29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie

Nr. 281 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR KLIMAAT EN ENERGIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 februari 2022

Met deze brief wil ik u informeren over de laatste stand van zaken rondom de schaarse transportcapaciteit op het elektriciteitsnet. Dit doe ik in vervolg op eerdere brieven over dit onderwerp (o.a. Kamerstukken 29 023 en 30 196, nrs. 260 en 268).

In deze brief wil ik allereerst ingaan op de beperkt beschikbare transportcapaciteit in Nederland en de grote maatschappelijke gevolgen die dat heeft of kan gaan hebben. Vervolgens kijk ik naar verschillende acties die het kabinet en de andere betrokkenen kunnen nemen om verlichting te bieden. Daarbij wil ik ook specifiek ingaan op de moties van de leden Bontenbal en Thijssen (Kamerstuk 32 813, nr. 775), de motie van de leden Grinwis en Bontenbal (Kamerstuk 32 813, nr. 792) en de gewijzigde motie van het lid Boucke c.s. (Kamerstuk 35 925 XIII, nr. 65).

Kernboodschap

Als gevolg van de groeiende economie, digitalisering, de energietransitie, de woningbouwopgave en de elektrificatie van industrie, mobiliteit en landbouwsector neemt de druk op het elektriciteitsnet steeds verder toe. De netbeheerders investeren elk jaar gemiddeld 2,9 miljard euro om het elektriciteitsnet te versterken. Ondanks deze forse inspanningen van de netbeheerders is het tekort aan netcapaciteit niet op korte termijn opgelost. Dit heeft mede te maken met het tekort aan technisch geschoold personeel en de doorlooptijden van ruimtelijke inpassing. Het tekort aan beschikbare transportcapaciteit heeft in toenemende mate grote gevolgen voor Nederland, waarbij in delen van Nederland er niet, of maar beperkt ruimte is voor de uitbreiding of verduurzaming van bedrijven. Op termijn geldt dit mogelijk ook voor woningen.

Eveneens heeft transportschaarste impact op het realiseren van de klimaatambities in de verschillende sectoren. Onder ander op de opwek van duurzame energie, de elektrificatie en daarmee de verduurzaming van de industrie, mobiliteit, gebouwde omgeving en landbouwsector. De transportschaarste zet daarmee druk op de beleidsdoelen van dit kabinet en op de economische ontwikkeling van Nederland. Ook raakt het aan de doelstellingen van provincies en gemeenten. Vanuit verschillende kanten uit de samenleving wordt dan ook steeds luider om een oplossing gevraagd. In het coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) is afgesproken dat in deze kabinetsperiode de energie-netwerken toekomstbestending worden gemaakt, dat waar mogelijk procedures voor de realisatie van energie infrastructuur van nationaal belang worden versneld en dat de uitvoeringskracht van het Rijk en medeoverheden wordt versterkt. Daarnaast gaat het kabinet aan de slag met onderwijsinstellingen, overheden en sociale partners om vakmensen op te leiden of bij te scholen. Ik deel dan ook het gevoel van urgentie om een oplossing te bieden voor de ontstane transportschaarste en ik heb hier vanuit het coalitieakkoord een breed mandaat voor. Tegelijkertijd heb ik, gezien de onderliggende complexiteit van dit probleem, niet de illusie dat ik de transportschaarste met één druk op de knop weg kan nemen. Mede omdat sturingsmogelijkheden beperkt zijn en bij verschillende partijen liggen. Ik zal mij echter tot het uiterste inspannen om vanuit het kabinet medeoverheden, netbeheerders en marktpartijen bij elkaar te brengen en waar mogelijk verlichting te bieden. Ik doe dan ook nadrukkelijk een beroep op medeoverheden om netbeheerders, in met name de ruimtelijk inpassing van de energie-infrastructuur, tot het maximale te ondersteunen. Eveneens doe ik een beroep op de netbeheerders om de versnelling van de uitrol nog verder op te voeren.

Samen sneller het net op

Ik ben dan ook blij met de oproep van een brede coalitie van brancheorganisaties voor o.a. hernieuwbare opwek, netbeheerders, het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Deze coalitie heeft een gezamenlijk plan gepresenteerd als input op het rondetafelgesprek in uw Kamer over het elektriciteitsnet. Dit initiatief onderstreept voor mij ook nogmaals de omvang van de transportschaarste en de noodzaak om hier gezamenlijk actie op te ondernemen. Ik waardeer dat de coalitie met concrete ideeën komt en ik kan mij in veel van deze ideeën vinden. Ik ga in deze brief nader in op deze ideeën en voorstellen. Ook inhoudelijk zie ik verschillende aanknopingspunten die raken aan al ingezette beleidsontwikkelingen die ik schets in deze brief.

Locatie en oorzaak van de transportschaarste

Er zijn twee vormen van transportschaarste die zich op verschillende plekken in Nederland voordoen. Hieronder is in de linker figuur de transportschaarste voor invoeding weergegeven. Het gaat hier om waar, bijvoorbeeld windparken en zonneparken, elektriciteit op het elektriciteitsnet invoeden. In grote delen van het land is voor (hernieuwbare) opwek (met een grootverbruikersaansluiting) onvoldoende ruimte op het elektriciteitsnet om elektriciteit in te voeden. Desondanks is afgelopen jaar de aangesloten hoeveelheid hernieuwbaar weer flink gestegen. Zo hebben de grote regionale netbeheerders afgelopen jaar onderstaande capaciteit aangesloten. In de investeringsplannen van de netbeheerders wordt een nog verdere toename verwacht.

