29 043
Interdepartementaal Beleidsonderzoek: Vogel- en Habitatrichtlijn

nr. 2
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 januari 2006

In september 2003 heb ik u mede namens mijn collega van Financiën het eindrapport aangeboden van het interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) naar de Vogel- en Habitatrichtlijn: «Nederland op Slot? De Europese en Nederlandse natuurbeschermingswetgeving nader bezien» (kamerstuk 29 043, nr. 1). Aanleiding voor het interdepartementaal beleidsonderzoek naar de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn in 2003 was de constatering dat veel partijen knelpunten ervoeren bij de implementatie ervan. Tevens ontving u de conclusies, met aangekondigde acties, die het kabinet verbond aan het rapport en de aanbevelingen daaruit.

In deze brief zet ik de huidige stand van zaken uiteen. In de bijlage1 is per reactie en aangekondigde actie aangegeven welke resultaten er in de afgelopen twee jaar zijn behaald.

Resultaat van uitvoering van de IBO-acties

Uit het IBO bleek dat er maatschappelijk draagvlak bestaat voor de doelstellingen van de Vogel- en Habitatrichtlijn, maar dat de omgang met de implementatie van de Europese richtlijnen in de praktijk problemen opleverde voor de betrokken organisaties en burgers van Nederland. Het doel van de IBO-aanbevelingen was daarom hethanteerbaar maken van de Vogel- en Habitatrichtlijn.

Het belang van de IBO-aanbevelingen wordt onderstreept door recente uitspraken van de Raad van State over in het verleden genomen bestuursbesluiten op het gebied van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Analyse van de jurisprudentie wijst uit dat bestuursbesluiten tot nu toe zijn gesneuveld omdat de procedurestappen van artikel 6 van de Habitatrichtlijn niet juist zijn doorlopen en dat beter of meer onderzoek voldoende lijkt om projecten toch doorgang te laten vinden.

Ik heb mij de IBO-aanbevelingen ter harte genomen en ben aan de slag gegaan met de IBO-acties. Om de Vogel- en Habitatrichtlijn hanteerbaar te maken, heb ik mij gericht op een 3-fasen aanpak. Daarbij worden allereerst oplossingen binnen de nationale wet- en regelgeving gezocht, daarna eventuele aanpassing van nationale wet- en regelgeving en tenslotte eventuele aanpassing van Europese wet- en regelgeving.

Oplossingen binnen de nationale wet- en regelgeving heb ik gevonden door het verbeteren van de uitvoering en daarmee zijn inmiddels goede resultaten bereikt. Daarnaast heb ik vanaf 23 februari 2005 de uitvoering van de Flora- en faunawet middels een AmvB vereenvoudigd. In de loop van dit jaar wordt gewerkt aan verdere aanpassingen en vereenvoudigingen van deze wet.

Verbetering samenspraak met betrokkenen

Het IBO constateerde in 2003 een gebrekkige samenspraak tussen betrokken instanties en organisaties. Dit is inmiddels verbeterd en er is frequent constructief overleg met betrokkenen, waarmee het kennisniveau is verhoogd. Betrokken organisaties kunnen beter op de regelgeving anticiperen en de ministeries horen op hun beurt wat er leeft bij de organisaties. Samen wordt gewerkt aan oplossingen van problemen. Het in samenspraak voorbereiden van de beheerplannen en het uitwerken van een gedragscode voor bosbeheer (met navolging in andere sectoren), zijn hierbij goede resultaten. Beheerplannen en gedragscodes maken minder vergunningen en ontheffingen noodzakelijk. Met het verplicht stellen van de beheerplannen in de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998, waarin projecten en andere handelingen gereguleerd kunnen worden, neemt het benodigde aantal individuele vergunningen af. Voorts zijn er met de inwerkingtreding van een AmvB op basis van de Flora- en faunawet minder ontheffingen nodig door het opnemen van meer vrijstellingen, al dan niet onder voorwaarde van het opstellen van een gedragscode.

De komende tijd verwacht ik dat wij ook ten aanzien van de afstemming met verwante onderwerpen, zoals de Kaderrichtlijn Water, tot goede vorderingen zullen komen. Verder voert mijn ministerie «werkateliers» uit, waar lopende plannen en projecten tegen het licht worden gehouden die tegen beperkingen van de regelgeving lijken aan te lopen. Een eindrapport van de werkateliers zal dan praktijklessen bevatten over een goede aanpak van economische en andere activiteiten. In het kader van de inwerkingtreding van de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 zijn er de afgelopen maanden vier regionale bestuurlijke dialogen georganiseerd, waarbij bestuurders over de samenwerking en bestuurlijke dilemma’s konden praten. Deze bijeenkomsten werden zeer gewaardeerd door de deelnemers. De eindrapporten van zowel de werkateliers als de bestuurlijke dialogen zijn begin 2006 gereed en dan zal ik deze aan de Tweede Kamer zenden.

Verhoging kennisniveau

Volgens het IBO vormde onduidelijkheid over ingewikkelde regelgeving een belangrijke bron van onvrede. De kennis over de wetgeving is vergroot, door verduidelijking van de bepalingen en het bieden van richtsnoeren. Ter voorbereiding op de inwerkingtreding van de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 op 1 oktober 2005 heeft mijn ministerie in september jl. samen met de provincies verschillende regionale voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd, die goed werden bezocht.

