29 200
Nota over de toestand van 's Rijks Financiën

29 200 XV
Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2004

nr. 54
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 februari 2004

Bij de begrotingsbehandeling SZW zijn door mevrouw De Vries (VVD) vragen gesteld naar aanleiding van het houdbare pad voor de overheidsschuld dat door het CPB is berekend (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2003–2004, nr. 32, blz. 2258 en nr. 33, blz. 2373). Op verzoek van de staatssecretaris van SZW beantwoord ik hierbij deze vragen.

Mevrouw De Vries vraagt om te beginnen om een toelichting bij de verschillen tussen het houdbare pad voor de overheidsschuld uit de studie Ageing in the Netherlands, die het CPB in 2000 heeft gepubliceerd, en het houdbare schuldpad dat het CPB vorig jaar heeft berekend.

Voor een bespreking van de verschillen tussen de twee studies verwijs ik graag naar paragraaf 2.4 van de Miljoenennota 2004, en in het bijzonder naar box 2.4.1. Hierin wordt erop gewezen dat het houdbare pad voor de overheidsschuld, dat vorig jaar is gepubliceerd, min of meer vergelijkbaar is met het houdbare schuldpad uit Ageing in the Netherlands. Wel verschillen de voorziene dieptepunten van de schuldquote enigszins. Volgens het recente scenario bedraagt de houdbare schuld in 2030 ongeveer 15% van het BBP, terwijl de schuld volgens het houdbare scenario uit Ageing in the Netherlands omstreeks 2025 volledig is afgelost. Hierbij past echter als kanttekening dat vorig jaar voor 2007 op een veel hogere overheidsschuld werd gerekend dan vier jaar geleden. Dit verklaart waarom de schuldquote volgens het recente scenario in de komende decennia meer daalt dan volgens het scenario uitAgeing in the Netherlands. Volgens het recente scenario mag dan ook op een iets grotere afname van de rentelasten worden gerekend.

Mevrouw de Vries vraagt tevens of de nieuwe sommen van het CPB gevolgen hebben voor het streven van het kabinet om via schuldaflossing ruimte op de begroting vrij te maken voor de te verwachten toename van de demografisch gevoelige overheidsuitgaven (AOW en zorg). Het antwoord op deze vraag luidt ontkennend. Het kabinet streeft naar houdbare overheidsfinanciën. Het wenst met andere woorden te vermijden dat de lasten van de vergrijzing eenzijdig op de schouders van de toekomstige generaties terechtkomen. Het begrotingssaldo moet in deze kabinetsperiode daarom aanzienlijk verbeteren, omdat anders het perspectief op aflossing van de overheidsschuld ver achter de horizon zou verdwijnen.

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Naar boven