 

Capaciteit (GW)

Groei t.o.v. 20220

Hernieuwbaar aangesloten op een kleinverbruik aansluiting

1,48

20%

Hernieuwbaar aangesloten op een groot verbruiks aansluiting

2,62

25%

Mogelijke routes om verlichting in de transportschaarste te brengen zijn dat de netbeheerders nieuwe transportcapaciteit realiseren door uitbreiding en versterking van het net of door het tijdelijk afschakelen van opwek tegen een vergoeding (zgn. congestiemanagement), waarbij het laatste additionele ruimte biedt om de bestaande transportcapaciteit efficiënter te gebruiken.

Transportschaarste voor invoeding Transportschaarste voor afname d.d. 20 januari 2022

Transportschaarste voor invoeding Transportschaarste voor afname d.d. 20 januari 2022

In de rechterfiguur hierboven is transportschaarste voor afname van elektriciteit weergegeven. Het gevolg van deze schaarste is dat bedrijven en (maatschappelijke) instellingen met een grootverbruikersaansluiting, die zich hier willen vestigen of uitbreiden, moeten wachten tot dat het elektriciteitsnet is versterkt. Als dat mogelijk is worden ze aangesloten. Indien nodig wordt er vervolgens congestiemanagement toegepast als overbelasting van het net dreigt. Bestaande afnemers van wie het netgebruik gelijk blijft, worden overigens hierdoor niet geraakt. Deze schaarste heeft dus geen gevolgen voor bedrijven en instellingen waarvan het gebruik van de aansluiting gelijk blijft, maar wel voor bedrijven en instellingen die zich nieuw willen vestigen of een grotere aansluiting willen, bijvoorbeeld door uitbreiding of verduurzaming. Voor kleinverbruikers op individuele basis, zoals huishoudens en bedrijven met een kleinverbruikersaansluiting, heeft deze schaarste nog geen gevolgen, ook niet bij nieuwe vestiging of uitbreiding.

Achterliggende oorzaken

De ontstane situatie kent verschillende oorzaken die ook op zich zelf moeilijk oplosbaar zijn. Op hoofdlijnen zijn onderstaande oorzaken aan te wijzen:

  • Fors toegenomen vraag naar transportcapaciteit door twee oorzaken: Ten eerste door decentrale hernieuwbare opwek uit wind en zon. vaak op plekken waar het elektriciteitsnet dun is aangelegd. Ten tweede door een aanzienlijke vraagstijging naar transportcapaciteit voor afname door de groeiende economie, digitalisering, de nieuwbouwopgave en de elektrificatie van industrie, bestaande bouw, mobiliteit en landbouwsector.

  • De bovenstaande ontwikkelingen van vraag en aanbod van elektriciteit vinden vaak niet plaats op dezelfde locaties of het zelfde moment in de tijd. Hierdoor moet het net overal versterkt worden om vraag en aanbod met elkaar te verbinden. De bovenstaande ontwikkelingen concurreren dus ook voor een deel met elkaar op uitvoeringscapaciteit van de netbeheerders. Het komt dus voor dat een netbeheerder in het ene deel van het net moet versterken omdat er meer vraag naar elektriciteit is en in het andere deel van het net omdat er meer aanbod van elektriciteit is.

  • Veelal gaat de versterking van het elektriciteitsnet gepaard met een complexe ruimtelijke inpassing, waarbij het vinden van een juiste plek voor een onderstation of kabeltracé veel afstemming vergt met medeoverheden, private grondeigenaren, omwonenden en andere betrokken partijen. Het proces om te komen tot een plek voor een nieuw onderstation, inclusief vergunningverlening en grondverwerving, kost al snel 6–8 jaar. Waarna de daadwerkelijke bouw in 1–2 jaar gerealiseerd kan worden. Hierdoor ontstaat een mismatch tussen de snelheid waarop extra invoeding of afname kan worden gerealiseerd, en waarop de benodigde netverzwaring kan worden gerealiseerd.

  • Netbeheerders en de aannemers die voor hen werken, kampen net als de gehele technische sector met een tekort aan technisch personeel, waardoor het moeilijk is om werkzaamheden verder op te schalen. Ter illustratie: Een mbo elektromonteur kan gemiddeld kiezen uit 32 vacatures, met uitschieters van boven de 50 vacatures in sommige regio’s. Van de mbo-techniek vacatures kunnen netbeheerders meestal maar 1 op de 10 plekken vullen met een kandidaat met de juiste vooropleiding, voor 9 op de 10 plekken moet de opleiding door de netbeheerder worden verzorgd. Daarnaast is het de verwachting dat de instroom voor technische opleidingen verder zal gaan dalen en dat door de vergrijzing de uitstroom van technisch geschoold personeel zal toenemen.

