29 200 V
Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2004

nr. 100
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 31 augustus 2004

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1 en de vaste commissie voor Economische Zaken2 hebben op 1 juli 2004 overleg gevoerd met minister Bot van Buitenlandse Zaken en staatssecretaris Van Gennip van Economische Zaken over:

– de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 26 april 2004 inzake de inzet van de regering bij de Prepcom (New York, 26 april 2004–7 mei 2004) ter voorbereiding van de Toetsingsconferentie van het Non-Proliferatie Verdrag (NPV) in 2005 (BuZa-04-151);

– de antwoorden van de minister van Buitenlandse Zaken op de schriftelijke vragen van het lid Karimi inzake het leveren van nucleaire technologie (Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2003–2004, nrs. 1007 en 1008);

– de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 5 april 2004 houdende zijn antwoord op het verzoek van de commissie om informatie inzake de bij de regering aanwezige kennis over de betrokkenheid van Urenco Nederland BV bij de ontwikkeling van nucleaire wapens in een aantal landen, waaronder Pakistan (29 200 V, nr. 72);

– de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 10 juni 2004 houdende nadere informatie over de bij de regering aanwezige kennis over de toenmalige betrokkenheid van Urenco Nederland BV bij de ontwikkeling van nucleaire wapens in een aantal landen waaronder Pakistan (29 200 V, nr. 87).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De heer Brinkel (CDA) spreekt zijn bezorgdheid uit over de verspreiding van massavernietigingswapens. Nucleaire wapens en technologie zijn op de zwarte markt wereldwijd te koop; landen zoals Iran en Noord-Korea beschikken er reeds over en de kans is groot dat ook terroristische organisaties zich ermee inlaten. Het internationale regime tot controle op proliferatie – verspreiding – van massavernietigingswapens dient daarom versterkt te worden. De normen in het Non-Proliferatie Verdrag (NPV) zijn voor verschillende landen reden geweest om de kernwapens te ontmantelen. In dat verband verdient het streven van de regering tot volledige naleving en universele ondersteuning van het verdrag met een centrale rol voor het internationale atoomenergie agentschap (IAEA) alle steun. Uit de geledingen van de Nederlandse regering, de Amerikaanse regering, de IAEA en de top van de G8 zijn voorstellen gedaan om het non-proliferatie- regime te versterken. Betekent deze input dat de kans op succes bij de conferentie tot herziening van het NPV in 2005 groot is?

De internationale gemeenschap mag niet toestaan dat algemeen vastgestelde regels worden overtreden. Iran speelt op dit punt een kat en muis spel; volgens de IAEA verleent Iran geen volledige medewerking aan inspecties. Hoewel in het NPV geen sancties op overtreding zijn opgenomen, is het van essentieel belang dat de internationale gemeenschap optreedt tegen schending ervan. De Veiligheidsraad moet immers naleving van internationale normen af kunnen dwingen. Desgevraagd geeft de heer Brinkel aan dat een uitspraak van de Veiligheidsraad in dezen noodzakelijk kan zijn.

De Europese Unie is een groot voorstander van non-proliferatie; succes op dit gebied is afhankelijk van samenwerking met sleutellanden zoals de Verenigde Staten, Rusland, Japan en Canada. In hoeverre brengt de Nederlandse regering als voorzitter van de EU de versterking van het internationale sanctieregime ter sprake tijdens bilaterale contacten?

Een van de zwakke punten in het NPV betreft de mogelijkheid voor lidstaten om het verdrag op te zeggen – artikel 10 – . Landen kunnen het lidmaatschap gebruiken om zich te ontwikkelen in het civiele gebruik van kernenergie. Zij kunnen op die manier kennis en materiaal verwerven voor militair gebruik en vervolgens hun lidmaatschap opzeggen. Is de Nederlandse regering bereid om bij de Herzieningsconferentie dergelijk misbruik van artikel 10 tegen te gaan?

In VN-resolutie 1540 staan non-proliferatiemaatregelen opgenomen, waarbij expliciet verwezen wordt naar het verdrag. Hoe ziet de regering implementatie van de resolutie in Nederland? In de resolutie staat ook een uitnodiging om andere lidstaten bij te staan in de controle op de non-proliferatie van nucleaire, radiologische, chemische en biologische wapens. Heeft Nederland aspiraties in het bijstaan van andere landen?

