Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 29200-VI nr. 177 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 29200-VI nr. 177 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 juni 2004
Graag stel ik u, mede namens mijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, op de hoogte van de laatste ontwikkelingen op het beleidsterrein van de particuliere recherche.
In 2001 verscheen het onderzoeksrapport «Particuliere recherche: werkwijzen en informatiestromen» van ES&E. Dit rapport, dat u op 26 april 2001 (just000365) werd gezonden, riep verschillende vragen op en maakte het noodzakelijk om nieuw beleid te ontwikkelen op het terrein van de particuliere recherche. Hiertoe werd een stuurgroep particuliere recherche ingesteld. Deze stond onder voorzitterschap van de Directeur-generaal rechtshandhaving van mijn ministerie en bestond verder uit vertegenwoordigers van de politie, het openbaar ministerie, de branche particuliere recherche, de wetenschap, het College Bescherming Persoonsgegevens en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Op 4 juli 2002 (28 000 VI, nr. 69) liet mijn ambtsvoorganger u mede namens zijn ambtsgenoot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties weten dat hij zich kon verenigen met het advies van de stuurgroep, en dat hij de voorstellen van de stuurgroep ten uitvoer zou doen brengen. Hiertoe is een implementatietraject gestart, waarbij wederom een stuurgroep is ingesteld met grotendeels dezelfde samenstelling als de eerste stuurgroep.
Inmiddels zijn deze voorstellen grotendeels uitgevoerd. Onderstaand geef ik een overzicht van de maatregelen uit het advies van de stuurgroep, en van de uitwerking die daaraan is gegeven.
De stuurgroep was van mening dat normering van (de werkzaamheden van) de particuliere recherche noodzakelijk was, met name ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de onderzochte persoon. Op grond van het EVRM is de overheid gehouden de privacy van haar burgers te beschermen tegen inbreuken, niet alleen van de overheid maar ook van andere burgers.
De Vereniging van Particuliere beveiligingsorganisaties en Recherchebureaus (VPB) heeft een privacy-gedragscode opgesteld, bij de totstandkoming waarvan de overheid nauw betrokken is geweest. In januari jl. heeft het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) verklaard dat de gedragscode een juiste uitwerking van de wettelijke bepalingen (Wet Bescherming Persoonsgegevens) vormt. Art. 6 van de Wet Particuliere Beveiligingsorganisaties en Recherchebureaus (Wpbr) biedt de mogelijkheid bij ministeriële regeling nadere regels te stellen ter bevordering van de kwaliteit. Via deze weg wordt het hanteren van de privacy-gedragscode met ingang van 1 juni 2004 verplicht gesteld voor alle recherchebureaus. De gedragscode bevat een hoofdstuk «Methoden van gegevensvergaring», waarin de normen waaraan particuliere rechercheurs zich dienen te houden zijn neergelegd en voorzien van toelichtingen en voorbeelden.
Ik ben voornemens de gedragscode in 2006 via het WODC te laten evalueren.
2. Uitbreiding van de reikwijdte van de Wpbr
De stuurgroep deed de aanbeveling om de reikwijdte van de wet uit te breiden in die zin, dat de aard van de werkzaamheden bepalend wordt voor de toepasselijkheid van de wet, zodat iedereen die recherchewerkzaamheden verricht, onder de Wpbr zal vallen. Volgens de huidige definities valt men niet onder de wet als de werkzaamheden niet voor derden worden uitgevoerd (zoals in het geval van interne bedrijfsrecherchediensten), en ook niet als het onderzoek uitsluitend betrekking heeft op goederen (zoals gestolen auto's). De stuurgroep verbond hieraan de aanbeveling om eerst onderzoek te (laten) doen naar de implicaties van deze twee uitbreidingen.
Eind vorig jaar is een onderzoeksopdracht verstrekt via het WODC. De doelstelling van het onderzoek luidt, samengevat: het verschaffen van inzicht in het (geschatte) aantal, de aard en omvang van (de activiteiten van) bedrijven, bedrijfsonderdelen en andere organisaties die zich met recherchewerkzaamheden bezig houden en die nu niet onder de Wpbr vallen. Het onderzoek dient in kaart te brengen in hoeverre deze organisaties onder de werking van de Wpbr kunnen worden gebracht en wat daarvan de gevolgen zullen zijn, onder meer voor handhaving en toezicht. De resultaten van dit onderzoek worden eind 2004 verwacht.
Het onderzoek heeft geen betrekking op de forensisch accountants, in verband met het verschijnen in 2003 van een onderzoek van Politie & Wetenschap «Op deugdelijke grondslag»van Prof. Dr. H.G. van de Bunt e.a. Een van de conclusies van dit onderzoek luidt dat de forensisch accountants onder het (huidige) stelsel van de wet begrepen moeten worden. De stuurgroep achtte verder onderzoek naar deze beroepsgroep wat dit betreft niet meer nodig.
De stuurgroep concludeerde in haar advies dat de mogelijkheden voor de publieke sector om informatie te verschaffen aan de private sector door het gesloten verstrekkingenregime van de Wet Politieregisters, zeer beperkt zijn. Gedacht werd aan het verruimen van die mogelijkheid, aansluitend bij de toekomstige wijziging van de Wet Politieregisters.