Maatregelen om verlichting te bieden

In het coalitieakkoord is aangegeven dat deze kabinetsperiode wordt gewerkt aan het toekomstbestendig maken van onze energie-netwerken. Dit betekent dat met spoed door velen moet worden gewerkt om bovengenoemde oorzaken te verminderen en zo mogelijk weg te nemen. Ik heb hierbij acties op een aantal thema’s voor ogen, namelijk:

  • Essentiële voorwaarden

  • Versnellen van de uitvoering

  • Het zo efficiënt mogelijk benutten van de beschikbare capaciteit (incl. energiebesparing)

  • Het prioriteren van werkzaamheden voor de netbeheerder

  • Regie en strategisch programmeren

Essentiële voorwaarden

Voldoende vakmensen

Voor het realiseren van de klimaatopgave en het tijdig uitrollen van de daarvoor benodigde infrastructuur, is de beschikbaarheid van voldoende vakmensen essentieel. Veel netbeheerders en installatiebedrijven hebben al dagelijks te maken met hoge werkdruk en vertraagde projecten vanwege het actuele tekort aan technische vakmensen. Het is daarmee allang niet meer de vraag óf de transitie banen oplevert, maar vooral hoe we al die banen invullen en hoe we de benodigde aanpassing van het elektriciteitsnet zo efficiënt mogelijk organiseren rond de beschikbare menskracht. Het kabinet heeft in het coalitieakkoord aangegeven: «Een randvoorwaarde voor een ambitieus klimaatbeleid is het hebben van voldoende vakmensen, nu, maar ook op weg naar 2050. Het kabinet gaat met onderwijsinstellingen, overheden, en sociale partners aan de slag om meer vakmensen op te leiden en, waar nodig, om of bij te scholen.»

Er zijn al initiatieven op dit terrein. Ik noem drie voorbeelden. Ten eerste Techniekpact. Dit is een netwerkaanpak van de Ministeries van Economische Zaken en Klimaat (EZK), Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) in samenwerking met veel partners (waaronder technische werkgeversorganisaties en Opleidings- en Ontwikkelingsfondsen (O&O-fondsen), met gerichte interventies. Zoals het verhogen van de instroom van vrouwen in de techniek en het versterken van de regionale samenwerking tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Ten tweede, generieke regelingen gericht op een leven lang ontwikkelen. En ten derde, initiatieven van individuele netbeheerders die mensen opleiden en aan het werk helpen, waaronder mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt of statushouders.

Het is zaak om te kijken wat er in het huidige instrumentarium mist, welke aanvullende instrumenten mogelijk zijn en hoe de effectiviteit van bestaande initiatieven kan worden vergroot. Ik kijk hierbij bijvoorbeeld naar de taakgroep arbeidsmarkt onder het Klimaatakkoord, maar zal hier ook nadrukkelijk met de collega’s van OCW en SZW zoeken naar mogelijkheden om gerichter te sturen. Hierbij ook aangemoedigd door de motie van de leden Paternotte en Pieter Heerma (Kamerstuk 35 788, nr. 128). Het kabinet informeert uw Kamer eind 1ste kwartaal 2022 over de motie van het lid Amhaouch c.s. (Kamerstuk 35 925 XIII, nr. 38) wat betreft de rol van Techniekpact en mogelijke uitbreiding daarvan.

Voldoende eigen vermogen (regionale) netwerkbedrijven

De netbeheerders investeren tot 2050 102 miljard euro in de energienetten1. Deze investeringen verdienen ze in een periode van 40–50 jaar terug inclusief een redelijk rendement. Om de toegenomen investeringen te kunnen financieren moeten ze beschikken over voldoende eigen vermogen. Voor de drie grote regionale netbeheerders is een eigen vermogensbehoefte van tenminste ten minste 4–5 miljard euro voorzien tot 2030. Dit zal als gevolg van de ambitie uit het coalitieakkoord naar verwachting verder toe nemen. Ook na 2030 wordt nog een substantiële vermogensbehoefte verwacht. De timing en grootte van de bedragen verschillen per netbeheerder, waarbij Stedin in 2022 zicht zal moeten hebben op verdere versterking van het eigen vermogen. Het Rijk onderzoekt of en hoe het, naast huidige aandeelhouders bestaande uit gemeenten en provincies, bij kan dragen aan de deze kapitaalsbehoefte, ook in lijn met de motie van de leden Thijssen en Van der Lee (Kamerstuk 32 813, nr. 850). Dit doe ik in goed overleg met de betrokken bedrijven en hun aandeelhouders en de eerste contouren van mogelijke oplossingsrichtingen, die nu met elkaar worden uitgewerkt. Ik verwacht uw Kamer hier nog dit voorjaar verder over te kunnen informeren.

Moderniseren wettelijk kader

De huidige Elektriciteitswet stamt uit 1998, waarbij de splitsing tussen commerciële energiebedrijven en publieke netwerkbedrijven en keuzevrijheid o.a. centraal stond. Hoewel de wet op punten tussentijds is aangepast, vraagt de wet nu ook om integraal tegen het licht gehouden te worden. Eind vorig jaar is een concept van de nieuwe Energiewet, die in deze structuurverandering moet voorzien, aangeboden aan toezichthouders voor een uitvoerings- en handhaafbaarheidstoets. Ik verwacht in de komende maanden een reactie van de toezichthouders en verwacht het wetsvoorstel eind 2022 aan uw Kamer voor te leggen.

Versnellen van de uitvoering

Het versnellen van de uitrolsnelheid van infrastructuur zal langs meerdere assen moeten plaatsvinden. Dit vergt wat van netbeheerders, decentrale overheden, het Rijk en marktpartijen.

