akkoord en het overgrote deel van de korpsen stemt hiermee in. Met enkele korpsen wordt nog gesproken over de financiën, zoals Hollands-midden en Noord-Holland-noord. Bij dit laatste korps is echter ook sprake van een principieel verschil van opvatting. Er is te praten over productiviteitsverbetering per agent of over financiële knelpunten, maar men moet wel zijn aandeel in de sterkteontwikkeling leveren. De minister zal de desbetreffende korpsbeheerder daarop aanspreken. Als er geen overeenstemming wordt bereikt, zal een nadere bestuurlijke maatregel worden genomen. Het moet duidelijk zijn dat er niet aan de streefcijfers gemorreld kan worden.
Het kabinet heeft de inspanningsverplichting op zich genomen om de ICT-normkosten op het niveau te brengen dat wordt aanbevolen in het rapport van Deloitte en Touche. Hiervoor geldt het financiële kader van het Hoofdlijnenakkoord. Vervolgens is het financiële kader verder opgerekt om een aantal knelpunten weg te kunnen nemen. Op een gegeven moment houden echter de mogelijkheden tot overleg op en dan moet er over en weer geleverd worden. Er zal overigens nader onderzoek naar het rendement van investeringen in ICT bij de politie worden gedaan.
De behoefte aan veiligheid en, als afgeleide daarvan, de vraag naar meer politiezorg is mede in het licht van recente gebeurtenissen feitelijk onbegrensd. De uitdaging is om met de extra middelen die daarvoor de afgelopen periode beschikbaar zijn gesteld en de extra middelen die daarvoor de komende jaren nog beschikbaar zullen komen, de samenleving zo veilig mogelijk te maken. Over het belang van voldoende blauw op straat kan en mag geen misverstand bestaan. De politie moet kwantitatief voldoende zijn toegerust om haar bijdrage aan de veiligheid te kunnen leveren, onder andere door zichtbaar en actief aanwezig te zijn in het publieke domein. De minister bericht de Kamer tweemaal per jaar over de ontwikkeling van de politiesterkte. De prestaties van de politie worden niet alleen bepaald door het aantal agenten, maar ook door de kwaliteit en de efficiency van het werk.
De formatieve uitbreiding omvat ook administratief-technisch personeel. Het aandeel van dit personeel is de afgelopen jaren toegenomen zodat de agent op straat administratief minder belast hoeft te worden. In sommige korpsen maakt men zich ernstig zorgen over de vergrijzing van het personeel. Overigens kan een 50-plusser uitstekend functioneren als politieagent. Het is ook mogelijk om door te stromen naar andere functies.
De minister houdt vast aan de bestaande definities van blauw op straat en aan het bestaande adequate meetinstrumentarium. De Rekenkamer heeft aangegeven dat de definities kloppen. Er is geen behoefte aan een nader onderzoek, want de aantallen blauw op straat zijn redelijk in beeld. De politie moet niet opgezadeld worden met een enorme extra administratieve last in de vorm van extra rapportages over het aantal agenten dat gedurende een dag daadwerkelijk op straat wordt ingezet. Ook de rechercheurs in burger, het werk op de meldkamer en de politiesurveillanten vallen onder het normale politiewerk.
Omdat de politie zeven dagen per week 24 uur bereikbaar is, heeft de samenleving veel taken daar neergelegd. Er wordt op dit moment gediscussieerd over de beantwoording van de vraag op welke wijze ervoor gezorgd kan worden dat de politie zich weer voornamelijk kan concentreren op haar kerntaken: toezicht, opsporing en noodhulp. De Kamer zal hierover voor de zomer een brief ontvangen.
Preventie is belangrijk, maar dat wil niet zeggen dat alle desbetreffende activiteiten ook door de politie moeten worden verricht. De politie kan wel in een aantal opzichten een belangrijke adviserende en signalerende taak hebben, maar dan moeten de bestuurlijke partners daar een vervolg aan geven. Overigens is er geen tegenstelling tussen opsporing en preventie. Alle betrokken partijen onderkennen dat er sprake moet zijn van een en/en-benadering.
Over het algemeen hebben de korpsen geen spijt van de invoering van de prestatiecontracten, terwijl tegelijkertijd geconstateerd moet worden dat dit niet heeft geleid tot strategisch gedrag van de politie. Het is een kwestie van op de juiste manier omgaan met de cijfers om de achterliggende doelstellingen te bereiken. De minister heeft op dat punt voldoende vertrouwen in de korpsen. Begin 2005 wordt het systeem geëvalueerd. In dat kader kunnen eventuele aanpassingen worden aangebracht.