Het concept-wetsvoorstel voor de Wet Politiegegevens voorziet in een loslaten van de koppeling met de publieke taak; voorgesteld wordt om een zwaarwegend algemeen belang als criterium te hanteren. Het gesloten verstrekkingenregime zal dan meer open worden, hetgeen onder meer voor de particuliere recherche implicaties kan hebben.
4. Melding van strafbare feiten
De stuurgroep achtte het van belang dat de overheid zicht zou houden op gepleegde strafbare feiten, en zag daartoe twee middelen: het jaarverslag, dat particuliere recherchebureaus op grond van de Wpbr moeten indienen bij het Ministerie van Justitie, en eventueel een extra aangifteplicht.
Het huidige model jaarverslag is aangepast in het licht van het doel ervan: het verschaffen van beleidsinformatie, mede met het oog op handhaving en toezicht. Een aantal vragen werd als minder relevant beschouwd, en een aantal andere vragen is toegevoegd. Het nieuwe model zal later dit jaar, samen met een nieuw model jaarverslag voor beveiligingsorganisaties, worden ingevoerd.
Daarnaast heeft de (implementatie)stuurgroep zich gebogen over de vraag of er redenen zijn particuliere recherchebureaus een zwaardere aangifteplicht op te leggen dan de algemene aangifteplicht ex art. 160 Sv. Alles afwegende heeft de stuurgroep geconcludeerd dat er geen aanleiding is de particuliere recherche een extra aangifteplicht op te leggen. Daarbij overwoog de stuurgroep onder meer dat een zwaardere aangifteplichtals die nodig zou zijn- eigenlijk meer bij de opdrachtgever dan bij de opdrachtnemer (het particuliere recherchebureau) zou moeten liggen, zowel om principiële als om praktische redenen. De huidige aangifteplicht omvat vrij veel delicten; zo is er een aangifteplicht bij dreigende gevaarlijke situaties, zoals milieurampen en vervuilingen, wanneer daardoor levensgevaar is veroorzaakt. Een eventuele noodzaak tot uitbreiding van de bestaande aangifteplicht overstijgt het beleidsterrein van de particuliere recherche.
Het toezicht op de particuliere recherche laat te wensen over, zo bleek uit het rapport van ES&E (zie blz. 1 van deze brief). De stuurgroep adviseerde dan ook het toezicht ingrijpend te herzien, waarbij de gedachten voorlopig uitgingen naar een nieuw op te richten toezichthoudend orgaan.
In de implementatiefase achtte de stuurgroep nader onderzoek naar het toezicht noodzakelijk. Begin dit jaar is daartoe, samen met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, een onderzoeksopdracht verstrekt. Aangezien inmiddels een onderzoeksrapport is verschenen waaruit blijkt dat ook het toezicht op de particuliere beveiligingsorganisaties verbetering behoeft, heeft het onderzoek niet alleen betrekking op de particuliere recherche, maar op de gehele particuliere veiligheidszorg. De belangrijkste onderzoeksvragen luiden, samengevat: is een nieuwe vorm van toezicht noodzakelijk of kan met de bestaande vorm van toezicht door de politie worden volstaan? Op welke wijze kan het toezicht op de particuliere veiligheidsbranche worden georganiseerd (rechtsvorm, taken, bevoegdheden, financiering, etc.)? De resultaten van dit onderzoek worden medio dit jaar verwacht.
Naast de bovengenoemde actiepunten zijn er enige maatregelen die op kortere termijn genomen konden worden.
Mede namens mijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heb ik de voorzitters van de politieberaden verzocht in ieder geval het toezicht op de particuliere recherche te intensiveren, in afwachting van een mogelijk vernieuwd toezicht op termijn. De politie heeft zich daartoe bereid verklaard.
Het is van belang dat bij overtredingen van de Wpbr sancties kunnen worden opgelegd. In dit verband heeft de Dienst Bestuurszaken van mijn ministerie beleidsregels ontwikkeld met betrekking tot het opleggen van een bestuurlijke boete aan vergunninghouders. Deze regels zijn inmiddels vastgelegd in de Circulaire die bij de Wpbr hoort. Naast het intrekken van een vergunning kan bij kleinere overtredingen nu ook een bestuurlijke boete worden opgelegd.
Met de ketenpartners (politie en openbaar ministerie) zijn afspraken gemaakt over onder meer uitwisseling van informatie en termijnen voor advisering. Mede hierdoor zijn de doorlooptijden van beslissingen verkort.
De screening, die voorafgaand aan een vergunningverlening dient plaats te vinden, is verder gestandaardiseerd, terwijl het niveau van de screening verhoogd is. Daarnaast onderzoekt de Dienst Bestuurszaken of er mogelijkheden zijn tot periodieke screening over te gaan.
Wat betreft de opleiding van particuliere rechercheurs: er heeft eind 2002 een omvangrijke wijziging van de Regeling particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus en van de circulaire plaatsgevonden. De bestaande knelpunten op opleidingsgebied zijn daarmee opgelost, en het niveau van de opleidingen is verhoogd.
Met bovenstaand overzicht hoop ik u voldoende geïnformeerd te hebben.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29200-VI-177.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.