Versterken van de uitvoeringskracht van netbeheerders

In de eerste plaats is hier een rol voor de netbeheerders weggelegd. Zij werken al geruime tijd aan het vergroten van hun slagkracht. Zo neemt het aantal technici die voor netbeheerders werken toe door eigen vakscholen en groeit het werkpakket dat wordt uitgevoerd al jarenlang jaarlijks met +10%. Ook passen netbeheerders meer standaardisatie toe, waardoor bouwtijd en inzet van schaars personeel kan worden teruggebracht, en contracteren ze aannemers langjarig zodat deze ook instaat zijn om in een stabiele uitvoeringscapaciteit te investeren. Ik zal de netbeheerders uiteraard ook blijven aansporen om hun productiecapaciteit verder op te voeren en te versnellen.

Versterken van de uitvoeringskracht bij het Rijk en decentrale overheden

Om de benodigde infrastructuur met voldoende snelheid in te kunnen passen is zowel bij het Rijk als medeoverheden extra capaciteit nodig. Hierbij gaat het niet alleen om de ruimtelijke inpassing die capaciteit vraagt, maar ook om een sterkere sturing op het energiesysteem als geheel. Daarom versterk ik de capaciteit om de Rijkscoördinatieregeling uit te voeren voor projecten van nationaal belang en ben ik het Programma Energiesysteem, met daaronder het Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK), gestart. Daarnaast onderzoek ik samen met medeoverheden hoe ik op provinciaal en lokaal niveau de uitvoeringscapaciteit het best kan versterken. Eveneens onderzoek ik of er ruimte is om, voor energie-infraprojecten, extra capaciteit te organiseren bij de Raad van State waarmee de doorlooptijd dan worden bespoedigd. Ik verwacht uw Kamer in het najaar meer details te kunnen geven.

Versnellen van ruimtelijke inpassing en procedures

Naast het vergroten van de uitvoeringskracht wil ik ook in brede zin verkennen waar nog ruimte is om ruimtelijke inpassing en procedures te versnellen. In het coalitieakkoord is aangegeven dat de procedures voor de realisatie van nieuwe grootschalige energie-infrastructurele projecten, die van nationaal belang zijn, te traag gaan. Soortgelijke problematiek zie ik ook op decentraal niveau. Waar mogelijk brengen we daarin versnelling aan door in de Energiewet de mogelijkheid te creëren om, als provincie of als Rijk, bij stroef lopende energie-infraprojecten sneller te interveniëren.

Het ruimtelijk inpassen en realiseren van (grote) energieprojecten is echter niet enkel een kwestie van het vaker, snel en top-down inzetten van het ruimtelijk instrumentarium. Uit de praktijk blijkt dat snelheid vooral is te behalen met bestuurlijk en politiek vermogen om tijdig tot kwalitatief goede besluiten te komen, die op een brede maatschappelijke instemming kunnen rekenen. Zowel binnen het Rijk als bij de medeoverheden. Dit is onverminderd relevant gezien de schaarse ruimte in Nederland en de verschillende en tegenstrijdige belangen daarin. Dat stelt hoge eisen aan iedere ruimtelijke ingreep die zorgvuldig en met veel maatschappelijke betrokkenheid moet worden voorbereid. Daarom is in de nieuwe Omgevingswet ook opgenomen dat de wettelijke procedure start met een kennisgeving participatie, waarin wordt aangegeven hoe burgers en andere betrokkenen geïnformeerd worden en hun inbreng kunnen leveren. Dit kost tijd aan de voorkant van de procedure, maar met de verwachting dat dit aan het eind van de procedure tijd kan opleveren.

Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet zullen de bestuursrechtelijke versnellingsmogelijkheden uit de Crisis- en herstelwet permanent worden en deze zal ik optimaal benutten. Van een eventuele aanpassing van de wettelijke procedures van omgevingsrechtelijke besluiten zelf verwacht ik daarom geen versnellingen. Ik ben in gesprek met zowel netbeheerders als bedrijven over waar belemmeringen in de voortgang van de projecten zitten. Dit met als doel gezamenlijk tot een goede analyse te komen, van waaruit winst te behalen is op het vlak van (de voorbereiding van de) besluitvorming, proces- en regievoering en uitvoering. Ik ga daarover ook in gesprek met decentrale overheden. Ik zal Uw Kamer na de zomer over de voortgang informeren.

(Rijks)coördinatie

Uitbreidingen vanaf 220 kV vallen van rechtswege onder de Rijkscoördinatieregeling(RCR). Daarnaast hebben provincies de mogelijkheid om de provinciale coördinatieregeling in te zetten voor een voortvarende ruimtelijke inpassing van regionale netten. En hebben gemeenten hun ruimtelijk instrumentarium om lokale projecten, zoals (uitbreiding van) hoogspanningsstations, in te passen. Bij de realisatie en/of uitbreiding van 380 kV- stations zal ik in overleg met medeoverheden en netbeheerders bezien welke overheid het best toegerust is om de ruimtelijke inpassing op zich te nemen.

