29 032
Wijziging van de Mediawet in verband met verlaging van de rijksomroepbijdrage

A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 27 juni 2003 en het nader rapport d.d. 2 september 2003, aangeboden aan de Koningin door de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, mw. Van der Laan. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 9 mei 2003, no. 03.001966, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, mr. drs. C.H.J. van Leeuwen, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Mediawet in verband met verlaging van de rijksomroepbijdrage.

In het Strategisch Akkoord van het kabinet-Balkenende I is afgesproken de rijksbijdrage aan de publieke omroep met 5% te verminderen in het kader van de doelmatigheids- en volumetaakstelling van de hele overheid. Volgens de regering ligt het in de rede dat ook de publieke omroep kritisch kijkt naar overmatige bureaucratie en overhead in de eigen organisatie. Als gevolg hiervan regelt het wetsvoorstel dat de rijksomroepbijdrage met ingang van 2004 structureel met 30 miljoen euro wordt verminderd. Daarnaast wordt via dit wetsvoorstel de rijksomroepbijdrage gekort door de opgelegde 4%-efficiencykorting aan de G&G-sector, waaronder de omroeporkesten vallen.

De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt een aantal opmerkingen met betrekking tot actuele ontwikkelingen en de technische realisatie van de verlaging van de rijksomroepbijdrage. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het voorstel wenselijk is.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 9 mei 2003, no. 03.001966, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde ontwerp van een algemene maatregel van bestuur rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 27 juni 2003, no. W05.03.0169/III, bied ik U hierbij aan.

1. De bezuiniging van 30 miljoen euro voor de publieke omroep met ingang van 2004 is overeenkomstig het Strategisch Akkoord van het kabinet-Balkenende I. Het hoofdlijnenakkoord van het kabinet-Balkenende II bevat ook een efficiencybezuiniging voor de publieke omroep. Deze bezuiniging is opgenomen in de bijlage met het financieel kader voor 2004–2007. In paragraaf 3a is de korting voor de publieke omroep in 2004 10 miljoen euro, in 2005 30 miljoen euro, in 2006 40 miljoen euro en in 2007 50 miljoen euro. Deze bedragen zijn additioneel ten opzichte van de reeds aangekondigde 30 miljoen euro.

De totale bezuiniging is van substantiële aard. Het is een gemis dat bij het voorstel geen indicatie is gegeven van de gevolgen van deze bezuiniging voor het publieke bestel. Hiertoe is een onderzoek aangekondigd, waarvan de resultaten inmiddels beschikbaar zijn. Doel van dit onderzoek1 is de mogelijkheden in kaart te brengen om kosten te besparen onder andere als gevolg van samenwerking en optimalisering van produktiemethoden.

De Raad adviseert de resultaten van dit onderzoek bij de verdere besluitvorming te betrekken en daaraan in de toelichting aandacht te geven.

1. De additionele taakstelling op de rijksomroepbijdrage van in totaal € 50 miljoen, die voortvloeit uit het Hoofdlijnenakkoord van het kabinet Balkenende II, is een ontwikkeling die is opgetreden nadat het wetsvoorstel tot wijziging van de Mediawet in verband met verlaging van de rijksomroepbijdrage bij de Raad van State was ingediend.

Naar aanleiding hiervan is het wetsvoorstel en de memorie van toelichting aangepast.

Mede naar aanleiding van het advies van de Raad om aandacht te geven aan de resultaten van het aangekondigde onderzoek is in de memorie van toelichting in procedurele zin uiteengezet hoe de bezuiniging verder wordt uitgewerkt.

2. De lokale omroep wordt niet vanuit de mediabegroting gefinancierd, maar uit het Provinciefonds. Daarnaast vindt thans via de mediabegroting ook ondersteuning plaats van de regionale omroepen. Inmiddels is op 29 april 2003 een wetsvoorstel aanhangig gemaakt bij de Tweede Kamer der Staten Generaal dat tot doel heeft per 1 januari 2004 de middelen uit de Mediawet die bedoeld zijn voor de regionale omroepen over te hevelen naar het Provinciefonds. Indien echter dit wetsvoorstel in werking treedt na 1 januari 2004, heeft de wijziging van de Mediawet mogelijk ook gevolgen voor de regionale omroepen.