Ten aanzien van de prestatiebekostiging is er sprake van een leerproces zowel aan de kant van de korpsen als aan de kant van het ministerie. Discussie over de bedragen is mogelijk, maar het systeem werkt nog maar een jaar en er moet eerst meer ervaring mee worden opgedaan. De minister heeft de stellige verwachting dat de korpsen uiteindelijk goed om zullen gaan met de prestatiebekostiging.
In het kader van de prestatieconvenanten gaat het niet alleen om cijfers, want er wordt ook gesproken over beschikbaarheid, tevredenheid en bereikbaarheid. In mei zal de Kamer in het kader van de voortgangsrapportage van het veiligheidsprogramma meer gedetailleerd hierover geïnformeerd worden. Het voorlopige beeld is hoopgevend. Uit de politiemonitor blijkt dat de bevolking positiever oordeelt over de beschikbaarheid van de politie en tevredener is over de contacten met de politie.
Het aantal verdachten dat door de politie bij het OM wordt aangebracht, neemt duidelijk toe. Het afgelopen jaar is het aantal boetes en transacties met een staandehouding met bijna 25% gestegen. Flitspalen worden niet meegeteld. Het ziekteverzuim is nog te hoog, maar dit is in 2003 wel gedaald van 8,2 naar 7,2%. De feitelijke sterkte is in 2003 met ruim 1000 fte's toegenomen in vergelijking met 2002.
De politie als organisatie kan niet 1 op1 afgerekend worden op het gevoel van veiligheid bij de burger. In de eerste plaats is dit de verantwoordelijkheid van de gehele keten. In de tweede plaats heeft de politie geen invloed op veel elementen die het veiligheidsgevoel bij de burgers beïnvloeden. Voor de politie geldt: be good and tell it. Voor een bredere duiding is ook een bredere analyse nodig. De politiemonitor zal overigens vervangen worden door een veiligheidsmonitor.
De ervaringen in Den Haag wijzen uit dat naast een gebiedsgerichte aanpak ook een thematische aanpak nodig is. De gemeenten krijgen zeer binnenkort een brief met spelregels ter zake. Zij kunnen in dit kader een beroep op het ministerie doen. Overigens blijken ook veel gemeenten relatief onbekend met de mogelijkheden op grond van bestaande wet- en regelgeving. De urgente aanpak dient per definitie op lokaal niveau gestalte te krijgen. Bij eventuele conflicten is de minister gaarne bereid om te bemiddelen. De politie is over het algemeen van mening dat de gemeenten de regie op het proces moeten hebben. De verwachting is dan ook dat de korpsen druk op gemeentebesturen zullen uitoefenen om een integraal veiligheidsbeleid te voeren. Ook het Rijk zal de gemeenten daartoe de komende tijd aanmoedigen.
De minister zal de vraag over uitzendbureaus die illegalen aan het werk zetten, doorspelen aan staatssecretaris Rutte. De Kamer wordt binnenkort geïnformeerd over de aanpak in Rotterdam. In dit kader wordt gediscussieerd over de vraag welke gemeenten doorzettingsmacht moeten hebben en daar kan de minister nog niet op vooruitlopen.
Het is de bedoeling dat de politie aangifte opneemt van ieder strafbaar feit. Een aangifte leidt niet automatisch tot een opsporingsactie, want dat is afhankelijk van de criteria uit de aanwijzing voor de opsporing. De korpsen behoren de burger te informeren over wat er met de aangifte gebeurt. Het beleid is gericht op verhoging van de aangiftebereidheid. Met het oog hierop is een basispakket samengesteld dat bestaat uit de elektronische aangifte, de telefonische aangifte, de aangifte op locatie, de anonieme aangifte en een aangiftevolgsysteem. De korpsen werken op dit moment aan de implementatie hiervan. Bij de internetaangifte wordt standaard voorzien in terugkoppeling binnen vijf dagen. Een breed aangiftevolgsysteem heeft op dit ogenblik niet de allerhoogste prioriteit, vanwege de hoge ICT-investeringen die hiervoor nodig zijn. Bij zware strafbare feiten worden de aangevers door het rechercheteam op de hoogte gehouden.