De afgelopen 10 jaar heeft TenneT een aantal uitbreidingen van het landelijke 380 kV net gerealiseerd in de Randstad en zijn ze vergevorderd in Zeeland en Groningen. Voor netuitbreiding in Noord-Brabant bereid ik binnenkort een definitief ruimtelijk besluit voor. De energietransitie vraagt de komende jaren daarbovenop om nieuwe investeringen in het landelijk hoogspanningsnet. Naast onderhoud en uitbreiding van bestaande hoogspanningsstations, betreft dit ook extra transportcapaciteit tussen Noord- en West-Nederland, alsmede Zuid-Nederland, waar de verduurzaming van het Zeeuwse en Limburgse industriële cluster leidt tot extra netinvesteringen in het landelijke hoogspanningsnet van 220 kV en meer. Dit staat ook aangegeven in het MIEK. Daarom worden nog dit jaar meerdere ruimtelijke procedures gestart met toepassing van de Rijkscoördinatieregeling. Daarnaast verken ik samen met TenneT en de provincie Noord-Holland, welke versterkingen in de Kop van Noord-Holland nodig zijn om alle economische- en verduurzamingsinitiatieven te faciliteren. Deze aanzienlijke (nieuwe) ruimtelijke opgaven van enkele honderden kilometers nieuwe bovengrondse hoogspanningsverbindingen, vraagt om zorgvuldig en efficiënt ruimtegebruik. De (beleids)uitgangspunten, zoals opgenomen in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI), worden daarbij toegepast.

Zoals eerder al aangestipt hebben ook medeoverheden een belangrijke rol in de inpassing van de energie-infrastructuur. Ik ben dan ook blij dat ik vanuit steeds meer medeoverheden hoor dat ze specifiek met de inpassing van de energie-infrastructuur aan de slag gaan. Zo hebben alle provincies aangegeven uiterlijk 1 juli 2022 met een plan van aanpak te komen over hoe zij het regionaal integraal programmeren van regionale energie-infra aan willen pakken. Het door laten werken van deze plannen in de investeringsplannen en omgevingsbeleid is daarin een belangrijk onderdeel. De verwachting is dat consensus tussen provincie en gemeenten over de keuzes ook leidt tot versnelling van de doorlooptijden. Ik blijf medeoverheden dan ook aanmoedigen om netbeheerders bij de inpassing van energie-infrastructuur maximaal te ondersteunen. Het coalitieakkoord stelt zoals eerder al aangegeven hier ook middelen voor beschikbaar.

Right to challenge

De gewijzigde motie van het lid Boucke c.s. (Kamerstuk 35 925 XIII, nr. 65) roept mij op te onderzoeken of er voor marktpartijen binnen wet- en regelgeving ruimte is om netbeheerders uit te dagen middels het zo genaamde right to challege -principe. En of dit principe bij kan dragen aan het verminderen van de transportschaarste op het elektriciteitsnet. Hier zal ik een onderzoek naar gaan uitzeten. Hierin zal ik ook laten onderzoeken of dit onwenselijke verdringingseffecten bij aannemers, die nu voor netbeheerders werken, tot gevolg kan hebben. Dat zou immers contraproductief werken voor de netcapaciteit. Ik verwacht dat dit onderzoek in de zomer gereed is en zal de Kamer daarna spoedig informeren.

Het zo efficiënt mogelijk gebruiken van de beschikbare capaciteit

Naast het eventueel verdelen van schaarste is het ook zaak om de beschikbare transportcapaciteit zo efficiënt mogelijk in te zetten.

AMvB n-1

Sinds 1 januari 2021 is het voor netbeheerders mogelijk om de zogenaamde spitsstrook op het net voor invoeding van elektriciteit beschikbaar te stellen. Dit kan afhankelijk van de netconfiguratie eenmalig 5 tot 30% extra capaciteit opleveren. Deze maatregel zorgt daarmee voor een aanzienlijke verlichting.

Code wijziging congestiemanagement.

De Autoriteit Consument en Markt (ACM) heeft een zogenaamde codewijziging in voorbereiding waarmee een helder kader wordt geboden voor met name regionale netbeheerders op welke wijze zij congestiemanagement moeten toepassen. Bij congestiemanagement bieden partijen flexibiliteit aan bij de netbeheerder door tegen vergoeding hun consumptie of productie aan te passen. De netbeheerder kan hierdoor het net efficiënter gebruiken en meer partijen aansluiten. De ACM verwacht deze codewijziging in het tweede kwartaal van 2022 af te ronden, waarna netbeheerders dit zo snel mogelijk zullen implementeren.

Transportindicatie SDE++

In de SDE++ is een transportindicatie van de netbeheerder een voorwaarde om SDE++ subsidie te verkrijgen. Indien het duidelijk is dat er binnen de realisatietermijn van de SDE++ onvoldoende transportcapaciteit gerealiseerd kan worden, geeft de netbeheerder geen transportindicatie af en kan er op die locatie geen project met SDE++ subsidie gerealiseerd worden. Dit draagt bij aan het verminderen van wachtrijen en daardoor aan het voorkomen dat projecten, waar wel ruimte voor is op het net, buiten de boot vallen.

Afbouw salderingsregeling

De salderingsregeling heeft afgelopen jaren succesvol bijgedragen aan de toename van duurzame opwek. De regeling draagt echter niet bij aan het efficiënt gebruiken van het net, omdat gebruik van elektriciteit op moment van productie niet wordt gestimuleerd. Het vorige kabinet heeft u het voorstel tot Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Wet belastingen op milieugrondslag, ter uitvoering van de afbouw van de salderingsregeling voor kleinverbruikers aangeboden, Kamerstuk 35 594. Als gevolg van de opgelopen vertraging in de behandeling door de controversieel verklaring, is de in het wetsvoorstel opgenomen ingangsdatum van de afbouw van de salderingsregeling van 1 januari 2023, niet meer haalbaar. Daarnaast beraadt het kabinet zich nog op eventuele aanpassingen op dit wetsvoorstel. Ik zal u zo snel mogelijk in het tweede kwartaal hierover informeren en wil uw Kamer dan ook verzoeken om het wetsvoorstel tot die tijd aan te houden.

