29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie

Nr. 272 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 oktober 2021

Sinds de zomer is er sprake van een uitzonderlijke situatie op de gasmarkt. De energieprijzen, en in bijzonder die van gas, zijn in de afgelopen maanden fors gestegen. Het kabinet ziet dat deze situatie onzekerheid oplevert omdat mensen en bedrijven zich zorgen maken of de prijzen blijven stijgen en of ze hun energierekening nog kunnen betalen.

Het kabinet erkent deze zorgen. Energie is een basisbehoefte en moet zodoende beschikbaar en betaalbaar zijn en blijven. Het kabinet heeft daarom de afgelopen weken bekeken hoe de compensatie voor de stijgende energieprijzen het beste kan worden vormgegeven. Idealiter wordt de compensatie zo specifiek mogelijk vormgegeven, zodat het enkel terecht komt bij diegenen die het daadwerkelijk de compensatie nodig hebben. Dit is echter mede vanwege de grote verschillen in de gevolgen voor specifieke huishoudens niet mogelijk. Het kabinet heeft er daarom voor gekozen om de stijging van de lasten te dempen op de plek waarop deze terecht komen, namelijk de energierekening.

Om tegemoet te komen voor de stijgende energierekening op de korte termijn doet het kabinet incidenteel en alleen voor 2022 een tweetal aanpassingen in de energiebelastingen. Op deze manier is het mogelijk om op korte termijn een lastenverlichting te realiseren. De stijgende gasprijs verhoogt de energierekening, daarom verhoogt het kabinet ten eerste in 2022 incidenteel de belastingvermindering met 230 euro (inclusief btw). De belastingvermindering is een vaste korting op het belastingdeel van de energierekening en geldt voor iedereen. De stijgende gasprijs vertaalt zich eveneens in een stijgende elektriciteitsprijs. Daarom wordt ten tweede in de energiebelasting in 2022 incidenteel het tarief op de eerste schijf elektriciteit met 8,389 cent (inclusief btw) verlaagd. Dit staat voor een huishouden met een gemiddeld verbruik ongeveer gelijk aan een verlaging van 200 euro (inclusief btw). Dit voorstel zal het kabinet uitwerken in een nota van wijziging op het Belastingplan 2022 en binnenkort aan uw Kamer toesturen. Een huishouden met een gemiddeld verbruik ontvangt dus in totaal een tegemoetkoming van 430 euro (inclusief btw) ten opzichte van waarvan is uitgegaan bij het Belastingplan. Als gevolg van deze maatregelen treedt er ook voor bedrijven een lastenverlichting van in totaal ruim 500 miljoen op. Door de tarieven op elektriciteit te verlagen, vindt deze lastenverlichting gerichter bij het mkb plaats.

De ontwikkeling van de gasprijs is erg onzeker. Het kabinet houdt daarom de komende periode een vinger aan de pols als het gaat om de ontwikkeling van de energieprijzen. Daarnaast onderstreept de huidige situatie op de gasmarkt het belang van een betrouwbare en betaalbare energievoorziening. Richting de toekomst zal onze energievoorziening steeds vaker te maken krijgen met volatiliteit in de energieprijzen. Het is daarom van belang om nader in kaart te brengen wat er nodig is om ook in de toekomst te zorgen dat energie voor iedereen en op elk moment tegen een betaalbare prijs beschikbaar is. Het kabinet zal hier op korte termijn uw Kamer nader over informeren.

De hiervoor genoemde aanpassingen in de energiebelastingen zijn maatregelen die direct aangrijpen op de hoogte van de energierekening van huishoudens en MKB. Deze zijn van groot belang om direct de gevolgen van de gestegen energieprijzen te verlichting, die leiden tot een hogere energierekening voor huishoudens en het MKB. Daarnaast is het van belang om ook in te zetten op het bieden van handelingsperspectief voor huishoudens. Door woningen en gebouwen beter te isoleren en stapsgewijs over te stappen van aardgas naar (duurzame) warmtealternatieven wordt het energieverbruik omlaag gebracht. Hier is met het klimaatbeleid voor de gebouwde omgeving door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties reeds op ingezet met verschillende maatregelen, zoals de standaard voor woningisolatie en het de bij Prinsjesdag aangekondigde middelen voor het nationaal isolatie programma en hybride warmtepompen.