De Raad adviseert op dit aspect nader in te gaan.

2. De Raad geeft terecht aan dat indien het wetsvoorstel tot wijziging van de Mediawet in verband met een nieuwe financieringsstructuur voor de regionale omroep in werking treedt na 1 januari 2004 er op basis van de nadere uitwerking van onderhavig wetsvoorstel mogelijk gevolgen kunnen optreden voor de regionale omroepen. Deze gevolgen treden alleen dan op wanneer het kabinet zou besluiten de opgelegde bezuiniging deels ook van toepassing te laten zijn op de regionale omroep. In de memorie van toelichting was reeds aangegeven dat de korting in beginsel op alle organisaties en instellingen die uit de mediabegroting worden gefinancierd kan worden opgelegd. Hieraan is in procedurele zin de verdere uitwerking van de bezuiniging toegevoegd.

3. Artikel I, onderdeel A, verlaagt de rijksomroepbijdrage door in artikel 111, tweede lid, van de Mediawet het minimale niveau van de rijksomroepbijdrage vanaf 2006 structureel te verlagen. Het minimale niveau wordt op grond van artikel 111, derde lid, van de Mediawet bijgesteld met een vastgestelde index. Voor de bijdragen over de jaren 2004 en 2005 is een overgangsbepaling in artikel I, onderdeel B, opgenomen.

De voorgestelde wijziging verlaagt de rijksomroepbijdrage meer dan is beoogd. Door de wijziging in artikel 111, tweede lid, wordt de rijksomroepbijdrage zonder de indexering met 31,148 miljoen euro verminderd. Hierdoor is het totale bedrag inclusief indexering lager dan als de rijksomroepbijdrage inclusief de indexering met 31,148 miljoen euro wordt verminderd.

De Raad geeft in overweging het wetsvoorstel zodanig aan te passen, dat de rijksomroepbijdrage met, zoals wordt beoogd, niet meer dan 31,148 miljoen euro wordt verlaagd.

3. De korting van de rijksomroepbijdrage dient plaats te vinden over het bedrag van de rijksomroepbijdrage inclusief de sedert 1998 toegepaste indexeringen. Terecht merkt de Raad op dat de tekst van het aan de Raad voorgelegde voorstel tot het misverstand kan leiden dat de vermindering wordt toegepast op het «kale» minimumniveau van de rijksomroepbijdrage, zijnde het bedrag van de afdrachten van de Dienst omroepbijdragen in 1998 zonder de indexeringen. Naar aanleiding van de opmerkingen van de Raad is de in artikel I, onderdeel A, opgenomen wijziging van artikel 111 aangepast.

4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

4. De redactionele kanttekeningen van de Raad zijn overgenomen.

5. In het voorstel van wet zijn voorts de volgende wijzigingen aangebracht:

– Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt om in de artikelen 109 en 109a van de Mediawet enkele technische wijzigingen aan te brengen. Deze wijzigingen beogen binnen de bestaande verantwoordelijkheidsverdeling tussen het Commissariaat voor de Media en de raad van bestuur van de NOS verduidelijking aan te brengen ten aanzien van het nemen van beslissingen omtrent het terugvorderen van aan omroepinstellingen ter beschikking gestelde gelden die zijn gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze gelden zijn gegeven.

– De inwerkingtredingsbepaling is in verband met de genoemde toegevoegde wijzigingen aangepast in die zin, dat eventuele terugwerkende kracht alleen gegeven kan worden aan de bepalingen inzake de verlaging van de rijksomroepbijdrage.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

M. C. van der Laan

Bijlage bij het advies van de Raad van State van 27 juni 2003, no. W05.03.0169/III, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

Voorstel van wet

– Conform aanwijzing 234 van de Aanwijzingen voor de regelgeving de artikelnummers van een wijzigingsregeling aangeven met romeinse cijfers.

– In artikel I, onderdeel B, «zoverre in» laten vervallen.

– De inwerkingtredingsbepaling in een apart artikel (artikel II) weergeven.


XNoot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Persbericht Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, van 17 december 2002.

Naar boven