Naast het NPV zijn andere activiteiten gewenst, bijvoorbeeld zoals genoemd in het Proliferation Security Initiative – PSI – waaraan Nederland deelneemt. Is dit initiatief gericht op onderschepping van schepen en vliegtuigen van schurkenstaten of ook op onderschepping van materialen van andere landen? Hoe verhoudt de universele ambitie van het NPV zich tot de reikwijdte van dit initiatief?

Pakistan vervult een sleutelrol bij de verspreiding van nucleaire kennis en materiaal naar landen zoals Iran, Noord-Korea en voorheen Libië. Is die situatie inmiddels veranderd? De EU-trojka heeft gesproken met de regering van Pakistan, onder meer over de wens van de EU om Pakistan te laten deelnemen aan het NPV. Zijn op dat punt vorderingen gemaakt?

De heer Wilders (VVD) meent dat de recente informatie over proliferatie van nucleaire technologie niet vrolijk stemt. Recentelijk is gebleken dat informatie over nucleaire technologie van Urenco Nederland BV niet alleen is overgebracht naar Pakistan maar ook naar Libië, Iran en Noord-Korea. De daarvoor verantwoordelijke spion Khan schijnt zijn betrokkenheid in dezen toegegeven te hebben aan de Pakistaanse regering maar is daarvoor niet gevangen gezet. De rol van de Pakistaanse regering is sowieso dubieus omdat Khan jarenlang zonder tegenwerking technologie heeft kunnen exporteren. Kan de minister zijn visie op dit punt geven? Heeft de Nederlandse regering voldoende instrumenten om dergelijke praktijken te bestrijden?

In reactie op Kamervragen over de betrokkenheid van de Nederlander Henk S. bij de zwarte atomaire markt geeft de minister aan dat navraag is gedaan bij de Pakistaanse regering en dat deze informatie verstrekt zodra daartoe aanleiding is. Dat antwoord is wat mager en tamelijk naïef. Meent de regering dat zij over voldoende wettelijke instrumenten beschikt om dergelijke activiteiten aan te pakken? Is hieraan door het openbaar ministerie in een richtlijn van het openbaar ministerie prioriteit gegeven? Het is wrang dat Khan grote waardering heeft voor de Nederlandse wet omdat is afgezien van verdere vervolging.

De heer El-Baradei heeft in een artikel in de New York Times aangegeven, dat terroristen over niet al te lange tijd over nucleaire wapens zullen kunnen beschikken. Op welke manier is volgens de regering te voorkomen dat terroristen nucleaire eindproducten in handen krijgen? In een rapport van El-Baradei blijkt ook dat Iran tracht onderdelen van de nucleaire programma's aan de inspecties van de IAEA te onttrekken. Bovendien worden feiten achtergehouden en onwaarheden verteld. Wat is de mening van de regering hierover? Is de regering het eens met het standpunt van El-Baradei dat er zekerheid moet zijn dat Iran niet aan nucleaire wapens werkt? Is de minister bereid om zich in te zetten voor een uitspraak van de Veiligheidsraad op dit punt?

Ook de situatie in Noord-Korea is problematisch te noemen; er is geen zicht op de nucleaire activiteiten aldaar. Kan de minister een beeld schetsen van de voortgang van de «six party-talks»? Op welke manier kan de EU daaraan bijdragen?

Gelet op berichten over uraniumfabrieken bij Rio de Janeiro is er ook reden tot zorgen ten aanzien van Brazilië. Wat is de reactie van de regering daarop?

Mevrouw Van Velzen (SP) concludeert dat het niet goed gaat met het NPV. Niet voor niets is door El-Baradei alarm geslagen over de verspreiding van technologie naar gevaarlijke partijen. Ook de illegale verspreiding van technologie vanuit Nederland door Khan naar onder meer Pakistan is daarvan een teken. De regering geeft toe dat informatie door Khan gestolen kon worden vanwege veiligheidsproblemen in het verleden en is daarom medeverantwoordelijk voor de gevolgen daarvan zoals de ontwikkeling van kernwapens in Pakistan. Nederland dient het dan ook als taak te beschouwen dat het NPV wordt nagekomen en dat zoveel mogelijk landen zich daaraan verbinden. Hoewel terecht wordt gewezen op misstanden in Iran en Noord-Korea, mogen de ogen in dit verband niet worden gesloten voor de situatie in bevriende staten zoals Israël.

