Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 29200-VI nr. 172 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 29200-VI nr. 172 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 juni 2004
In het Wetgevingsoverleg van 3 november 2003 over het politiedeel van de begrotingen van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Justitie, is in uw Kamer een motie van het lid Rouvoet c.s. (Tweede Kamer, 2003–2004, 29 200-VI/VII, nr. 76) ingediend. De motie is 11 november met algemene stemmen aangenomen. In de motie wordt de regering verzocht de mogelijkheden te onderzoeken om voor lichte heterdaadzaken een snelle justitiële doorlooptijd mogelijk te maken. Het verzoek daarbij is een proef te starten met afdoening van heterdaadzaken binnen 48 uur (zogenaamd snelrecht1 ). In deze brief ga ik in op dit verzoek.
Allereerst zal ik ingaan op de overwegingen, die ten grondslag liggen aan het verzoek de mogelijkheden voor deze vorm van snelrecht te onderzoeken. Vervolgens schets ik de huidige praktijk van het snelrecht. Nadat ik ben ingegaan op het belang van de positie van het slachtoffer in het snelrecht trek ik tenslotte een conclusie betreffende het verzoek van uw Kamer en ga ik in op de toekomstverwachting ten aanzien van de toepassing van het snelrecht.
Over het algemeen is het zo dat opheldering van misdrijven op heterdaad plaatsvindt op grond van direct optreden van de politie al dan niet na meldingen van burgers. In slechts een minderheid van de gevallen geschiedt opheldering van misdrijven op grond van later verricht rechercheonderzoek. De praktijk van het reageren op meldingen en aangiften, waar het nodige bleek te blijven liggen in het verleden, is normatief aangescherpt met de Aanwijzing voor de opsporing die op 1 maart 2003 in werking trad. Met deze normering wordt beoogd op een evenwichtige wijze om te gaan met initiatieven van burgers.
Ik onderken dat een snelle reactie op strafbare feiten de voorkeur heeft. Uiteraard waar dat vanwege de in acht te nemen zorgvuldigheid ook verantwoord is en dit het belang van slachtoffers niet schaadt. In veel gevallen zal, zeker bij first offenders, het enkele feit dat men wordt aangehouden al een duidelijk signaal van maatschappelijke afkeuring inhouden. Deze «tik op de vingers» kan al voldoende zijn: zo komt bijna 80% van degenen die voor de eerste keer is aangehouden en een justitiële reactie krijgt, niet meer voor een tweede keer als verdachte bij de politie1.
In de motie wordt nu verzocht om meer lichte heterdaadzaken binnen 48 uur af te handelen. Waar dat kan zal een snelle justitiële doorlooptijd zeker verder bevorderd worden. Of daarvoor een afzonderlijke proef nodig is, zal moeten worden bezien tegen de achtergrond van wat er nu al in de huidige praktijk gebeurt. In veel gevallen volgt nu namelijk al een directe afdoening. Hieronder ga ik daar verder op in.
Snelrecht wordt toegepast bij zowel preventieven (verdachten die tot de zitting in voorlopige hechtenis zitten), als bij niet-preventieven. Bij snelrecht bij preventieven is sprake van ernstige misdrijven of van recidive. Diverse arrondissementsparketten kennen speciale veelplegerszittingen waarbij de verdachten in voorlopige hechtenis zitten. Veelplegers worden bij verdenking van een strafbaar feit direct opgepakt en blijven, zo mogelijk, in voorarrest tot ze in snelrecht voor de rechter komen.
Ook snelrecht bij niet-preventieven wordt steeds vaker toegepast. De verdachte wordt bij deze vorm van snelrecht niet in voorarrest genomen maar mag vertrekken nadat hem een transactie en/of een dagvaarding is uitgereikt. Snelrecht wordt hierbij zowel incidenteel als meer regulier toegepast. Incidenteel wordt het gebruikt om een acuut (orde)probleem aan te pakken: bij voorbeeld bij risicowedstrijden in het betaalde voetbal of bij grote evenementen als de Eurotop in 1997 of popfestivals als Pinkpop. Snelrecht bij voetbalwedstrijden tegenwoordig wordt zo veelvuldig toegepast dat het meer regulier dan incidenteel is. In de Aanwijzing bestrijding van voetbalvandalisme en -geweld is vastgelegd dat het OM bij risicowedstrijden zoveel als mogelijk is snelrecht toepast.
Regulier snelrecht vindt plaats in de zogenaamde AU-procedure. AU staat voor aanhouden van de verdachte en het uitreiken van een dagvaarding. De kern van deze werkwijze is dat de verdachte reeds op het politiebureau een transactieaanbod en/of een dagvaarding krijgt voor de zitting. Wanneer de verdachte op het transactieaanbod ingaat, is de zaak afgedaan. Bij niet-betalen of bij zaken waarbij geen transactieaanbod wordt gedaan, wordt de verdachte direct gedagvaard voor een zitting die enkele weken later volgt. Een andere mogelijkheid is dat de verdachte een oproeping voor een taakstrafzitting ten parkette krijgt. In een zogenaamde Taakstraf OM-zitting kan een officier van Justitie de verdachte dan een werkstraf tot 120 uur aanbieden. Het strafproces wordt door de AU-werkwijze aanzienlijk versneld. Onder andere doordat het aantal aanhoudingen en nietigverklaringen wordt teruggebracht.
