29 200 B
Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2004

29 200 C
Vaststelling van de begrotingsstaat van het provinciefonds voor het jaar 2004

nr. 15
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 mei 2004

Mede namens de staatssecretaris van Financiën informeer ik u over een aantal onderwerpen die de gemeentelijke en provinciale financiën betreffen. Ik sluit daarbij aan op toezeggingen die u in de brief van 4 juli 2003 (Kamerstukken II 2002/03, 28 600 B en 28 600 C, nr. 11) en in de periodieke onderhoudsrapporten gemeentefonds respectievelijk provinciefonds 2004 (POR 2004) zijn gedaan. De periodieke onderhoudsrapporten zijn als bijlagen bij de memorie van toelichting van de ontwerpbegroting gemeentefonds 2004 respectievelijk provinciefonds 2004 gevoegd. Tevens zal ik ingaan op enkele nieuwe, actuele ontwikkelingen op het gebied van de financiële verhouding.

In het vervolg van deze brief komen de volgende onderwerpen aan de orde:

– Dualisering

– Kostenplafond WOZ

– Regionale indicatieorganen

– Veiligheidsprogramma

– Waterbeleid 21e eeuw

– C2000

– Huursubsidie informatie punten

– Kinderopvang en buitenschoolse opvang

– Regionale omroepen

Dualisering

In mijn brief van 4 juli 2003 heb ik u uitvoerig geïnformeerd over de stand van zaken inzake de bekostiging van de dualisering. Ik heb daarbij gemeld dat over het onderwerp nog overleg zou plaatsvinden met de VNG en het IPO.

Bij de Miljoenennota 2004 is aangekondigd dat € 50 miljoen is gereserveerd ten behoeve van het met de gemeenten en de provincies te sluiten Bestuursakkoord (Kamerstukken II 2003/04 29 200, nr. 1, blz. 230). Bij Voorjaarsnota 2004 (Kamerstukken II 2003/04, 29 542, nr. 1) wordt van dit bedrag € 25 miljoen structureel aan het gemeentefonds en € 5 miljoen aan het provinciefonds toegevoegd onder de voorwaarde van het te sluiten Bestuursakkoord. Dit bedrag is een tegemoetkoming in de kosten die bij de gemeenten en de provincies uit de dualisering voortvloeien. Het bedrag is een aanvulling op eerdere toevoegingen aan de fondsen vanwege de dualisering. De definitieve besluitvorming zal plaatsvinden in het kader van het overhedenoverleg en het Bestuurlijk Overleg Financiële verhouding. De beide overleggen met VNG en IPO zijn in de eerste helft van juni 2004 voorzien.

Kostenplafond WOZ

De staatssecretaris van Financiën heeft u bij brief van 30 maart 2004 geïnformeerd over de uitkomsten van het overleg met de VNG en de Unie van Waterschappen over de Wet Waardering Onroerende Zaken dat op 17 maart 2004 heeft plaatsgehad (Kamerstukken II 2003/04, 29 200 B, nr. 14).

Regionale indicatieorganen

In de brief van 4 juli 2003 hebben de fondsbeheerders aandacht besteed aan het onderwerp «indicatiestelling». Het lag destijds in de bedoeling dat de indicatiestelling onder verantwoordelijkheid van de gemeenten zou worden uitgevoerd. In dat verband lag een verdere structurele toevoeging aan het gemeentefonds voor de hand.

De staatssecretaris van VWS heeft de Tweede Kamer bij brief van 7 november 2003 in kennis gesteld van het kabinetsvoornemen om voor de indicatiestelling een andere richting te gaan volgen en te kiezen voor centralisatie (Kamerstukken II 2003/04, 26 631, nr. 61). In die brief is ook aangegeven dat de indicatiestelling na de centralisatie niet meer ten laste van de gemeenten komt en dat het daarom in de rede ligt via een uitlichting uit het gemeentefonds in een deel van de bekostiging van de centrale organisatie te voorzien.

De fondsbeheerders hebben naar redelijkheid een bedrag vastgesteld; met ingang van 2005 wordt € 81,3 miljoen uit het gemeentefonds genomen. De uitnamesystematiek in meer algemene zin staat geagendeerd voor het Bestuurlijk Overleg Financiële verhouding met de VNG en het IPO op 10 juni 2004.

Veiligheidsprogramma

Vanuit een oogpunt van financiële verhouding betreffen de financiële thema's op het terrein van het veiligheidsprogramma de bestuurlijke boete en de beschikbaarheid van middelen.