De Kamer is aan de hand van vertrouwelijke stukken geïnformeerd over het begrip «catch all» hetgeen het moeilijk maakt om daarover in het openbaar te spreken. Informatie over het begin van de rechtsgang rond de zaak van Henk S., waarbij overtreding van de Nederlandse wapenexportwetgeving naar voren kwam, is wel openbaar. In dat proces werd verwezen naar Verboom international BV, een bedrijf dat ongestraft kogellagers had geëxporteerd in dezelfde tijd naar hetzelfde bedrijf. Kan de staatssecretaris aangeven of die informatie correct is?

Uit de openbare lijst van de catch-allbeschikkingen blijkt dat in 2003 een beschikking op een bepaald product naar India is ingetrokken. Wat is daarvoor de reden? Weliswaar is in 2003 het embargo opgeheven, maar catch-allproducten zijn proliferatiegevoelige producten en kunnen niet in een algemeen kader worden beschouwd.

De regering heeft toegezegd, de mogelijkheid van overtredingen tegen de geest van het NPV, door het uitwisselen van intellectuele goederen– kennis van nucleaire materie – te onderzoeken. Wat is de stand van zaken op dit punt?

Als Nederland zich echt ten volle verbindt aan het NPV, moet het ook openheid betrachten ten aanzien van Volkel. De regering zal zelf een aandeel moeten leveren in de nucleaire ontwapening om een geloofwaardige partner in het NPV te blijven.

De heer Koenders (PvdA) vindt het NPV in de huidige vorm onhoudbaar; in het verdrag zijn zoveel tegenstellingen opgenomen dat zich onwenselijke situaties konden voordoen, bijvoorbeeld in India en Pakistan. Deze landen hebben zich niet aan het NPV verbonden en trachten nu met kernwapens hun status te vergroten. In het NPV zijn bovendien geen bepalingen opgenomen over de overdracht van nucleaire technologie. Deze fundamentele tekortkomingen in het verdrag hebben gevolgen voor het verloop van de Toetsingsconferentie. Welke rol ziet de Nederlandse regering in dezen voor zichzelf weggelegd?

Kan de regering aangeven op welke wijze tegemoet gekomen kan worden aan de bevindingen van El-Baradei? Hoe kunnen de inspecties in Iran effectiever worden gemaakt en de kansen van proliferatie en nieuwe actoren en terroristen worden verkleind?

Wat is de visie van de regering op het probleem van de civiele nucleaire technologie die altijd misbruikt lijkt te worden? Is de discussie over nucleaire energie daar niet nauw aan verbonden?

De vraag is of actief opgetreden moet worden tegen landen zoals de Verenigde Staten dat niet bereid is om het Comprehensive nuclear test ban treaty als kernelement van artikel 6 om in goed vertrouwen te onderhandelen, te ondertekenen. In dit verband moet ook de situatie rond de mini nukes als een groot probleem worden beschouwd.

In de Russische federatie en het voormalige Oostblok wordt te weinig energie gestoken in het opruimen van nucleaire resten, ondanks de aandacht daarvoor. Er is daarvoor te weinig geld beschikbaar. Wat is de inzet van de Nederlandse regering op dit punt?

Ten aanzien van Iran, Pakistan, Noord-Korea en Israël wordt op gelijksoortige punten verschillend beleid gevoerd, onder meer afhankelijk van de committering aan het NPV. Tegen Israël – Middle East nuclear free zone – wordt bijvoorbeeld in het geheel niet opgetreden, terwijl in het geval van Noord-Korea voor het engagement wordt gekozen: economische samenwerking versus het opgeven van nucleaire opties. Wat is de stand van zaken op dat punt? Meent de regering overigens dat de uittreding van Noord-Korea juridisch mogelijk is? Pakistan wordt in het kader van de non-proliferatie het minst genoemd maar beschikt over nucleaire wapens en speelt een prominente rol in de nucleaire dubbelpolitiek. De verklaring van El-Baradei over het in gebreke blijven van Iran is zo ernstig dat een reactie vanuit de EU gewenst is. Het is onverstandig om de Verenigde Naties zich daarover in dit stadium te laten uitspreken in een resolutie.

In het najaar zal ongetwijfeld een resolutie van het Middle Powers Initiative aan de orde komen. Nederland dient daar in zijn hoedanigheid van NAVO-lid vroegtijdig positief op te reageren zodat de organisatie aan kracht wint.

Met betrekking tot dual use-goederen dient een versterkt regime te gelden voor risicovolle landen, zoals India, Pakistan, Israël, Noord-Korea en Iran. Kan de regering aangeven wat de stand van zaken is van de exportcontrole? Kennis en kunde vormen in dit verband een cruciaal probleem. Het gaat om de need to know-protocollen en kennis-protocollen. Is een versterking daarvan aan de orde? Aan de illegale export van dual use-goederen dient een hogere strafmaat verbonden te zijn.