Flexibiliteit waaronder opslag

Er is een brede oproep om het net te ontlasten door de inzet van grootschalige opslag en andere vorm flexibiliteit. Deze oproep komt onder andere vanuit de coalitie «Samen slimmer het net op. Ik herken de noodzaak van meer flexibiliteit in het energiesysteem en dat opslag daar een bijdrage aan leveren. Ik wil in brede zin onderzoeken wat de meest efficiënte manier is om te bevorderen dat netbeheerders, producenten van hernieuwbare elektriciteit en andere marktpartijen meer slimme technieken voor flexibiliteit inzetten. Ik neem daarbij mee de ideeën en nadere uitwerking van de partijen achter «Samen sneller het net op» over hoe zij eventuele stimulering van opslag voor zich zien. Ook zal ik meenemen wat de (verwachte) effecten zijn van de codewijziging congestiemanagement die de ACM in behandeling heeft. Als gevolg van deze codewijziging zullen netbeheerders naar verwachting vaker flexibiliteit contracteren om het net te ontlasten, waardoor er meer partijen aangesloten kunnen worden. Dit geeft een goede prikkel voor flexibiliteit en efficiënt netgebruik.

In deze afweging houd ik ook rekening met de life cycle en circulaire aspecten van opslagsystemen, zoals o.a. in lijn met de nationale batterijenstrategie (Kamerstuk 31 209, nr. 236).

Uiteraard zal ik bij deze afweging ook de motie van de leden Grinwis en Bontenbal (Kamerstuk 32 813, nr. 792) uitvoeren, die mij vraagt om te verkennen of en hoe buurtbatterijen een effectieve, kostenefficiënte en veilige bijdrage kunnen leveren aan de energietransitie, specifiek aan het oplossen van het tekort aan netcapaciteit. Een eerste bouwsteen hiervoor is recent geleverd door CE Delft2, die in opdracht van netbeheerder Enexis en TKI Urban Energy een onderzoek naar buurtbatterijen heeft gedaan. Dit onderzoek laat zien dat buurtbatterijen tot 2030 nog niet rendabel zijn omdat buurtbatterijen vergelijkbare inkomsten kennen als grootschalige batterijen, maar hogere kosten. Wel laat dit onderzoek zien dat het voor de inpassing van (additionele) hernieuwbare elektriciteit nuttig kan zijn om opslag in te zetten. In dit onderzoek is opslag echter niet afgewogen tegen andere flexibiliteitsopties. Ik zal de resultaten van o.a. dit onderzoek meenemen in mijn bredere afweging t.a.v. het simuleren van flexibiliteit. Ik verwacht uw Kamer in het najaar te informeren over de resultaten van deze afweging.

Tarieven

Netbeheerders en verschillende belangenorganisaties van netgebruikers zijn in 2021 een verkenning gestart naar een herziening van het tarievensysteem voor groot en kleinverbruik. Dit met als doel om de tarievensystematiek beter aan te laten sluiten bij het gebruik van het net en daarmee een prikkel te geven aan efficiënt netgebruik. De gezamenlijke netbeheerders kunnen een voorstel tot aanpassing van de tarievenstructuur neerleggen bij de ACM, die als onafhankelijk toezichthouder het voorstel moet beoordelen op de uitgangspunten in Europese en Nederlandse wetgeving.

Inzet op energie-efficiency

Energie die je niet gebruikt hoeft niet (hernieuwbaar) opgewekt of betaalt te worden. Energie-efficiëntie draagt daarmee bij aan de klimaatopgave. Inzetten op energie-efficiëntie is daarnaast aantrekkelijk omdat niet gebruikte energie ook niet getransporteerd hoeft te worden. Hierdoor kan, zowel aan de invoedings- als aan de afnamekant, de benodigde hoeveelheid transportcapaciteit op termijn beperkt blijven. In het coalitieakkoord wordt dan ook flink ingezet op verdere energiebesparing, zowel via een nationaal isolatieprogramma voor gebouwen, door stimulering van hybride warmtepompen en met het intensiveren van toezicht en handhaving op de energiebesparingsplicht voor bedrijven. In het licht van Fit For 55 zal het kabinet bezien of hier meer op nodig is

Prioriteren van investeringen

Vanuit de samenleving is er een steeds bredere roep om prioritering aan te brengen in het uitrollen van de energie-infrastructuur. De motie van de leden Bontenbal en Thijssen (Kamerstuk 32 813, nr. 775) roept mij ook op om te onderzoeken of een prioriteringskader duidelijkheid kan bieden bij een gebrek aan netcapaciteit.

