29 032
Wijziging van de Mediawet in verband met verlaging van de rijksomroepbijdrage

nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 13 november 2003

De regering heeft met belangstelling kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen over onderhavig voorstel van wet. De regering stelt het bijzonder op prijs dat de commissie de behandeling van het voorstel voortvarend ter hand heeft genomen. Hierna zal de regering ingaan op de vragen en opmerkingen van de vaste commissie. De regering hoopt dat met de beantwoording de schriftelijke voorbereiding voldoende zal zijn en dat snelle behandeling van het wetsvoorstel mogelijk is gelet op de wenselijkheid van spoedige inwerkingtreding.

1. Algemeen

De leden van de fractie van de PvdA missen een goede argumentatie in de memorie van toelichting. Bij een zo forse bezuiniging dient de regering naar de mening van deze leden aan te geven op grond van welke criteria de doelmatigheids- en volumetaakstelling toegepast zullen worden. Deze leden verwijzen naar de aangekondigde brief over het mediabeleid en vragen waarom de regering eerst met verregaande bezuinigingen komt en pas daarna met een visie op het omroepbeleid voor de komende jaren. Nu in de memorie van toelichting is weergegeven dat beleidskeuzes zullen worden gemaakt in de meerjarenbegrotingen van de landelijke publieke omroep en de Wereldomroep en in de begrotingsbrief media, die in november aan de Tweede Kamer wordt aangeboden, vragen de leden van de fractie van de PvdA of het tijdstip van indiening van onderhavig wetsvoorstel daar wel mee spoort.

De regering heeft ter uitvoering van het Strategisch Akkoord van het vorige kabinet en het Hoofdlijnenakkoord van het huidige kabinet aan het bureau McKinsey & Company opdracht verstrekt om mogelijkheden voor de organisatie- en efficiencyverbeteringen van de publieke omroep in kaart te brengen. Het op 25 juni 2003 uitgebrachte rapport, dat ook aan de Tweede Kamer is gezonden, is in nauwe samenwerking met de publieke omroep tot stand gekomen. Op basis van dit rapport kunnen voldoende bezuinigings- en verbeteringsmogelijkheden worden onderkend, die nu in overleg met het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap binnen de landelijke publieke omroep verder worden uitgewerkt onder leiding van de raad van bestuur. De raad van bestuur is, binnen de verlaagde budgetten, zelf verantwoordelijk voor de precieze invulling van de bezuinigingen bij de landelijke publieke omroep. Dit past ook in het kader van de wettelijke taak van de raad van bestuur, namelijk het bevorderen van doelmatige inzet van de beschikbaar gestelde budgetten.

De raad van bestuur heeft inmiddels zijn meerjarenbegroting uitgebracht, waarin voor 2004 een nadere invulling wordt gegeven aan de bezuinigingen. Deze wordt vóór 1 november 2003 aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aangeboden door het Commissariaat voor de Media. Het Commissariaat zal de meerjarenbegroting van commentaar voorzien. Ook zal de Raad voor cultuur zijn advies over deze begroting geven. De regering zal in november 2003 in de begrotingsbrief media onder meer het financiële kader voor de mediabegroting 2004 en de jaren daarna presenteren en daarbij ingaan op de bezuinigingen. Na de behandeling in de Tweede Kamer worden vervolgens de budgetten voor 2004 vastgesteld. Onderhavig wetsvoorstel loopt parallel met deze procedure teneinde de afgesproken bezuiniging vanaf 1 januari 2004 te kunnen effectueren.

De leden van de fractie van de VVD kunnen instemmen met het wetsvoorstel.

Met genoegen neemt de regering kennis van het standpunt van de leden van de fractie van de VVD.