Het is goed mogelijk dat de VN-inspecteurs vertrekken uit Irak vanwege de aanwezigheid van een nieuwe multinational force. Is er tussen de VS, de IAEA en de WHO overleg gaande over de enorme hoeveelheid wapens in Irak, die in verkeerde handen kunnen vallen, bijvoorbeeld via de haven van Rotterdam? Wat is de relatie tussen de inspectiedienst van het ministerie van VROM, die gaat over de inspecties van oude metalen, en het ministerie van Buitenlandse Zaken en Economische Zaken?

Mevrouw Karimi (GroenLinks) herinnert aan de aanleiding van de diverse brieven van het kabinet over het NPV, namelijk het bericht dat het Iraanse nucleaire programma gebaseerd is op technologie van Urenco BV, een Nederlands bedrijf. Wat is de reactie van de regering op de recente uitspraak van El-Baradei dat westerse bedrijven recentelijk wederom betrokken zijn geweest bij de aankoop en bouw van nucleaire centrifuges door Iran? Is Urenco daar ook bij betrokken? In antwoord op Kamervragen van de heer Wilders op dit punt geeft de minister aan dat de Russische federatie geen contact heeft opgenomen met de Nederlandse regering. Waarom heeft Nederland daarover zelf geen contact opgenomen? Wat is uit het onderzoek van de AIVD naar Urenco naar voren gekomen? Wat heeft de samenwerking tussen de AIVD en de IAEA tot nu toe opgeleverd?

De nucleaire machten hebben zich in het NPV gecommitteerd aan nucleaire ontwapening, maar daaraan wordt in het beleid van de regering nauwelijks aandacht besteed. Wat is de inzet op dit punt? Worden de Verenigde Staten herinnerd aan die verplichtingen? Op dit punt is de nucleaire strategie van de NAVO van belang; het is hypocriet om een eigen nucleaire bescherming na te streven en deze de rest van de wereld te ontzeggen. Er wordt immers niet gegarandeerd dat de nucleaire macht niet wordt ingezet tegen staten die niet beschikken over nucleaire wapens. Er is geen vertrouwen in de toezeggingen die in dit kader gedaan zijn.

India, Pakistan en Israël beschikken over nucleaire wapens maar hebben zich niet gecommitteerd aan het NPV. Zeker in de richting van Israël wordt echter nauwelijks actie ondernomen. Wat is de inzet van de Nederlandse regering ten aanzien van een kernwapenvrij Midden-Oosten? Ook aan de rol die Pakistan speelt wordt te weinig aandacht besteed. Aangezien de Pakistaanse inlichtingendienst sterk geïnfiltreerd is in de Pakistaanse samenleving, is de bewering dat de Pakistaanse regering niet op de hoogte is geweest van de proliferatie in Pakistan, ongeloofwaardig. Het negeren en ontkennen van die ontwikkeling door de Pakistaanse regering is een nieuwe doodsteek voor het NPV. Op het punt van het beschikbaar komen van nucleaire technologie en kennis aan terroristen ligt het grootste gevaar juist bij Pakistan.

Het stimuleren van kernenergie is een onderdeel in het NPV dat in hoge mate strijdig is met andere kernpunten. De kennis en technologie van het productieproces voor kernenergie is immers voor het overgrote deel gelijk aan dat van kernwapens.

Op de exportcontrole is ook in Nederland een en ander aan te merken. In principe is alles te koop en een versterking van het exportcontroleregime is daarom van groot belang. Mevrouw Karimi vraagt om een reactie op de voorstellen die zij namens de GroenLinks-fractie op dit punt gedaan heeft. Ten eerste: uitbreiding van de lijst van dual use-goederen met alle voor het productieproces van kernwapens relevante goederen. Ten tweede: invoering van een meldingsplicht ten aanzien van de goederen op die lijst. Het ministerie van Economische Zaken schijnt voor het toepassen van catch all afhankelijk te zijn van informatie van derden. Alleen als melding wordt gemaakt van een mogelijk dubieuze actie kan het ministerie in actie komen en een toetsing doen. Ten derde: invoering van een vergunningsplicht voor alle goederen die worden geëxporteerd naar landen die zich niet hebben gecommitteerd aan het NPV. Ten vierde: betere rapportage aan de Kamer ten behoeve van een goede controle.