Het IBO-rapport is een eerste aanzet tot vermindering van de administratieve lastendruk, maar niet alle regels komen uit Den Haag. De korpsen kennen ook interne regelingen, zoals de controlelijst bij het gebruik van dienstauto's. Na het gebruik van pepperspray moet inderdaad een aantal formulieren worden ingevuld, maar dat heeft ook te maken met de toezegging van de voorganger van de minister om de Kamer hierover te informeren. Er is al een vereenvoudigingsslag gemaakt. De pepperspray-rapportage zal volgend jaar worden afgeschaft. Er wordt gewerkt aan een informatiestatuut als onderdeel van de afspraken over de prestatieconvenanten. De Kamer kan ook zelf aangeven dat zij bepaalde informatie niet meer relevant vindt.
De vraag van de korpsen naar ex-militairen bedraagt 362 fte's, terwijl 460 mensen hebben gesolliciteerd. Per 31 maart jongstleden zijn de gegevens van 830 geïnteresseerden opgenomen in een databank bij defensie. Het lijkt erop dat de doelstelling kan worden gehaald.
De Kamer zal op korte termijn nader geïnformeerd worden over de stand van zaken in verband met de schietvaardigheid.
Het onderzoek naar aanleiding van Kamervragen over beveiliging van tapkamers tegen spionage heeft uitgewezen dat er geen grond was voor de berichten in de media ter zake. Omdat in het rapport ingegaan wordt op concrete beveiligingsaspecten bij onder meer de AIVD is het ter vertrouwelijke kennisname aan de commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten toegezonden. In vervolg op dit onderzoek is opdracht gegeven tot een brede kwetsbaarheidsanalyse van de tapkamers waarbij ook andere aspecten van beveiliging tegen externe inbreuken aan de orde kwamen. De resultaten daarvan zijn naar de Kamer gestuurd. Bij de onderzochte tapkamers blijken het beheer en de informatiebeveiliging onvoldoende geformaliseerd. Ook wordt er een ontoereikende interne technische beveiliging geconstateerd. Zodra dit bekend werd, zijn onmiddellijk maatregelen genomen. Gelijktijdig aan dit onderzoek is opgedragen om de eisen uit te werken waaraan een hedendaagse tapkamer moet voldoen. Deze eisen zijn kort na de zomer van 2003 beschikbaar gekomen in de zogeheten normstelling inrichting interceptiefaciliteiten. Deze normstelling heeft als basis de ministeriële regeling informatiebeveiliging politie en moet door de korpsbeheerders worden nageleefd. Door aan deze normen te voldoen, worden de geconstateerde zwakheden afgedekt. De normstelling die inmiddels aan de korpschefs is aangeboden, schrijft voor dat het korps periodiek een audit uitvoert op de implementatie van dit beveiligingsbeleid. Daarnaast wordt de inspectie OOV opgedragen om in 2005 een gericht onderzoek uit te voeren naar de implementatie van het beveiligingsbeleid rond het interceptieproces.
Het onderzoek heeft zich op de mogelijkheden tot misbruik gericht en niet op feitelijk misbruik. De systemen die de grootste hiaten vertonen, stammen uit het midden van de jaren negentig. Deze systemen voldoen aan de toenmalige eisen. In deze periode was nog geen specifiek beveiligingsbeleid ontwikkeld voor tapsystemen dan wel voor automatiseringssystemen in het algemeen bij de politie. In 1997 is de regeling informatiebeveiliging politie van kracht geworden. Op basis van deze regeling is de normstelling inrichting interceptiefaciliteiten ontwikkeld. Korpsbeheerders dienen op basis daarvan op korte termijn beveiligingsbeleid vast te stellen en te implementeren. In 2000 is deze problematiek al opgepakt via het project dat tot een landelijke taporganisatie moet leiden. Dit biedt een oplossing voor de korpsen die zich geconfronteerd zien met zware eisen op het gebied van beveiliging en daarmee met steeds verder oplopende kosten.
De normstelling is onverminderd van kracht bij de aanbesteding van het centrale systeem. Het biedt zo groot mogelijke zekerheid dat er betrouwbare en integere systemen aangeschaft worden. Het eerst op orde maken van alle tapkamers zou een investering vergen die vele malen groter is dan het realiseren van een robuuste centrale interceptieorganisatie.