In elk arrondissement wordt met AU gewerkt. De wijze waarop en de intensiteit waarmee dat gebeurt, verschilt wel per arrondissement. Het nieuwe bedrijfsprocessensysteem van het OM, het Geïntegreerd Processensysteem Strafrecht (GPS), moet dit proces in de toekomst meer gaan stroomlijnen. Het OM is in dit kader bezig te komen tot een landelijke uniforme procedure rond AU-zaken.
Met de AU-procedure wordt het strafproces zoals gezegd versneld maar een volledige afdoening van de zaak vindt (nog) niet binnen 48 uur plaats. De vraag is ook of een dergelijke snelle afdoening binnen 48 uur wel wenselijk is. Hierbij kijk ik met name naar de positie van het slachtoffer.
De positie van het slachtoffer
Het verwerkingsproces van het slachtoffer kan worden bemoeilijkt door een trage rechtsgang omdat emoties steeds opnieuw kunnen opspelen. Helemaal wanneer het slachtoffer ook nog als getuige moet optreden in de zaak. Het slachtoffer heeft dus voordeel bij een snelle afhandeling van de rechtzaak, vooral bij zwaardere (agressie)delicten. Dit zijn nu echter ook de zaken waarbij snelrecht niet wordt toegepast, omdat hierbij vaak meer onderzoek nodig is. Dit toont aan dat bepaalde zaken zich niet lenen voor de toepassing van snelrecht, omdat zij niet van eenvoudige aard zijn.
Snelrecht zal ook niet altijd wenselijk zijn indien een slachtoffer zich nog als benadeelde partij wil voegen in het strafproces. Hiertoe moet duidelijk zijn wat de (volledige) schade is en dat kost tijd.
Het snelrecht hoeft kortom vanuit de positie van het slachtoffer bezien niet altijd voordelig te zijn.
Conclusie en toekomstperspectief
Gezien de huidige, brede toepassing van snelrecht in de praktijk en het feit dat snelrecht niet altijd voordelig voor de positie van het slachtoffer hoeft te zijn, acht ik een proef met afdoening van heterdaadzaken binnen 48 uur niet wenselijk.
Speciale veelplegerszittingen vinden steeds meer plaats. Snelrecht wordt momenteel bij veel risicovolle voetbalwedstrijden direct toegepast. Veel parketten hanteren de AU-procedure bij direct, eenvoudig of snel bewijsbare zaken waarbij het politie-onderzoek is afgerond. Dit kan het geval zijn bij een divers scala aan zaken: winkeldiefstal, rijden onder invloed, mishandeling, oplichting, verduistering etcetera. Van de rechtbankzaken wordt zo'n 30% afgedaan door gebruik te maken van de AU-procedure.
Bovendien is het de verwachting dat door een landelijke, uniforme procedure van het AU-traject via het nieuwe bedrijfsprocessensysteem GPS, de doorlooptijd van dergelijke zaken nog verder verkort wordt.
Daarnaast vermeld ik nog diverse wetsvoorstellen die de toepassing van het snelrecht verder zullen bevorderen. Hierbij denk ik aan het wetsvoorstel betekening in strafzaken dat een verduidelijking van de wettelijke basis voor de AU-praktijk geeft. De gronden voor de ophouding voor onderzoek en de inverzekeringstelling van verdachten wordt uitgebreid zodat daaronder ook het nemen van de vervolgingsbeslissing en het uitreiken van de dagvaarding in persoon kan worden begrepen.
Ook noem ik het wetsvoorstel (Tweede Kamer, 2003–2004, 29 253) waarin de termijn van bewaring, momenteel tien dagen, wordt verlengd naar veertien dagen. Dit zal het snelrecht voor preventieven verder bevorderen.
Tenslotte noem ik nog het wetsvoorstel OM-afdoening. Naar verwachting resulteert inwerkingtreding van de OM-afdoening in een verhoogde mate van afdoening van zaken op korte termijn. In tegenstelling tot het huidige transactieaanbod van het OM nu, is bij de OM-afdoening niet de vrijwillige medewerking van de verdachte nodig. Bovendien wordt met de OM-afdoening ook de politietransactie omgevormd tot een strafbeschikking. Daarnaast geeft de OM-afdoening een verruiming van sanctiemodaliteiten. Naast een geldboete, of in plaats daarvan, kan bij voorbeeld een ontzegging van de rijbevoegdheid worden opgelegd.
Met de huidige AU-praktijk en deze genoemde wetsvoorstellen wil ik, net zoals de heer Rouvoet c.s. in onderhavige motie beogen, voor nu en in de toekomst een tijdige justitiële reactie op strafbare feiten bewerkstelligen.
Snelrecht in de strikte zin van de wet (artikel 375 Wetboek van Strafvordering), heeft betrekking op betrapping op heterdaad, voorgeleiding en berechting binnen één dag. Dit komt vrijwel niet voor. De term snelrecht wordt hier gehanteerd als containerbegrip voor een snelle vorm van berechting in politie- en kantonrechterzaken. Naast de term snelrecht worden in de media en in de dagelijkse praktijk ook termen als vlugrecht en lik-op-stuk gebruikt.
«De komende, blijvende en gaande verdachte», van A. Slotboom en C. Wiebrens in Goed Beschouwd 2003.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29200-VI-172.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.