Het antwoord van de bewindslieden

De minister stemt in met opmerkingen over het belang van non-proliferatie. De dreiging die volgt uit de verspreiding van massavernietigingswapens is zeer reëel. Recente ontwikkelingen in Libië, Iran en Noord-Korea hebben de publieke aandacht voor dit punt versterkt. Bovendien wordt gevreesd voor beschikking over massavernietigingswapens door terroristen.

Bij het naleven van verdragen in het algemeen en het NPV in het bijzonder kunnen twee problemen worden aangemerkt. Ten eerste de gebrekkige universaliteit: een kleine groep landen heeft zich niet gecommitteerd aan het NPV. Juist deze landen ontwikkelen nucleaire wapens. Ten tweede de tekortschietende implementatie en naleving: ongeveer de helft van de partijen die het Chemisch wapenverdrag hebben ondertekend, heeft nog niet voldaan aan de voorwaarden van implementatie. Verder lijken de partijen zich niet volledig te houden aan de verbodsbepalingen. Het IAEA-onderzoek naar het Iraanse nucleaire programma is in dat kader van groot belang want dat raakt aan de toekomst van de IAEA.

Op het punt van non-proliferatie richten de EU-lidstaten zich op een bundeling van krachten. Nederland zal tijdens zijn voorzitterschap trachten om zoveel mogelijk te behouden wat in het verleden is bereikt. Getracht wordt om wapenbeheersings- en ontwapeningsverdragen te verstevigen door zoveel mogelijk landen het IAEA-protocol en de verificatiestandaard te laten ondertekenen.

Resolutie 1540 past in het kader van de verschillende verdragen en de exportcontroleregimes. Aansluitend op de nonproliferatie-strategie van de EU wordt samenwerking tussen landen, waaronder de Russische federatie, gestimuleerd. Binnen de EU wordt nauw samengewerkt ten aanzien van de implementatie van exportcontroles, onder meer aan de hand van de peer review. Deze is in combinatie met naming and shaming en bij gebrek aan internationale sancties het meest doeltreffend.

De ontwikkelingen in Libië zijn positief en kunnen worden gebruikt om andere landen onder druk te zetten. Nader onderzoek in Pakistan en Iran zijn gemakkelijker gemaakt door informatie over netwerken van Libië.

Bilaterale verdragen en contacten kunnen worden aangegrepen om het internationale proliferatieregime onder de aandacht te brengen. Met een aantal landen in het Midden-Oosten wordt gewerkt aan verdragen waarin verregaande nonproliferatie-bepalingen opgenomen kunnen worden. Tijdens het Nederlands voorzitterschap zal getracht worden, tot concrete afspraken te komen. Een obstakel in het beleid ten aanzien van Israël is dat er geen verdrag in de maak is en derhalve geen aanknopingspunt is om concrete afspraken aan te verbinden. In bilateraal overleg wordt het punt wel aan de orde gesteld. Desgevraagd geeft de minister aan dat het Associatieakkoord alleen als instrument gebruikt kan worden als de andere EU-lidstaten daarmee instemmen. Het Nederlandse standpunt is gelijk aan dat van de EU: Israël dient als niet-kernwapenstaat tot het NPV toe te treden. Verder dient in het Midden-Oosten een zone te komen die vrij is van massavernietigingswapens.

Bij de Toetsingsconferentie moeten de kernwapenstaten die zich gecommitteerd hebben aan het NPV onderhandelen over verdergaande nucleaire ontwapening. Hoewel het NPV enerzijds als ouderwets te beschouwen is, is het anderzijds het enige instrument dat voorhanden is. Het einddoel blijft nucleaire ontwapening, ook voor de Nederlandse regering. Tijdens de Toetsingsconferenties van 1995 en 2005 is dat doel bevestigd en inmiddels zijn daaruit initiatieven voortgevloeid, zoals het Proliferation Security Initiative (PSI), de G8 en resolutie 1540. Speciale aandacht zal worden besteed aan een verbod op productie van splijtstoffen voor kernwapens. Desgevraagd geeft de minister aan dat staten die niet over kernwapens beschikken gestimuleerd worden om deze niet te ontwikkelen en dat de staten die daar wel over beschikken zodanig gecontroleerd moeten worden dat zij geen gevaar vormen. De overdracht van nucleaire technologie naar staten die daarover niet beschikken, moet beperkt zijn. In dat kader is in G8-verband afgesproken om nucleaire installaties voor civiele doeleinden kant en klaar af te leveren. Op die manier wordt voorkomen dat landen in het bezit komen van bepaalde kennis, afstand nemen van het NPV en vervolgens ongestoord nucleaire wapens ontwikkelen. Een verslag van de NPV/Prepcom-conferentie wordt nog aan de Kamer gestuurd.