Netbeheerders prioriteren hun investeringen op basis van verschillende (technische) criteria en efficiëntie. Ook nemen netbeheerders input uit bijvoorbeeld de Regionale Energiestrategieën of het Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat mee in hun investeringsplannen en kunnen zij hun investeringen hierdoor beter richten. Ik zie samen met de ACM en netbeheerders ruimte om bij de volgorde van investeringen rekening te houden met publieke belangen, waaronder de energietransitie, mits dat op objectieve, transparante en non-discriminatoire wijze geschiedt.» De medeoverheden kunnen hier ook een belangrijke rol spelen. Het gaat hierbij om uitbreidingsinvesteringen waarbij specifieke gebieden eerder van additionele transportcapaciteit worden voorzien waardoor er voor alle partijen in dat gebied extra ruimte ontstaat. Deze ruimte zal echter wel op non-discriminatoire wijze moeten worden verdeeld. Ik wil hierbij wel helder stellen dat prioriteren de schaarste niet oplost, maar slechts een verdeling van schaarste is, die om harde keuzes zal vragen. De ene uitbreidingsinvestering verkiezen boven de andere zal betekenen dat er gebieden zijn die pas (veel) later aan de beurt komen.

Naast het verder prioriteren van investeringen kan er ook verdere sturing via ruimtelijk beleid plaatsvinden. Provincies en gemeenten kunnen verder rekening houden met de impact van de vestiging van nieuwe bedrijfsmatige activiteiten in een gebied op het elektriciteitsnet. Dit kan meegewogen worden in het bestemminsplan en andere instrumenten uit de omgevingswet. Via deze route kunnen medeoverheden in een vroegtijdig stadium invloed uitoefen op de vestiging van bedrijven in de regio en het beslag dat zij leggen op het elektriciteitsnet.

Om uitwerking te geven aan deze complexe vraagstukken ben ik samen met netbeheerders, de ACM en medeoverheden in gesprek over hoe netbeheerders op transparante wijze zoveel mogelijk rekening kunnen houden met de maatschappelijke impact van hun investeringen en de timing hiervan. Ik verwacht uw Kamer deze zomer hierover nader te informeren.

Volgorde van aansluiten en transport

Vanuit verschillende partijen wordt opgeroepen om vanwege de transportschaarste af te stappen van het «first come first served principe» dat netbeheerders toe passen. De kern van dit principe is dat netbeheerders geen rekening mogen houden met welke partij een aanvraag voor een aansluiting en transportcapaciteit indient. De netbeheerders behandelen alle partijen non-discriminatoir. Er wordt hierbij geen onderscheid gemaakt of het om een bakker, basisschool, casino of een datacenter is. Ik zie dat hier soms maatschappelijk ongenoegen over ontstaat en begrijp dit ook.

Ik zie echter op basis van Europese kader geen ruimte om een specifieke partij op basis van maatschappelijke wenselijkheid met voorrang of juist vertraging van transportcapaciteit te voorzien. Het non-discriminatiebeginsel is in het Europese kader neergelegd als één van de meest fundamentele uitgangspunten voor het handelen van netbeheerders. Hieruit volgt dat netbeheerders geen onderscheid mogen maken tussen verschillende (typen) gebruikers.3 De achtergrond hiervan is dat (snelle) toegang tot het elektriciteitsnet een essentiële dienst is en bijzonder relevant is voor de concurrentiepositie van individuele bedrijven. De Europese wetgever heeft onder andere willen voorkomen dat netbeheerders vanuit hun positie als monopolist, of overheden via wet- en regelgeving, bepaalde partijen een economische voorkeurspositie toekennen.

Het recht op een aansluiting en transportcapaciteit van een individuele aanvrager en het non-discriminatiebeginsel kunnen dus in beginsel niet worden begrensd door een prioriteringskader waarin specifieke (groepen) gebruikers voorrang zouden krijgen. Wel zie ik, zoals hierboven omschreven, ruimte om bij de volgorde van investeringen rekening te houden met publieke belangen, waaronder de energietransitie of in specifieke situaties te bezien of de (landelijk) netbeheerder verzocht kan worden om af te wijken van de standaard aansluitwijze.

«Use it or lose it»

Om te voorkomen dat partijen schaarse transportcapaciteit contracteren zonder dat redelijkerwijs verwacht kan worden dat zij deze gaan gebruiken, ben ik voornemens om in de Energiewet netbeheerders de mogelijkheid te geven om onder omstandigheden transportcapaciteit van partijen te laten vervallen. Dit staat ook wel bekend als het zogenaamde «use it or lose it»-principe. De gronden waarop netbeheerders reeds gecontracteerde maar niet gebruikte transportcapaciteit kunnen laten vervallen zullen bij lagere regelgeving nader worden uitgewerkt. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan aanvragers die wel transportcapaciteit van de netbeheerders toegezegd hebben gekregen, maar waarvan vaststaat dat deze geen omgevingsvergunning krijgen of aan partijen die transportcapaciteit vooruit contracteren zonder deze binnen een redelijke termijn daadwerkelijk te gebruiken. Dit legt een onwenselijke claim op het elektriciteitsnet en dat is, zeker in tijden van schaarste, ongewenst. Uiteraard zal het laten vervallen van niet gebruikte transportcapaciteit de nodige waarborgen moeten kennen.