Over de bestuurlijke boete kleine ergernissen bent u vorig najaar geïnformeerd (Kamerstukken II 2003/04, 28 684, nr. 20). De procedure die toen is beschreven wordt doorlopen: adviezen zijn ingewonnen en zijn verwerkt in een concept wetsvoorstel dat eind april 2004 in consultatie is gegaan. Het wetsvoorstel zal naar verwachting voor de zomer 2004 aan de Raad van State voor advies kunnen worden voorgelegd, zodat het wetsvoorstel in het najaar 2004 bij de Tweede Kamer kan worden ingediend. De beoogde invoeringsdatum is medio 2005. In de concept memorie van toelichting wordt ook aandacht besteed aan de kosten en baten waarmee de invoering van de bestuurlijke boete voor de gemeenten gepaard gaat.

De Tweede Kamer zal in het periodiek onderhoudsrapport gemeentefonds 2005 over de uitkomst worden geïnformeerd.

In het kader van de derde convenantperiode grotestedenbeleid (2005–2009) heeft het kabinet extra middelen voor veiligheid beschikbaar gesteld. De G30 ontvangen vanaf 2005 jaarlijks € 20 miljoen extra voor veiligheid. Tevens wordt in de periode 2005–2009 eenmalig € 20 miljoen ter beschikking gesteld aan de G30. Het totaalbedrag van € 120 miljoen voor de periode 2005–2009 wordt opgenomen in de Brede doeluitkering Sociaal, Integratie en Veiligheid en gekoppeld aan meerjarige prestatieafspraken die begin 2005 in convenanten tussen Rijk en steden worden vastgelegd. Tenslotte hebben de steden de financiële zekerheid gekregen ook in 2010 en 2011 jaarlijks € 20 miljoen te ontvangen.

Waterbeleid 21e eeuw

De staatssecretaris van V en W heeft u bij brief van 16 februari 2004 (Kamerstukken II 2003/04, 29 428, nr. 1) het eindrapport van het interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) naar de bekostiging van het regionale waterbeheer aangeboden. In deze brief heeft het kabinet één samenhangend standpunt op het IBO-rapport en eerdere adviezen uitgebracht. Thans wordt uitgewerkt wat de gevolgen zijn van het hanteren van één waterketenrekening en op termijn van één waterketentarief. Als de verdere beleidsontwikkeling daartoe aanleiding geeft, zal in het POR 2005 gemeentefonds op deze problematiek worden teruggekomen.

C2000

In het POR 2004 gemeentefonds is aandacht besteed aan de financiële gevolgen voor de gemeenten van het project C2000 Daar is melding gemaakt van het voornemen om in verband met de invoering van C2000 structureel € 7,26 miljoen over te hevelen van het gemeentefonds naar de begroting van BZK. Over deze uitname uit het gemeentefonds was nog overleg gaande met de VNG en dit overleg heeft er uiteindelijk toe geleid dat voor het jaar 2004 is afgezien van uitname. Over een eventuele uitname per 2005 moet nog een besluit worden genomen. In het POR 2005 zal ik hierop terugkomen.

Huursubsidie informatie punten

In de afgelopen twee jaar zijn er zowel bij gemeenten als bij woningbouwcorporaties zogenoemde huursubsidie informatie punten (HIP's) ingericht teneinde de informatieverstrekking en de ondersteuning aan het potentiële huursubsidie klantenbestand te verbeteren. Onder begeleiding van een door VROM ingestelde ambtelijk werkgroep, waarin ook Aedes (de koepelorganisatie van woningcorporaties) de VNG, het ministerie van BZK, en enkele afgevaardigden van gemeenten en corporaties waar een HIP is ingericht, hebben deelgenomen, heeft er een extern onderzoek plaatsgevonden naar de eventuele meer- en minderkosten van deze verbeterde vorm van dienstverlening. Het onderzoek is nagenoeg afgerond waarna er over de uitkomsten een bestuurlijk standpunt zal worden ingenomen. In het POR 2005 zal de Tweede Kamer hierover opnieuw worden geïnformeerd.

Kinderopvang en buitenschoolse opvang

De Tweede Kamer heeft op 18 mei jl. het voorstel van Wet kinderopvang aanvaard. De beoogde invoeringsdatum van de wet is 1 januari 2005.

Bij nota van wijziging op de ontwerp-begroting gemeentefonds 2004 (Kamerstukken II 2003/04, 29 200 B, nr. 8) is met ingang van 2004 structureel bijna € 122,7 miljoen uit het gemeentefonds genomen in verband met de voorziene Wet Basisvoorziening Kinderopvang (inmiddels is de citeertitel veranderd in: Wet kinderopvang). De uitname liep vooruit op het wegvallen van taken bij de gemeenten onder het nieuwe bekostigingsregime voor de kinderopvang en de buitenschoolse opvang.

Tegenover het wegvallen van taken staat, dat de gemeenten onder het nieuwe bekostigingsregime, een aantal specifieke taken krijgen die geld vergen.