Bij de bondgenoten zal worden aangedrongen op het actief tegengaan van erosie van de verdragen. Nederland heeft in dit verband duidelijk zijn weerzin tegen mini nukes in de richting van de VS aangegeven, juist in het licht van het NPV. Overigens wordt vooralsnog slechts onderzoek verricht hetgeen niet in strijd is met het NPV.

Nederland heeft samen met België en Noorwegen voorstellen voor de Toetsingsconferentie ingediend over een paar belangrijke onderwerpen, zoals het alomvattend kernstoffenverdrag, negatieve veiligheidsgaranties en transparantie van de kant van kernwapenstaten. Daarbij moet een balans worden gevonden tussen landen die enerzijds gebonden zijn aan het nucleaire afschrikkingsbeleid van de NAVO en anderzijds niet over kernwapens beschikken.

Bij het bezoek van de EU-trojka aan Pakistan is uitvoerig gesproken over de illegale uitwisseling van nucleaire technologie en kennis. De Pakistaanse regering heeft bij monde van president Musharraf bezworen dat zij hier niet bij betrokken is geweest. Ook uit informatie van de Nederlandse veiligheidsdienst blijkt niet dat de Pakistaanse regering daarbij betrokken is geweest. De president heeft volledige medewerking bij het onderzoek van de IAEA toegezegd. Pakistan is evenwel niet bereid om zich te committeren aan het NPV. Nederland zal tijdens het voorzitterschap blijven inzetten op toetreding van Pakistan als niet-kernwapenstaat.

In een brief van 2 juni 2004 is aan de Kamer meegedeeld dat de directeur van Urenco BV aan de Russische minister heeft geschreven dat Urenco nooit nucleaire componenten of materiaal aan Iran heeft geleverd. De Russische minister heeft daar verheugd op gereageerd, hetgeen duidelijk werd uit kopieën van de briefwisseling. De Nederlandse regering heeft het vervolgens niet nodig geacht om zelf contact op te nemen met Rusland.

Ondanks geruchten zijn er geen concrete aanwijzingen dat Brazilië actief werkt aan een kernwapenprogramma. Het land komt zijn NPV-verplichtin- gen na, maakt deel uit van de Nuclear Suppliers Group en voert strikt exportcontroles uit om nucleaire proliferatie tegen te gaan.

De EU steunt het onderhandelingsproces van het zespartijenoverleg met Noord-Korea; dat is recentelijk evenwel zonder veel resultaat afgebroken. Noord-Korea mag geen stappen zetten die de onderhandelingen in gevaar brengen maar zet deze toch. Ondanks verschillende handreikingen op het gebied van voedselleveranties en olievoorziening, krabbelt Noord-Korea steeds terug. Voor de EU is vooralsnog geen rol weggelegd; het is wel duidelijk dat de EU graag een rol speelt bij de implementatie van een te bereiken akkoord.

Recentelijk is door de raad van bestuur van de IAEA besloten om de druk op Iran te handhaven en aan te blijven dringen op verdere opheldering rond de nucleaire activiteiten. Iran heeft aangegeven dat het de activiteiten op het gebied van uraniumverrijking hervat, tot groot ongenoegen van de EU. De vraag is wanneer de zaak moet worden voorgelegd aan de VN-Veiligheidsraad en sancties aan de orde zijn. Het Nederlands standpunt is dat sancties instrumenten zijn die pas aan het einde van een traject moeten worden ingezet. Vooralsnog moeten andere instrumenten beproefd worden. In september zal de directeur-generaal van de IAEA opnieuw een rapport uitbrengen. Afhankelijk van de inhoud van dat rapport moet beoordeeld worden of Iran zijn verplichtingen niet nakomt en of de zaak aan de Veiligheidsraad moet worden voorgelegd. Tot die tijd moet de druk op Iran worden gehandhaafd en moeten de besprekingen over het handelsakkoord worden uitgesteld.

De minister geeft in reactie op vragen aan dat Iran niet in alle opzichten meewerkt met de IAEA. Naar verwachting zal de IAEA dan ook bevinden dat zaken verborgen worden houden. De Veiligheidsraad zal naar aanleiding daarvan gepaste maatregelen kunnen nemen. De samenwerking tussen de EU en de VS op dit punt is nauw geweest, maar de VS oriënteren zich de komende tijd op voor de presidentsverkiezingen en trekken wat terug van het toneel van het Midden-Oosten.