De provincies gaan verder met provinciale bijeenkomsten. Daarnaast hebben verschillende publicaties voor meer praktische informatie gezorgd. De brochure over de toepassing van de Flora- en faunawet in relatie tot ruimtelijke ingrepen wordt enthousiast gebruikt door de sectoren. Ook de eerste handreiking over de bescherming van gebieden (artikel 6 van de Habitatrichtlijn) is na een wijde verspreiding veelvuldig gebruikt. Inmiddels is deze handreiking geactualiseerd en toegesneden op de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998. Daarnaast heeft mijn ministerie begin oktober 2005 een handreiking«Beheerplannen» uitgebracht, en een handreiking «Bestemmingsplan en natuurwetgeving». Mijn inzet is met deze brochures en handreikingen de omgang met de regelgeving in de praktijk te verduidelijken.

Kennis over de natuurwaarden bij betrokkenen is nodig om de gevolgen van de regelgeving te kunnen inschatten. De afgelopen jaren is met behulp van de middelen bij het Amendement Van den Ham het onderzoek naar de verspreiding van soorten geïntensiveerd. Dit heeft echter nog niet in voldoende mate geleid tot verbetering van de informatievoorziening naar gebruikers van de gegevens over natuur. Mijn conclusie is dat ik het proces van de verzameling en verspreiding van natuurgegevens strakker moet aansturen, met participatie van alle betrokken partijen. Ik ben daarom op advies van de Taskforce Impuls Soortenbeleid een project gestart om in overleg met betrokken ministeries en marktpartijen een Gegevensautoriteit Natuur op te richten.

Verbetering dienstverlening

De dienstverlening is verbeterd met een centrale helpdesk voor vragen over de natuurwetgeving en een uitgebreide website (www.minlnv.nl/natuurwetgeving) die veelvuldig wordt geraadpleegd. Tevens is het aanvragen van vergunningen en ontheffingen eenvoudiger en meer doorzichtig gemaakt. Naast het uitbrengen van handreikingen en brochures met uitleg over de procedurele stappen, heb ik de ontheffingverlening voor de Flora- en faunawet laten standaardiseren. Op dit moment duurt het ongeveer 3 maanden voordat mijn ministerie een ontheffing voor de Flora- en faunawet kan geven – waar wettelijk 16 weken staat – en ik wil dit verder verkorten naar 2 maanden. Ten aanzien van de Natuurbeschermingswet 1998 zal ik met de provincies overleggen over eenvoudige en gestandaardiseerde aanvraagprocedures voor vergunningen. Hierbij hoort het streven om het digitaal aanvragen van vergunningen en ontheffingen mogelijk te maken.

Zijn de Vogel- en Habitatrichtlijn hanteerbaar?

Ondernemers beoordelen de vergunning- en ontheffingverlening van de natuurwetgeving als redelijk, zo blijk uit een recent onderzoek in opdracht van de Taskforce Vereenvouding Vergunnningen1, met verbeterpunten met name gericht op de doorlooptijd en de beschikbaarheid van gegevens. Met de uitvoering van de IBO-acties, waarvan ook in het volgend jaar nog resultaten zullen volgen, zijn de Vogel- en Habitatrichtlijn hanteerbaarder gemaakt. Door bovenstaande inspanningen verwacht ik dat het aantal uitspraken van de Raad van State die vanwege procedurele oorzaken negatief uitvallen voor de uitvoering van projecten, zal afnemen.

Hanteerbaar is echter niet hetzelfde als makkelijk en ik heb er dan ook alle begrip voor dat organisaties en burgers de realisatie van plannen en projecten in en rond waardevolle natuur als inspannend en veeleisend ervaren. De omgang met de natuurwetgeving is complex: aan de ene kant zijn we gebonden aan zorgvuldige uitvoering van strikte Europese wetgeving en aan de andere kant vragen zowel de ruimtelijke economische ontwikkeling van Nederland als de dynamische biodiverstiteit om maatwerkoplossingen. Er zullen nog steeds nieuwe uitdagingen naar voren komen en ik blijf luisteren naar signalen uit de maatschappij, zodat we problemen in samenspraak kunnen blijven oppakken.

Met het hanteerbaarder maken van de wetgeving is het negatieve beeld omtrent Natura 2000 en de natuurwetgeving nog niet verdwenen. Ik zal mij de komende tijd daarom inspannen om een betere balans te bereiken tussen het aan de ene kant negatieve beeld over de wetgeving omtrent natuur en aan de andere kant het positieve beeld van de waarde en beleving van natuur.

Doel is eind 2006 alle IBO-acties te hebben geïmplementeerd. Om de tevredenheid van de maatschappelijke omgeving te meten zal ik medio 2006 (mede als input voor de rapportage aan Brussel) een evaluatie houden. Dan kan ik ook bepalen of de Vogel- en Habitatrichtlijn inderdaad hanteerbaar zijn gemaakt. Mochten er onaanvaardbare problemen overblijven die met een verbetering van de uitvoering niet opgelost kunnen worden dan zal ik dat moment benutten om eventuele aanpassing van wet- en regelgeving voor te stellen. Er zal hierbij in eerste instantie worden gezocht naar oplossingen via nationale wet- en regelgeving, voordat het voorstellen van aanpassing van de Europese richtlijnen wordt overwogen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

SIRA Consulting BV, Kosten en Effecten van Vergunningverlening, Inventarisatie naar de kenmerken van 77 geselecteerde vergunningstelsels, april 2005.

Naar boven