nr. 37
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 augustus 2004
Conform de toezegging tijdens het Algemeen Overleg over lightrail van
18 mei 2004 (29 200 A, nr. 30) informeer ik u hierbij over de besluitvorming
rond de planstudie van de RijnGouweLijn Oost. De beoordeling van het door
de provincie Zuid-Holland ingediende planstudierapport «Nota Voorkeursalternatief
RijnGouweLijn Oost» van september 2003 alsmede de «notitie aanvulling
voorkeursalternatief RGL Oost» van april 2004 heeft in de afgelopen
periode plaats gevonden.
Gaarne spreek ik mijn waardering uit voor de wijze waarop de provincie
bijdraagt aan vernieuwende oplossingen. Dit project, maar ook de proef met
lightrailvoertuigen op het spoor, die nu loopt op de verbinding Gouda–Alphen
zijn daarvan belangrijke voorbeelden.
Het project wordt door mij als een pilot beschouwd, waarin ervaring kan
worden opgedaan met een systeem dat zowel op straatniveau in de binnenstad
als samen met treinen op het landelijke spoorwegnet kan rijden. De ervaring
die met dit project wordt opgedaan voor (de toekomst van) lightrail en de
extra kosten die een pilot met zich meebrengt zijn aanleiding voor een extra
bijdrage voor dit project. Daarom zal V&W maximaal € 140 mln
bijdragen.
Deze extra bijdrage betekent geen verandering in de bestaande verdeling
van verantwoordelijkheden tussen provincie en rijk. Het gaat hier om een regionaal
project waarvoor de provincie inhoudelijk en financieel verantwoordelijk is,
ook in de volgende fasen van ontwikkeling, aanleg en exploitatie. Dit geldt
eveneens voor het maken van afspraken met ProRail en NS Reizigers over het
samengebruik op het spoor.
In het overleg met de provincie over de RijnGouwelijn Oost heb ik afgesproken
dat, vanwege de grote bouwopgaven en de daarmee samenhangende verkeers- en
vervoerproblemen, Verkeer en Waterstaat en provincie zich samen sterk zullen
maken voor het vinden van oplossingen voor die problemen en afspraken zullen
maken over gezamenlijk na te streven resultaten. Ik ben blij met
deze constructieve samenwerking met de provincie.
Samen met de verantwoordelijke gedeputeerde van de provincie, de heer
Norder, ben ik ervan overtuigd dat met de bovengenoemde bijdrage het aan de
provincie mogelijk is gemaakt een vernieuwend openbaar vervoersysteem te realiseren.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
K. M. H. Peijs