In de laatste twee jaar is 5 mln euro uitgegeven aan ontwapening in Rusland. Aan de vernietiging van chemische wapens wordt 6 mln euro besteed. In bilaterale projecten zal verder een bedrag van 2,3 mln euro worden uitgegeven aan de ontwapening.

Met de New Agenda Coalition is niet geheel overeenstemming bereikt; Nederland kon zich als NAVO-bondgenoot niet verenigen met de tekst van de New Agenda Coalition. Verdere gesprekken worden echter niet afgehouden. De minister zegt toe de Kamer op de hoogte te houden van de ontwikkelingen op dit punt.

De staatssecretaris geeft aan dat de taak van het ministerie van Economische Zaken zich bij non-proliferatie toespitst op de Nederlandse exportcontrolewetgeving. Het controlesysteem en vergunningenstelsel dienen efficiënt en effectief te zijn zodat gevoelige technologie en kennis niet ongecontroleerd kunnen worden geëxporteerd ten behoeve van de ontwikkeling van massavernietigingswapens. Gevoelige goederen en technologie zijn in de multilaterale exportcontroleregimes geïdentificeerd en in de controlelijsten beschreven. Voor deze dual-usegoederen is bij uitvoer altijd een vergunning nodig, ook als deze bestemd zijn voor civiel gebruik. Voor de export van militaire goederen moet altijd een vergunning worden aangevraagd. Bij beoordeling van vergunningaanvragen voor export van dual-usegoederen wordt allereerst gekeken naar het land van bestemming. Vervolgens wordt het te exporteren product en de eindgebruiker in een risicoprofiel opgenomen. Als het civiele doeleinde van een exportproduct onvoldoende bewezen is, wordt geen vergunning verleend.

Sinds 1996 bestaat de mogelijkheid van catch all. Het exporteren van goederen die niet op de dual-uselijst voorkomen, kan met de catch-allbepaling alsnog vergunningsplichtig worden gemaakt. Het gaat dan niet om de export van militaire goederen – waarvoor een specifieke vergunning vereist is – of van goederen die op de dual-uselijst staan, maar om goederen die normaliter vrij verhandelbaar zijn. Met catch all wordt een exporteur verplicht om een uitvoervergunning aan te vragen. Tot het opleggen van catch all wordt besloten aan de hand van informatie van toezichthouders en inlichtingendiensten zoals FIOD/ECD en AID.

De opheffing van een bepaalde catch-allbeschikking met betrekking tot de export van goederen naar India stond niet in relatie tot de opheffing van een embargo. Bovendien was er geen sprake van een embargo maar van een vergunningenstop. Deze had betrekking op wapenexport, niet op dual-use- of catch-allgoederen. Een catch all wordt alleen ingetrokken als zorgen over land, product of eindgebruiker weerlegd zijn of als keiharde waarborgen omtrent het civiele gebruik gegeven zijn. In dit geval had de exporteur zelf contact opgenomen met het ministerie met de vraag of zijn producten ongehinderd geëxporteerd konden worden. Na onderzoek bleek daartoe inderdaad geen belemmering te zijn en heeft EZ de naar aanleiding van de sondage opgelegde catch all opgeheven.

Het door mevrouw Van Velzen genoemde specifieke bedrijf had geen vergunning aangevraagd voor de export van kogellagers. Het besluit tot het opleggen van een catch all aan het bedoelde bedrijf in verband met de export van compressors is voor de rechter aangevochten maar niet verworpen.

Momenteel wordt gewerkt aan een meldingsplicht voor catch all. Het is nu nog mogelijk om een product dat met een catch all vergunningsplichtig is gemaakt vrij te verhandelen binnen de EU. Een product kan vervolgens vanuit een ander EU-land naar een risicovolle bestemming worden geëxporteerd. Met een meldingsplicht voor de producent wordt het eenvoudiger om ook aan de nieuwe eigenaar een catch all op te leggen. Wetgeving daartoe zal evenwel slechts de praktijk in Nederland betreffen; andere EU-landen kunnen dezelfde wetgeving op nationaal niveau ontwerpen.

In Europees verband wordt met name ingezet op uitbreiding van de lijst van dual-usegoederen. Daarbij spelen de goederen die als catch all zijn aangemerkt een belangrijke rol.