Het kabinet wil daarnaast op korte termijn maatregelen nemen die direct effect hebben op de energierekening van de huishoudens die relatief hard worden getroffen door de stijgende energierekening. Recent onderzoek van TNO laat zien dat met name huishoudens met lagere inkomens in slecht geïsoleerde woningen te maken hebben met energiearmoede, waarvan ongeveer 75% in een corporatiewoning woont. Daarom heeft het kabinet 150 miljoen euro gereserveerd om kwetsbare huishoudens met een hoge energierekening en/of een slechte energetische staat van hun woning te ondersteunen via gemeenten, die in buurten waar veel energiearmoede voorkomt gericht aan de slag kunnen gaan. Gemeenten bepalen zelf hoe ze dit doen, ook in overleg met woningcorporaties. Dit kan bijvoorbeeld via het uitgeven van vouchers waarmee energiebesparende producten gekocht kunnen worden, het energieboxen met bijvoorbeeld radiatorfolie en ledlampen of het geven van energieadvies door energieteams die langs huishoudens gaan. De aanpak richt zich zowel op huur- als koopwoningen en is aanvullend op het nationaal isolatie programma, waarover de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties u binnenkort nader zal informeren.

Voor Caribisch Nederland wordt eveneens naar een passende compensatie voor de hogere energierekening gezocht. Hiervoor stelt het kabinet 2 miljoen euro beschikbaar.

De maatregelen in de energiebelasting mitigeren een deel van de negatieve inkomenseffecten als gevolg van de gestegen energieprijzen. In tabel 1 worden de inkomenseffecten getoond van de prijsverhoging in combinatie met de mitigerende maatregelen. Hierbij is aangenomen dat de energierekening van een huishouden met een gemiddeld verbruik ruim 700 euro stijgt van juli ’21 tot jan ’22 (dat correspondeert met circa 850 euro wanneer van jan ’21 tot jan ’22 wordt gerekend). Deze stijging is met onzekerheid omgeven. Het mediane inkomenseffect van alle huishoudens komt uit op -0,6% in plaats van -1,6% zonder compensatie. Ook zijn de negatieve uitschieters kleiner. Het percentage huishoudens met een negatief inkomenseffect van 2% of meer neemt af van 35% naar 5%. Dit is een overschatting van het aandeel huishoudens met een negatief inkomenseffect, aangezien volgens de aannames in deze doorrekening de stijging van de energieprijzen tot een negatief inkomenseffect voor elk huishouden leidt. In de bijlage staan verdere toelichting en kanttekeningen bij deze doorrekening.

Tabel 1: inkomenseffecten in 2022 na kabinetsbesluit
 

<-5%

-5 tot -2%

-2 tot 0%

geen effect

0 tot 2%

2 tot 5%

>5%

Totaal

Mediaan

Aantal (x1.000)

Inkomensgroepen

                   

1e (<=112% WML)

1%

13%

73%

0%

12%

0%

0%

100%

-0,8%

1.530

2e (112–179% WML)

0%

6%

84%

0%

10%

0%

0%

100%

-0,7%

1.520

3e (179–275% WML)

0%

3%

90%

0%

7%

0%

0%

100%

-0,6%

1.530

4e (275–406% WML)

0%

1%

94%

0%

5%

0%

0%

100%

-0,5%

1.520

5e (>406% WML)

0%

1%

97%

0%

3%

0%

0%

100%

-0,5%

1.520

                     

Inkomensbron

                   

werkenden

0%

3%

90%

0%

6%

0%

0%

100%

-0,5%

4.860

uitkeringsontvangers

1%

9%

78%

0%

12%

0%

0%

100%

-0,8%

630

gepensioneerden

0%

8%

84%

0%

8%

0%

0%

100%

-0,8%

1.990

                     

Huishoudtype

                   

tweeverdieners

0%

2%

94%

0%

3%

0%

0%

100%

-0,6%

3.810

alleenstaanden

1%

7%

80%

0%

12%

0%

0%

100%

-0,6%

3.450

alleenverdieners

0%

5%

91%

0%

4%

0%

0%

100%

-0,7%

360

                     