In principe wordt het beheer uitgevoerd door de tapkamerbeheerder van het korps. Daarbij kan deze, als daarover afspraken zijn gemaakt, een beroep doen op ondersteuning van medewerkers van de leverancier. De gangbare procedure is dat voor het installeren van nieuwe software in de tapkamer gebruikgemaakt wordt van apparatuur van het korps om te voorkomen dat vertrouwelijke gegevens kunnen worden opgeslagen op laptops van de onderhoudsmedewerkers van de leverancier. Medewerkers van het bedrijf dienen als zodanig herkenbaar te zijn en mogen niet alleen gelaten worden in de apparatenruimte.
In het geval van de veelbesproken grote buitenlandse tapkamerleverancier zal onderhoud in eerste instantie door Benelux-vestiging in Zoetermeer worden verricht. Dit betreft zonder uitzondering A-plus gescreende medewerkers die ook onderhoud plegen op de apparatuur van de AIVD. Onderhoud door buitenlandse medewerkers van het bedrijf komt alleen voor in het zeer specifieke geval dat de deskundigheid van de Benelux-vestiging ontoereikend is. Ook dan gelden dezelfde beveiligingsvoorschriften. De normstelling bevat zeer strikte regels over service op afstand. Dit vindt plaats onder zeer stringent toezicht via beschermde poorten die alleen door het korps geactiveerd kunnen worden en met afgeschermde netwerken binnen het domein van de interceptiefaciliteit.
Er is geen sprake van vermenging van technologie of tapkamersystemen van opsporing met die van de I&V-diensten. De voorwaarden waar de apparatuur aan moet voldoen, worden vastgelegd in de normstelling, die als openbare bijlage aan de regeling informatiebeveiliging politie wordt toegevoegd.
Het is juist dat een Nederlandse leverancier van tapkamerapparatuur een door hem aangespannen kort geding over de aanbesteding heeft verloren. Dit betreft in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de korpsen. Ook Kamerleden moeten in het achterhoofd houden dat in dergelijke gevallen commerciële belangen meespelen. De aanbieders zijn verantwoordelijk voor het volledig afleveren van tapinformatie aan de tapkamers. De politie kan erop aangesproken worden dat hetgeen zij binnenkrijgt compleet en volledig blijft. De normstelling bevat voorschriften ter zake.
Het is moeilijk om de wijze van het aftappen van telefoons in Nederland te vergelijken met die in het buitenland. In een aantal landen wordt deze informatie niet als bewijs in strafzaken gebruikt. Sommige landen hebben het zwaartepunt gelegd op andere methode, zoals direct afluisteren en het eerder overgaan tot het verrichten van huiszoeking. In Nederland kan het onderzoek telecommunicatie als een geaccepteerde en toepasbare methoden worden ingezet. Landen die de opsporing en de inzet van opsporingsmethode op dezelfde wijze hebben ingericht als in Nederland, hebben vergelijkbare systemen.
In de normstelling zijn technische voorzieningen opgenomen om de volledigheid en de integriteit van de informatie te waarborgen. Het is aan de rechter om de tapinformatie te toetsen. Er zijn geen gevallen van manipulatie bekend. Met normstelling is voorzien in de wens tot het opstellen van specificaties vooraf.
Recent is de afdeling digitale technologie van het Nederlands Forensisch instituut vrij fors uitgebreid. Inmiddels is adequaat voorzien in dit specialisme.
De heer Algra (CDA) vreest dat ook in 2004 het streven van 2200 aanmeldingen voor de politieopleiding niet wordt gehaald, zelfs als er 250 ex-militairen instromen. Is voor 2005 en 2006 een inhaalslag voorzien? In antwoord op schriftelijke vragen is andere informatie verstrekt over de voortgang van het overleg over de meerjarenafspraken dan de minister vandaag geeft. Kan de minister dit verduidelijken?
De heer Straub (PvdA) constateert dat de discussie te veel gefocust is op aantallen en te weinig op kwaliteit. Als er wel agenten bijkomen, maar er is te weinig materieel om mee te werken, wordt het paard achter de wagen gespannen. De signalen terzake van de professionals moeten serieus worden genomen. Is er geen ruimte voor voortschrijdend inzicht?
De heer Eerdmans (LPF) legt zich neer bij het advies om de discussie over de definities van blauw op straat te sluiten, maar het blijft een bezwaar dat de volksvertegenwoordiging niet weet hoeveel agenten nu daadwerkelijk dienst doen op straat. Welke concrete acties volgen er op de aanbevelingen uit het IBO-rapport? De Kamer moet beseffen dat het vragen van veel en gedetailleerde informatie tot meer bureaucratie leidt.