De internationale samenwerking tussen inlichtingendiensten en exportcontrole-autoriteiten wordt versterkt. Bovendien worden de nieuwe lidstaten ondersteund bij het opzetten van controleregimes.

Als controlelijst voor dual-usegoederen hanteert het ministerie van Economische Zaken onder meer de lijst van de Nuclear Suppliers Group. Op die lijst staan niet alleen goederen die voor nucleaire doeleinden kunnen worden gebruikt, maar ook producten die gebruikt kunnen worden voor de vervaardiging van nucleaire wapens. Het is evenwel mogelijk dat een ander product dan genoemd op die lijst voor dergelijke doeleinden gebruikt kan worden. Zijn daar aanwijzingen voor dan wordt een catch all opgelegd en kan overwogen worden het product toe te voegen aan de dual-uselijst. Daarover wordt dan overlegd met andere landen.

De reikwijdte van de In- en uitvoerwet moet zodanig worden uitgebreid dat het de facto verboden wordt om relevante diensten te verlenen in relatie tot projecten en programma's op het terrein van massavernietigingswapens. Het gaat daarbij om technische assistentie met betrekking tot bepaalde dual-usegoederen in een risicoland. Een dergelijke wijziging is evenwel moeilijk te realiseren en dus niet op korte termijn van kracht. Te meer omdat de In- en uitvoerwet nu exclusief gericht is op goederen.

Jaarlijks wordt de Kamer een vertrouwelijk overzicht gestuurd van alle afgegeven militaire vergunningen. In november 2003 is gesproken over het bewerken van die informatie die onder de Wet openbaarheid bestuur valt zodat het overzicht toegankelijker wordt. Wellicht kan hetzelfde traject met betrekking tot de lijst van dual-usevergunningen gevolgd worden.

De voorzitter herhaalt de toezeggingen die namens het kabinet zijn gedaan:

– de Kamer krijgt een verslag van de NPV/Prepcom;

– de Kamer wordt tijdig geïnformeerd over de New Agenda Coalition Resolution, voor stemming in de Verenigde Naties.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

De Haan

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Hofstra

De plv. griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Van Oort


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Rijpstra (VVD), Dijksma (PvdA), De Haan (CDA), voorzitter, Koenders (PvdA), Karimi (GroenLinks), Timmermans (PvdA), ondervoorzitter, Van Bommel (SP), Albayrak (PvdA), Eurlings (CDA), Wilders (VVD), Van Baalen (VVD), Van As (LPF), Herben (LPF), Ormel (CDA), Ferrier (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Dijk (CDA), Fierens (PvdA), Tjon-A-Ten (PvdA), Eijsink (PvdA), Brinkel (CDA) en Szabó (VVD).

Plv. leden: Snijder-Hazelhoff (VVD), Dubbelboer (PvdA), Van Fessem (CDA), Stuurman (PvdA), Vos (GroenLinks), Arib (PvdA), De Wit (SP), Leerdam (PvdA), Kortenhorst (CDA), Hirsi Ali (VVD), Van Miltenburg (VVD), Varela (LPF), Van den Brink (LPF), Haverkamp (CDA), Rambocus (CDA), Halsema (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Kant (SP), Eski (CDA), Çörüz (CDA), Wolfsen (PvdA), Van Nieuwenhoven (PvdA), Waalkens (PvdA), Van Winsen (CDA), Veenendaal (VVD) en Dittrich (D66).

XNoot
2

Samenstelling: Leden: Crone (PvdA), Hofstra (VVD), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), ondervoorzitter, Atsma (CDA), Timmermans (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Van Egerschot (VVD), Ten Hoopen (CDA), Slob (ChristenUnie), Van den Brink (LPF), Duyvendak (GroenLinks), Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Van Velzen (SP), Varela (LPF), Algra (CDA), Van Fessem (CDA), Aptroot (VVD), Blom (PvdA), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), De Krom (VVD), Van der Laan (D66), Heemskerk (PvdA), Van Dam (PvdA) en Dezentjé Hamming (VVD).

Plv. leden: Tichelaar (PvdA), Örgü (VVD), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Hijum (CDA), Koenders (PvdA), Vos (GroenLinks), Weekers (VVD), Jan de Vries (CDA), Van der Vlies (SGP), Hermans (LPF), Van Gent (GroenLinks), Verburg (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), De Ruiter (SP), Van As (LPF), De Haan (CDA), Van Dijk (CDA), Blok (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Van Heteren (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Giskes (D66), Tjon-A-Ten (PvdA), Waalkens (PvdA) en Szabó (VVD).

Naar boven