Regie en strategisch programmeren

Met verschillende in elkaar grijpende programma’s wordt de behoefte aan energie-infrastructuur en daarvoor benodigde ruimte zo goed mogelijk in kaart gebracht. Deze programma’s verkleinen de behoefte aan transportcapaciteit niet meteen, maar vergroten wel de duidelijkheid over waar en wanneer moet komen en dragen zodoende bij aan de inpassing op lange termijn. Ter illustratie: wanneer het aanbod van elektriciteit en de vraag naar elektriciteit meer op dezelfde plaats en tijd beschikbaar komen, is er minder tekort aan netcapaciteit en zijn er minder investeringen in de netinfrastructuur nodig. Hieronder staan kort de belangrijkste elementen weergeven, voor een meer uitgebreide beschrijving verwijs ik u naar de kamerbrieven over deze onderwerpen.

Programma energiesysteem (PES)

Het Programma energiesysteem zal integraal kijken en verbinding leggen tussen de programma’s voor de sectoren industrie, elektriciteit, mobiliteit en gebouwde omgeving. Vanuit deze samenhang wordt gekeken naar alle aspecten van het energiebeleid: marktordening, financiële prikkels, wetgeving, omgevings- en ruimtelijk beleid (Kamerstuk 32 813, nr. 737). Binnen dit programma wordt een nationaal plan energiesysteem 2050 opgesteld. Dit omvat een gedragen beeld van de gewenste ontwikkelingsrichting van het energiesysteem. Tevens geeft het de stappen en afhankelijkheden aan die nodig zijn van de verschillende partijen om die ambitie te realiseren. Het plan schept helderheid omtrent de rol van de overheid in de totstandkoming van het energiesysteem van de toekomst, van nu tot en met 2050. Hiermee ontstaat duidelijkheid voor private partijen en burgers zodat zij hun investeringsbeslissingen met meer zekerheid kunnen nemen. Voor de zomer van 2022 is een eerste opzet voorzien, toewerkend naar het genoemde nationaal plan, dat zal meelopen in de ritmiek van de Klimaatwet en INEK-cyclus op het Europese niveau.

Regionale energiestrategieën (RES’en)

In de Regionale energiestrategieën beschrijven de 30 RES-regio’s waar en hoe hernieuwbare energie opgewekt kan worden en welke warmtebronnen gebruikt kunnen worden voor de verduurzaming van de gebouwde omgeving. Een analyse van de infrastructuur en tijdige beschikbaarheid ervan maakt deel uit van de RES’en. Om die reden zijn netbeheerders actief bij elke RES betrokken (Kamerstuk 32 813, nr. 956).

Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK)

Het Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat bestaat uit energie-infrastructuurprojecten van nationaal belang die essentieel zijn voor de verduurzaming van Nederland (Kamerstukken 29 826, 31 239 en 30 196, nr. 132). Het doel is om onder regie van het Rijk (de besluitvorming rondom) de projecten te versnellen en systeemintegratie te bevorderen. Het MIEK-afwegingskader – dat onder meer bestaat uit kaderstellende uitspraken ten aanzien van het beoogde energiesysteem (PES) en beleidsontwikkelingen in daaraan gerelateerde sectoren is hierbij richtinggevend. Het gaat hierbij o.a. om meerdere elektriciteitsnetverzwaringen. Het Nationaal Programma Infrastructuur Duurzame Industrie (PIDI) speelt een belangrijke rol voor de versnelling en realisatie van infrastructuur voor de verduurzaming industrie. Dit is van belang voor het bereiken van de klimaatdoelen en ook het potentieel voor versterking van het vestigingsmilieu en het voorop lopen in de Europese energietransitie en daarmee het verdienvermogen van Nederland.

In november 2021 is het eerste MIEK-overzicht 2021 met de projecten en een brief aan de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstuk 29 826, 31 239 en 30 196, nr. 132). Het MIEK zal vanaf 2022 naast projecten voor de sector industrie verder worden verbreed met projecten van nationaal belang van andere sectoren, om zo het totaalbeeld te schetsen.

Programma Energiehoofdstructuur (PEH)

Het Programma Energiehoofdstructuur borgt de tijdige ruimtelijke inpassing van nationale energiehoofdstructuur op basis van een integrale afweging met andere opgaven en belangen, binnen een (inter)nationale context en waarbij een goede leefomgevingskwaliteit randvoorwaarde is. Momenteel worden voor verschillende scenario’s de ruimtelijke consequenties uitgewerkt. Op basis hiervan zullen ontwikkelrichtingen worden aangewezen. Ontwikkelrichtingen zijn globale lijnen en gebiedsaanduidingen op een kaart waar een uitbreiding van energie-infrastructuren voorzien wordt. De ontwikkelrichtingen geven weer waar het Rijk uitbreiding voorziet en bieden daarbinnen flexibiliteit om per project tracés en locaties in samenspraak met de omgeving in te vullen. Deze zullen in het najaar 2022 aan uw Kamer worden toegezonden, toewerkend naar een ontwerp programma dat begin 2023 ter inzage gelegd wordt om dan na circa 3 maanden toegepast te kunnen worden.

Tot slot

Afsluitend zou ik nogmaals willen onderstrepen dat de transportschaarste op het elektriciteitsnet en de groeiende maatschappelijke impact hiervan, mijn volledige aandacht heeft. En hoewel de achterliggende oorzaken ieder op zich bijzonder complex van aard zijn, zal ik mij volledig inzetten om waar mogelijk verlichting te bieden. Daarbij zal ik ook een beroep blijven doen op medeoverheden, netbeheerders en marktpartijen om zich eveneens tot het uiterste te blijven inzetten om de transportschaarste het hoofd te kunnen bieden.

De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten

Naar boven