De heer Cornielje (VVD) beoordeelt het veiligheidsbeleid van het kabinet op grond van de objectief te realiseren doelstellingen. Hij betreurt het dat de PvdA-fractie ruimte maakt om af te wijken van de kwantitatieve afspraken inzake meer blauw op straat. Krijgt de Kamer voor de zomer een brief van het kabinet over de kerntakendiscussie? Wordt hierin ingegaan op de suggesties die tijdens de begrotingsbehandeling ter zake zijn gedaan?
De heer De Wit (SP) geeft drie citaten – van het CPB, uit het blad van de APB en van professor Buruma – waaruit blijkt dat bij de politie het haalbare boven het belangrijke wordt gesteld, waardoor ingewikkelde zaken blijven liggen. Er wordt nog gewerkt met het oude systeem van de tapkamers met al zijn onvolkomenheden. Zijn de bestaande systemen op basis van het rapport van PriceWaterhouseCoopers aangepast? Is in de normstelling omschreven wanneer tot «remote service» mag worden overgegaan en aan welke criteria daarbij voldaan moet worden?
Mevrouw Vos (GroenLinks) betreurt het dat de minister niet wil ingaan op de suggesties om via een slimme inzet van ICT meer blauw op straat te krijgen. De vraag of de minister zeker weet of het geld op de meest effectieve manier wordt ingezet, blijkt niet te beantwoorden. Voldoen de huidige systemen van de tapkamers aan de normstelling? Wordt bij alle systemen de digitale handtekening ingevoerd? De vraag is of service aan het systeem op afstand überhaupt toegestaan moet worden. De fractie van GroenLinks is van mening dat alle service in Nederland verleend moet worden.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wijst erop dat op 7 februari 2004 in het korpsbeheerdersberaad op hoofdlijnen overstemming is bereikt over de bijdrage van de korpsen aan de doelstelling van 4000 agenten extra in 2004. Een en ander is nader doorgerekend en op 3 april zijn deze afspraken in een bestuurlijk akkoord bevestigd. Op 8 april heeft de voorzitter van het korpsbeheerdersberaad dit nogmaals bevestigd. De korpsbeheerder van Noord-Holland-noord heeft op geen enkel moment een voorbehoud gemaakt. Er vindt nog wel overleg met sommige korpsen over de meerjarenbegroting plaats, maar deze trekken de afspraken over de aantallen niet in twijfel.
In Noord-Holland-noord wil men principieel een wat andere koers varen. De minister spreekt tegen dat het kwalitatieve element niet onderkend wordt. Het korps van Noord-Holland-noord heeft nu een sterkte van 1467 fte's. Vertaling van de afspraken op macroniveau naar dit korps leidt tot de lagere sterkte van 1384 fte's. De minister is bereid met het korps te spreken over de kwaliteit van het werk, maar wel binnen de gemaakte afspraken. Productiviteitsverbetering is binnen de huidige ICT-begroting zeker mogelijk, maar het blijkt voor korpsen heel lastig om het rendement van ICT-investeringen in sterktecijfers aan te geven.
In het landelijk kader en in de regionale convenanten is vastgelegd dat de korpsen plannen van aanpak moeten indienen ter realisatie van een doelmatigheidswinst van 5% van het sterktecijfer halverwege 2002, inclusief de daling van het ziekteverzuim. Landelijk gaat het in dit kader om 2623 fte's. Deze fte's moeten bij de 4000 opgeteld worden. De plannen van aanpak zijn ingediend en zien er goed uit. Ook in andere korpsen wordt uiteraard nagedacht over de aspecten die de korpschef van Noord-Holland-noord naar voren brengt, maar daar maakt men er minder lawaai over.
De opleidingscapaciteit van het LSOP mag niet geheel worden gelijkgesteld aan de jaarlijkse opleidingsbehoefte om de sterktedoelstelling van 2010 te bereiken. Dit verschil vraagt om enige nadere uitleg die de minister in een brief aan de Kamer zal geven. Het is verklaarbaar dat de korpsen tijdens het bestuurlijk proces enigszins terughoudend zijn geweest met het sturen van mensen naar de opleiding. Financieel is er een stok achter de deur omdat een onderdeel van het bedrag dat de korpsen extra krijgen, beschikbaar wordt gesteld als bijzondere bijdrage.
Het OM blijft erop toezien dat de politie de juiste zaken aanpakt. Over 2003 wordt geen daling van de zaakzwaarte geconstateerd. De signalen die de heer De Wit meldt, worden dus niet bevestigd.