De leden van de fractie van D66 onderschrijven de kern van het wetsvoorstel, namelijk een verlaging van de rijksomroepbijdrage. Tegen de achtergrond van de doelmatigheids- en volumetaakstelling van de gehele overheid moet volgens deze leden ook de publieke omroep kritisch kijken naar overmatige bureaucratie en overhead. Deze leden stemmen in met de omvang van de voorgestelde verlaging. Bij de precieze invulling dient volgens de leden van de fractie van D66 leidraad te zijn dat niet, of pas in laatste instantie de bezuinigingen worden afgewenteld op programmabudgetten en programmamakers, maar opgevangen moeten worden binnen de kosten van organisatie. In dat licht spreken deze leden hun zorg uit nu hen berichten bereiken dat in Hilversum juist andersom wordt geopereerd. Indien dat het geval is, dan kunnen zij daar niet mee instemmen.

De regering constateert met genoegen dat de leden van de fractie van D66 het wetsvoorstel kunnen onderschrijven. Tevens constateert zij met tevredenheid dat de door deze leden gehanteerde uitgangspunten ten aanzien van de verwerking van de bezuinigingen in lijn liggen met de visie van de regering. Het is het gezamenlijke belang van de publieke omroep, de overheid en het publiek dat de bezuinigingen zo veel mogelijk in de overhead en efficiency van de organisatie worden geboekt en dat de programmakosten zoveel mogelijk worden ontzien. De regering heeft geen aanwijzingen dat er binnen de publieke omroep vanuit andere uitgangspunten of belangen geopereerd wordt. Het zou de publieke omroep uiteindelijk erg schaden wanneer bezuinigingen ten koste gaan van de kwaliteit en diversiteit van de programmering van de publieke omroep. De regering heeft er vertrouwen in dat bij de nadere uitwerking op basis van het door McKinsey & Company uitgebrachte rapport met dit gezamenlijke belang voldoende rekening wordt gehouden.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met zorg kennis genomen van het wetsvoorstel. Zij zouden het betreuren wanneer door verlaging van de rijksomroepbijdrage de pluriformiteit en identiteit van de omroepverenigingen onder druk komt te staan. Deze leden ondersteunen de aansporing dat de publieke omroep kritisch moet kijken naar organisatiekosten, maar vrezen dat de bezuiniging zo fors is dat efficiencyverbetering alleen geen oplossing biedt. In het licht van de mogelijke gevolgen van de bezuinigingen voor het publieke bestel vragen zij of samenwerking en optimalisering van productiemethoden de bezuinigingen kunnen opvangen of dat er meer nodig is en welke gevolgen dat heeft voor de pluriformiteit van het publieke bestel. De leden van de fractie van ChristenUnie vragen voorts wat de regering doet om het unieke karakter van het bestel te waarborgen en of de regering bereid is het bezuinigingsbesluit te heroverwegen als blijkt dat het ingrijpende gevolgen heeft voor de publieke omroep.

De regering waardeert het dat de leden van de fractie van de ChristenUnie ondanks hun zorg de visie delen dat ook de publieke omroep kritisch naar de organisatiekosten dient te kijken. Hoewel ook in de ogen van de regering de bezuinigingen fors te noemen zijn, gaat zij er mede op basis van de door Mckinsey & Company onderzochte en gerapporteerde mogelijkheden van uit dat bezuinigingen zoveel mogelijk opgevangen kunnen worden door organisatie- en efficiencyverbeteringen. Een van de mogelijkheden daarbij is inderdaad verdergaande samenwerking en optimalisering van productiemethoden. De regering wijst erop dat de afgelopen jaren omroepen op diverse terreinen nauwer zijn gaan samenwerken, niet alleen waar het de inzet van technische middelen en faciliteiten betreft, maar ook ten aanzien van de programmering. Daarbij is gebleken dat samenwerking niet behoeft te leiden tot verschraling van de diversiteit en identiteit van omroepverenigingen. De regering benadrukt dat de grondslagen met dit wetsvoorstel niet ter discussie worden gesteld. Zij is daarbij van oordeel dat de bezuinigingsmaatregelen niet zo ingrijpend zijn dat deze onaanvaardbare gevolgen hebben voor het unieke karakter van het bestel.

