nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende
wijziging van enkele belastingwetten in verband met de implementatie van Richtlijn
2003/49/EG van de Raad van de Europese Unie van 3 juni 2003 betreffende de
gemeenschappelijke belastingregeling inzake uitkeringen van interest en royalty's
tussen verbonden ondernemingen van verschillende lidstaten.
De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden
waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
9 september 2003
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met de totstandkoming
van Richtlijn nr. 2003/49/EG van de Raad van de Europese Unie van 3 juni 2003
betreffende de gemeenschappelijke belastingregeling inzake uitkeringen van
interest en royalty's tussen verbonden ondernemingen van verschillende lidstaten
(Pb L 157) noodzakelijk is een bepaling in de Wet op de vennootschapsbelasting
1969 en een bepaling in de Algemene wet inzake rijksbelastingen te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
Artikel 17a van de Wet op de vennootschapsbelasting
1969 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Het eerste lid, onderdeel c, is niet van toepassing ingeval de gerechtigde
tot de schuldvordering is gevestigd in een andere lidstaat van de Europese
Unie en aan de volgende voorwaarden is voldaan:
1°. de gerechtigde tot de schuldvordering en de Nederlandse vennootschap
hebben één van de in de bijlage bij Richtlijn nr. 2003/49/EG
van de Raad van de Europese Unie van 3 juni 2003 betreffende de gemeenschappelijke
belastingregeling inzake uitkeringen van interest en royalty's tussen verbonden
ondernemingen van verschillende lidstaten (Pb L 157) opgenomen rechtsvormen;
2°. de gerechtigde tot de schuldvordering is voor ten minste 25 percent
van het nominaal gestorte kapitaal aandeelhouder van de in Nederland gevestigde
vennootschap, de in Nederland gevestigde vennootschap is voor ten minste 25
percent van het nominaal gestorte kapitaal aandeelhouder van de gerechtigde
tot de schuldvordering of een ander is voor ten minste 25 percent van het
nominaal gestorte kapitaal aandeelhouder van de gerechtigde tot de schuldvordering
en van de in Nederland gevestigde vennootschap;
3°. de gerechtigde tot de schuldvordering en de Nederlandse vennootschap
zijn in de lidstaat van vestiging onderworpen aan de aldaar geheven belasting
naar de winst als bedoeld in artikel 3, onderdeel a, ten derde, van de eerdergenoemde
richtlijn;
4°. de gerechtigde tot de schuldvordering wordt in de lidstaat van
vestiging niet geacht volgens een met een derde staat gesloten verdrag ter
voorkoming van dubbele belasting buiten de lidstaten van de Europese Unie
te zijn gevestigd;
5°. de schuldvordering behoort bij de gerechtigde tot de schuldvordering
niet tot het vermogen van een buiten de lidstaten van de Europese Unie gelegen
vaste inrichting.
ARTIKEL II
In artikel 4, derde lid, van de Algemene wet
inzake rijksbelastingen wordt na «inbreng van activa en aandelenruil
met betrekking tot vennootschappen uit verschillende Lid-Staten (PbEG L 225)»
een komma geplaatst en vervalt het woord «of». Voorts wordt na
«moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende Lid-Staten
(PbEG L 225)» een zinsnede ingevoegd, luidende: of Richtlijn nr. 2003/49/EG
van de Raad van de Europese Unie van 3 juni 2003 betreffende een gemeenschappelijke
belastingregeling inzake uitkeringen van interest en royalty's tussen verbonden
ondernemingen van verschillende lidstaten (Pb L 157).
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2004.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Financiën,