De korpsbeheerders zijn bezig, maatregelen te nemen om de huidige tapkamersystemen in overeenstemming te brengen met de normstelling. Het nieuwe systeem wordt aanbesteed op basis van de bekende criteria. Elke daarvoor in aanmerkingkomende leverancier kan hieraan meedoen. Op voorhand heeft men geen voorkeur.
De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Noorman-den Uyl
De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,
De Pater-van der Meer
De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie,
Albayrak
De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
De Gier
Samenstelling: Leden: Kalsbeek (PvdA), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), voorzitter, Vos (GroenLinks), Cornielje (VVD), Adelmund (PvdA), De Wit (SP), Van Beek (VVD), ondervoorzitter, Van der Staaij (SGP), Luchtenveld (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Kant (SP), Dubbelboer (PvdA), Duyvendak (GroenLinks), Spies (CDA), Eerdmans (LPF), Sterk (CDA), Van der Ham (D66), Haverkamp (CDA), Van Fessem (CDA), Smilde (CDA), Straub (PvdA), Nawijn (LPF), Boelhouwer (PvdA), Hirsi Ali (VVD), Szabó (VVD), Van Hijum (CDA).
Plv. leden: Klaas de Vries (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Fierens (PvdA), Halsema (GroenLinks), Schippers (VVD), Wolfsen (PvdA), Kant (SP), Rijpstra (VVD), Slob (ChristenUnie), Wilders (VVD), Rambocus (CDA), Vergeer (SP), Van Nieuwenhoven (PvdA), Van Gent (GroenLinks), Çörüz (CDA), Hermans (LPF), Atsma (CDA), Giskes (D66), Bruls (CDA), Van Bochove (CDA), Algra (CDA), Hamer (PvdA), Varela (LPF), Leerdam (PvdA), Griffith (VVD), Balemans (VVD), Eski (CDA).
Samenstelling: Leden: Van de Camp (CDA), Klaas de Vries (PvdA), Van Heemst (PvdA), Vos (GroenLinks), Rouvoet (ChristenUnie), Adelmund (PvdA), De Wit (SP), Albayrak (PvdA), Luchtenveld (VVD), Wilders (VVD), Weekers (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Verbeet (PvdA), ondervoorzitter, Kant (SP), Wolfsen (PvdA), Azough (GroenLinks), Jan de Vries (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Eerdmans (LPF), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van Fessem (CDA), Straub (PvdA), Nawijn (LPF), Griffith (VVD), Van der Laan (D66), Visser (VVD), Lazrak (Groep Lazrak).
Plv. leden: Van Hijum (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Timmer (PvdA), Halsema (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Kalsbeek (PvdA), Van Velzen (SP), Tjon-A-Ten (PvdA), Van Baalen (VVD), Blok (VVD), Hirsi Ali (VVD), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Van Heteren (PvdA), Vergeer (SP), Arib (PvdA), Karimi (GroenLinks), Buijs (CDA), Sterk (CDA), Varela (LPF), Joldersma (CDA), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Van As (LPF), Örgü (VVD), Lambrechts (D66), Rijpstra (VVD).
Samenstelling: Leden: Klaas de Vries (PvdA), Bakker (D66), Koenders (PvdA), Van Beek (VVD), Karimi (GroenLinks), Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP), Vendrik (GroenLinks), Albayrak (PvdA), voorzitter, Wilders (VVD), Balemans (VVD), Van Baalen (VVD), Snijder-Hazelhoff (VVD), Van Winsen (CDA), Van den Brink (LPF), Mastwijk (CDA), Herben (LPF), ondervoorzitter, Kortenhorst (CDA), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Van Velzen (SP), Algra (CDA), Haverkamp (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Straub (PvdA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Brinkel (CDA).
Plv. leden: Van Dam (PvdA), Lambrechts (D66), Waalkens (PvdA), Cornielje (VVD), Halsema (GroenLinks), Fierens (PvdA), De Ruiter (SP), Vendrik (GroenLinks), Adelmund (PvdA), Veenendaal (VVD), Van Miltenburg (VVD), Visser (VVD), Oplaat (VVD), De Haan (CDA), Nawijn (LPF), Smilde (CDA), Hermans (LPF), Bruls (CDA), Van der Staaij (SGP), De Wit (SP), Jan de Vries (CDA), Ormel (CDA), Ferrier (CDA), Van Heemst (PvdA), Tichelaar (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Van Dijk (CDA)
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29200-VII-55.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.