29 032
Wijzing van de Mediawet in verband met verlaging van de rijksomroepbijdrage

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 9 oktober 2003

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

1. Algemeen

De leden van de PvdA-fractie vinden de aangekondigde verlaging van de rijksomroepbijdrage in dit wetsvoorstel om meerdere reden niet voorzien van een goede argumentatie in de memorie van toelichting. Het is in hun ogen een goede zaak om een doelmatigheids- en volumetaakstelling op zaken als bureaucratie en overhead te zetten. De regering dient dan echter wel aan te geven op grond van welke criteria de doelmatigheids- en de volumetaakstelling toegepast zullen worden. Als deze leden het goed zien dan wordt de invulling ervan overgelaten aan de Raad van Bestuur van de Nederlandse Omroep Stichting (NOS). Vindt de regering dit werkelijk de juiste manier van handelen bij een zo forse bezuiniging? Is er nog een rol voor het Commissariaat voor de Media weggelegd?

In de Uitgangspuntenbrief Cultuur (Kamerstuk 28 989, nr. 1) en het algemeen overleg met de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 11 september 2003 daarover, is aangekondigd dat later, in november, een brief komt over het mediabeleid. Kan de regering aan de leden van deze fractie uitleggen waarom zij eerst met verregaande bezuinigingen komt en pas daarna met een visie op het omroepbeleid voor de komende jaren?

De memorie van toelichting geeft weer dat «beleidskeuzes zullen worden gemaakt in de meerjarenbegrotingen van de landelijke publieke omroep en de Wereldomroep en in de begrotingsbrief media, die in november aan de Tweede Kamer wordt aangeboden». Klopt het tijdstip van indiening van dit wetsvoorstel met bovenstaande zinsnede, zo vragen deze leden.

De leden van de VVD-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel, en hebben geen behoefte aan het stellen van vragen.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. De leden onderschrijven de kern van dit wetsvoorstel, namelijk een verlaging van de rijksomroepbijdrage. Tegen de achtergrond van de doelmatigheids- en volumetaakstelling van de gehele overheid, moet ook de publieke omroep kritisch kijken naar overmatige bureaucratie en overhead in de organisatie. In het Strategisch Akkoord van het vorige kabinet is de rijksomroepbijdrage met ingang van 2004 structureel verminderd; in het Hoofdlijnenakkoord van het huidige kabinet is een additionele efficiency-doelstelling opgenomen.

De leden van bovengenoemde fractie stemmen in met de omvang van de voorgestelde verlaging. Daar hebben deze leden, in het Hoofdlijnenakkoord, ook voor getekend. De precieze invulling ervan moet vervolgens aan een nadere beschouwing worden onderworpen. Daarbij zal, wat deze leden betreft, de algemene leidraad zijn dat niet, of pas in laatste instantie, de bezuinigingen worden afgewenteld op programmabudgetten en programmamakers. In eerste instantie zullen bezuinigingen moeten worden opgevangen binnen de kosten van de organisatie, zoals administratieve en facilitaire overhead. Het rapport van McKinsey& Company (bijlage bij OCW0300500) ondersteunt deze leden in hun indruk dat op deze manier, door efficiënter (samen) te werken, de bezuinigingen kunnen worden opgebracht. De leden van voornoemde fractie spreken overigens hun bezorgdheid uit over geluiden die hen bereiken dat door «Hilversum» juist andersom wordt geopereerd en juist wèl als eerste op programmabudgetten en programmamakers wordt bezuinigd en niet in eerste instantie binnen de kosten van de organisatie van het bestel. Dat kan volgens deze leden niet de bedoeling zijn. Mocht uit de definitieve voorstellen blijken dat dit toch het geval is, dan kunnen de leden van deze fractie daar niet mee instemmen.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met enige zorg kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. Zij hechten aan het unieke karakter van de publieke omroep en zouden het betreuren als ten gevolge van een verlaging van de rijksomroepbijdrage de pluriformiteit van het bestel en de identiteit van de omroepverenigingen onder druk komen te staan.

De totale korting op de rijksomroepbijdrage bedraagt € 40 861 miljoen in 2004, € 60 861 miljoen in 2005, € 71 148 miljoen in 2006 en structureel € 81,148 miljoen vanaf 2007. Dat is een forse bezuiniging, naar de mening van deze leden.

De leden vinden het vanzelfsprekend dat de regering de publieke omroepen aanspoort om kritisch te kijken naar de organisatiekosten en zij steunen de regering daarin. Uit het bovengenoemde rapport van McKinsey& Company blijkt immers dat er forse besparingen op management, bestuur en beleid mogelijk zijn.