Het gaat daarbij enerzijds om personen die behoren tot groepen die gebruik maken van de kinderopvang en waarvoor er geen werkgever is. De gemeenten betalen voor specifieke doelgroepen het per definitie ontbrekende werkgeversdeel in de bekostiging van de kindplaatsen. Het gaat anderzijds om het eerste lijnstoezicht (GGD) dat in handen van de gemeenten wordt gelegd. Voor deze specifieke taken krijgen de gemeenten compensatie. Met ingang van 2005 wordt daartoe structureel circa € 40 miljoen aan het gemeentefonds toegevoegd.

Regionale omroepen

In het POR 2004 provinciefonds bent u geïnformeerd over het kabinetsvoornemen om de middelen voor regionale omroepen op de begroting van het ministerie van OCW met ingang van 2004 over te hevelen naar het provinciefonds. Het wetsvoorstel Wijziging van de Mediawet in verband met een nieuwe financieringsstructuur voor de regionale publieke omroep (Kamerstukken II 2002/03, 28 856), waarin dit wordt geregeld, is op 27 november 2003 in de Tweede Kamer behandeld en op verzoek van de staatssecretaris van OCW aangehouden. De staatssecretaris heeft tijdens de behandeling toegezegd eerst een bredere visie te formuleren op de positie van regionale en lokale media. Daarbij zal zij de uitkomsten van een WRR-rapport over het brede medialandschap, dat naar verwachting in september beschikbaar komt, betrekken evenals de visies van IPO en ROOS (koepelorganisatie regionale omroepen) en van VNG en OLON (koepelorganisatie lokale omroepen). Afhankelijk van de uitkomsten van de bredere visie op de positie van regionale en lokale media zal bekeken worden of er consequenties zijn voor het wetsvoorstel.

Slot

Ik memoreer dat het voorstel voor de Wijzigingswet Wgr-plus op 22 april 2004 bij de Tweede Kamer is ingediend (Kamerstukken II 2003/04, 29 532, nrs. 1 e.v.). Op aspecten van de financiële verhouding is in de memorie van toelichting van dit wetsvoorstel ingegaan.

In het POR 2004 is aandacht besteed aan de bommenregeling, met name in verband met de voorbereiding van een nieuwe regeling. Sindsdien zijn op dat punt goede vorderingen geboekt. Binnenkort zal ik u daarover bij separate brief informeren.

De minister en de staatssecretaris van VWS hebben de Tweede Kamer bij brief van 23 april 2004 geïnformeerd over de voornemens van het kabinet op het terrein van langdurige zorg en maatschappelijke ondersteuning (Kamerstukken II 2003.04, 29 538, nr. 1). Aangezien het hier om een onderwerp gaat met mogelijk grote financiële implicaties voor de gemeenten, is het ministerie van BZK nauw betrokken bij de beleidsontwikkeling op dit terrein.

In een brief over de Nederlandse kabinetsreactie inzake de mededeling van de Europese Commissie over de herziening van de richtlijn 93/104/EG betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd (Kamerstukken II 2003/04, 29 376, nr. 2) is ook kort ingegaan op de mogelijke gevolgen van de uitspraak van het Europese Hof van Justitie in de zaak Jaeger en de inzichten met betrekking tot de voorgenomen aanpassing in de regelgeving over arbeids- en rusttijden. Het is nu te vroeg om alle consequenties van deze jurisprudentie te kunnen overzien. Zodra daarover meer duidelijkheid bestaat zal ik de Tweede Kamer nader informeren.

In het POR gemeentefonds 2004 is aandacht besteed aan het onderwerp «Fonds Werk en Inkomen» (Kamerstukken II 2003/04, 29 200 B, nr.2, blz. 41). Met dit onderwerp zijn grote financiële gevolgen voor de gemeenten verbonden. Daarom ben ik, uit hoofde van mijn verantwoordelijkheid voor een goede financiële verhouding tussen het Rijk en de gemeenten, nauw betrokken bij de verdere ontwikkelingen op dit terrein. Ik volsta er op dit moment mee te verwijzen naar de brief die de staatssecretaris van SZW op 20 april naar de Tweede Kamer heeft gezonden (Kamerstukken II 2003/04, 28 870, nr. 108). Voor zover noodzakelijk zal ik de Tweede Kamer bij latere gelegenheden opnieuw informeren over de ontwikkelingen bij dit onderwerp.

Zoals u weet is het kabinet voorstander van directe verkiezingen van de burgemeester. Het streven is de eerste burgemeesterverkiezingen in maart 2006 te laten plaatsvinden, gelijktijdig met de gemeenteraadsverkiezingen. De directe verkiezing van de burgemeester heeft vanzelfsprekend financiële gevolgen. In het POR 2005 zal ik op deze problematiek terugkomen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes

Naar boven