2. Artikelsgewijs

De leden van de fractie van de PvdA vragen of het niet voor de hand ligt om ook doelmatigheidstoezicht bij het Commissariaat voor de Media te leggen. Deze leden vragen voorts of de regering inzage zou kunnen geven in het overleg tussen de raad van bestuur van de NOS en het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Onder verwijzing naar de memorie van toelichting bij de begroting 2004 vragen zij hoe de daar genoemde investeringen in ICT en digitalisering moeten worden gezien in relatie tot de bezuinigingen en of de daar genoemde opbrengst van € 70 miljoen van de verkoop van het Nederlands Omroepproductie Bedrijf wordt aangewend als investering in de publieke omroep. Tot slot vragen de leden van de fractie van de PvdA of de regering dieper op de eventuele gevolgen voor de regionale omroepen kan ingaan en of de mededeling dat de korting wordt opgelegd aan alle organisaties en instellingen die gefinancierd worden uit de mediabegroting strookt met de opmerkingen in het nader rapport.

Met betrekking tot het doelmatigheidstoezicht merkt de regering het volgende op. Het Commissariaat voor de Media is primair belast met de controle op de rechtmatige besteding van de omroepmiddelen. De publieke omroepen hebben op grond van de Mediawet een zelfstandig recht op omroepmiddelen en zijn dan ook primair verantwoordelijk voor een zo doelmatige besteding van die middelen. Deze eigen verantwoordelijkheid heeft een relatie met de programmatische en organisatorische autonomie van omroepinstellingen, die ook wettelijk is vastgelegd. Het zou tot vergaande consequenties leiden wanneer het Commissariaat via een doelmatigheidscontrole zou treden in het besturen van omroepinstellingen en daarmee in het bestuur van de publieke omroep als geheel. Artikel 16 van de Mediawet bepaalt dan ook dat de raad van bestuur van de NOS tot taak heeft de doelmatige inzet van omroepmiddelen binnen de landelijke publieke omroep te bevorderen.

Met de verschillende betrokken organisaties van de publieke omroep is op politiek en ambtelijk niveau regelmatig overleg gevoerd. Dit heeft mede geleid tot de begrotingsbrief media die binnenkort aan de Kamer zal worden gezonden.

In de begrotingsbrief media zal nader worden ingegaan op de ontwikkeling van nieuwe diensten en digitalisering in relatie tot het terrein van de media.

De opbrengst van € 70,3 miljoen bij verkoop van het NOB wordt niet aangewend als investering in de publieke omroep. Deze opbrengst is namelijk ten tijde van het kabinet Lubbers III ingeboekt als bezuinigings-taakstelling ten gunste van de algemene middelen.

Naar de regering aanneemt willen de leden van de fractie van de PvdA weten of de regionale omroep buiten de opgelegde bezuiniging valt. Hier kan de regering bevestigend op antwoorden.

In het kader van de voortgang van de behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van de Mediawet in verband met een nieuwe financieringsstructuur voor de regionale omroep is de Kamer hierover geïnformeerd (Kamerstukken II, 2002/03, 28 856, nr. 6). Over de overdracht van de financiële middelen van de rijksbegroting naar het Provinciefonds was reeds in 2001 overeenstemming bereikt en de uitvoering daarvan valt onder de afspraken die met het IPO en de VNG in het kader van het bestuursconvenant zijn gemaakt. Om die reden en mede gelet op de wens van de Kamer, tot uitdrukking gebracht in de motie Jorritsma-Lebbink (Kamerstukken II, 2002.03, 28 600, nr. 88), heeft de regering besloten de regionale omroep buiten de bezuiniging te houden.

De leden van de fractie van de ChristenUnie stemmen in met de voorstellen om het toezicht op de rechtmatige besteding van de omroepmiddelen nadrukkelijker in de wet te regelen.

De regering is ingenomen met deze steun van de leden van de fractie van de ChristenUnie.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. C. van der Laan

Naar boven