Intussen vrezen de leden van voornoemde fractie echter dat de voorgestelde verlaging van de rijksomroepbijdrage zo fors is dat een verbetering van de efficiency alléén geen oplossing biedt. Zij willen van de regering weten wat de gevolgen van deze bezuinigingen zijn voor het publieke bestel. Er is onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van de omroepverenigingen om kosten te besparen door samenwerking en de optimalisering van productiemethoden. De leden van deze fractie horen graag wat de uitkomsten zijn van dit onderzoek. Kunnen de omroepen door samenwerking en optimalisering van productiemethoden de bezuinigingen opvangen of is er meer nodig? Heeft dit gevolgen voor de pluriformiteit van het bestel en de identiteit van de omroepverenigingen? Wat doet de regering om het unieke karakter van het publieke bestel te waarborgen, zo vragen deze leden.

Tot slot willen bovengenoemde leden weten of de regering bereid is om dit besluit te heroverwegen, wanneer in de praktijk blijkt dat de verlaging van de rijksomroepbijdrage ingrijpende gevolgen heeft voor de publieke omroep.

2. Artikelsgewijs

Artikel I, onderdelen A en B

In de memorie van toelichting wordt bij artikel 1, onderdelen A en B, terecht gesteld dat het Commissariaat voor de Media het toezicht heeft op de rechtmatige besteding van de omroepmiddelen, merken de leden van de PvdA-fractie op. Ligt het dan ook niet voor de hand dat daarbij ook doelmatigheid aan de orde kan zijn, zo vragen deze leden.

Voorts vragen de leden of de regering de Kamer inzage zou kunnen geven in het overleg dat, naar verluidt, tot nu toe heeft plaatsgevonden tussen de Raad van Bestuur van de NOS en het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap?

In de memorie van toelichting bij de vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2004 (Kamerstuk 29 200, nr. 2) wordt gesproken over investeringen in ICT en digitalisering. Hoe moeten deze leden dat zien in relatie met de in dit wetsvoorstel aan de orde zijnde bezuinigingen?

In de bovengenoemde memorie van toelichting bij de vaststelling van de begrotingsstaten voor het jaar 2004 is ook sprake van een opbrengst van € 70 miljoen bij de verkoop van het Nederlandse Omroepproductie Bedrijf (NOB). Wordt dit geld aangewend als investering in de publieke omroep, zo vragen de aan het woord zijnde leden.

In het advies van de Raad van State (29 032 A) worden eventuele gevolgen voor de regionale omroepen genoemd. Kan de regering daar dieper op in gaan, dan zij doet in het Nader Rapport bij het wetsvoorstel? Voorts vragen deze leden of de korting die wordt opgelegd aan alle organisaties en instellingen die uit de mediabegroting worden gefinancierd, zoals genoemd in de memorie van toelichting, wel overeenstemt met de opmerkingen in het Nader Rapport bij onderhavig wetsvoorstel?

De leden van de fractie van de ChristenUnie steunen de regering in het voornemen om het toezicht op de rechtmatige besteding van de omroepmiddelen nadrukkelijker in de wet te verwoorden. Zij stemmen in met de voorstellen daartoe.

De voorzitter van de commissie,

Cornielje

Adjunct-griffier van de commissie,

Boeve


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van Nieuwenhoven (PvdA), Van de Camp (CDA), Kalsbeek (PvdA), Cornielje (VVD), voorzitter, Van Vroonhoven-Kok (CDA), Hamer (PvdA), Karimi (GL), Van Bommel (SP), Vendrik (GL), Mosterd (CDA), Blok (VVD), Balemans (VVD), Slob (CU), Vergeer-Mudde (SP), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Tichelaar (PvdA), Joldersma (CDA), Eski (CDA), De Vries (CDA), Eijsink (PvdA), Leerdam, MFA (PvdA), ondervoorzitter, Van der Laan (D66), Van Miltenburg (VVD), Kraneveldt (LPF), Hermans (LPF), Van Dam (PvdA) en Visser (VVD).

Plv. leden: Kruijsen (PvdA), Ferrier (CDA), Verbeet (PvdA), Rijpstra (VVD), Atsma (CDA), Boelhouwer (PvdA), Halsema (GL), Lazrak (SP), Tonkens (GL), Van Oerle-van der Horst (CDA), Hirsi Ali (VVD), Örgü (VVD), Van der Vlies (SGP), Kant (SP), Van Bochove (CDA), Dijksma (PvdA), Hessels (CDA), Van Hijum (CDA), Sterk (CDA), Arib (PvdA), Stuurman (PvdA), Van der Ham (D66), De Krom (VVD), Varela (LPF), Nawijn (LPF), Adelmund (PvdA) en De Grave (VVD).

Naar boven