Kinderen

                   

met kinderen

0%

2%

96%

0%

2%

0%

0%

100%

-0,6%

1.730

zonder kinderen

1%

5%

86%

0%

9%

0%

0%

100%

-0,5%

3.920

                     

Alle huishoudens

0%

5%

88%

0%

7%

0%

0%

100%

-0,6%

7.620

De voorliggende compensatie en uitgavenmaatregelen leiden indicatief tot een verslechtering van het EMU-saldo in 2022 met 3,4 miljard euro. Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen heeft uw Kamer middels de motie van het lid Hermans (Kamerstuk 35 925, nr. 13) ook aandacht gevraagd voor de structurele hoogte van het belastingdeel van de energierekening (Handelingen II 2021/22, nr. 3, Algemene Politieke Beschouwingen). Het Kabinet stelt voor om vanuit deze motie Hermans 500 miljoen euro in 2022 in te zetten voor de compensatie van de energierekening zoals wij die voorstellen in deze brief. Van de structurele reeks stelt het Kabinet voor om vanaf 2023 200 miljoen euro naar voren te halen en te laten vervallen voor 2023 en verder. Dit om aan de urgente problematiek tegemoet te kunnen komen. Hiermee resteert 300 miljoen voor de jaren 2023 en verder waarbij een afgewogen verdeling zal worden gemaakt tussen huishoudens en bedrijven. Het totale effect op het EMU-saldo van dit pakket zou dan uitkomen op circa 2,9 miljard euro in 2022.

Na 2023 verbetert het saldo licht door de structurele inzet van de 200 mln. die in latere jaren voorzien was voor de compensatie van de energierekening. Dit is gebaseerd op ex ante inschattingen van de budgettaire effecten van de maatregelen. Een volledige doorrekening voor saldo en schuld volgt in de eerstvolgende reguliere budgettaire nota. De uitgavenmaatregelen hebben ceteris paribus een opwaarts effect van ongeveer 20 miljoen euro op het accres voor het Gemeente- Provincie- en Btw-compensatiefonds in 2022. Dit effect wordt meegenomen in de accresbijstelling bij de eerstvolgende budgettaire nota en circulaire.

De uitgavenmaatregelen voor isolatie en Caribisch Nederland zullen middels nota’s van wijziging op de ontwerpbegrotingen voor 2022 van BZK en EZK aan de Kamer worden voorgelegd voor goedkeuring. De belastingmaatregelen worden via NvW’s op het Belastingplan aan de Kamer voorgelegd.

Tabel 2: Indicatieve budgettaire effecten van het maatregelenpakket (In miljoenen euro, plus is saldoverslechterend)
 

2022

2023 e.v.

Belastingmaatregelen

2.710

-200

Verhoging belastingvermindering

1.546

 

Tariefverlaging 1e schijf elektriciteit

1.664

 

Inzet budget verlaging energierekening uit motie Hermans

-500

-200

     

Uitgavenmaatregelen

172

 

Aanvullende subsidie voor isolatie

150

 

Doorwerking Caribisch Nederland

2

 

Indicatief accreseffect voor gemeenten en provincies

20

 
     

Budgettaire effect van voorliggend pakket

2.882

-200

Tot slot

Tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen van 7 oktober jongstleden (Handelingen II 2021/22, nr. 9, Algemene Politieke Beschouwingen) is toegezegd dat het kabinet uw Kamer per brief informeert over de koopkrachteffecten van de huidige situatie op de energiemarkten. Daarnaast is toegezegd dat het kabinet eventuele oplossingsrichtingen in kaart brengt, waarbij ook wordt gekeken naar de maatregelen in de landen om ons heen. In bijlage 1 wordt daarom ingegaan op (1) een nadere duiding van de situatie op de gasmarkt, (2) de gevolgen van de hogere energieprijzen voor de energierekening, (3) de inkomenseffecten en (4) mogelijke maatregelen om de hogere lasten te mitigeren. Daarmee wordt ook invulling gegeven aan de motie van het lid Heijnen (Kamerstuk 35 925, nr. 84) waarmee uw Kamer het kabinet verzoekt om in kaart te brengen wat de oorzaken zijn van de sterke stijging van energieprijzen, wat de korte- en langetermijneffecten zijn van stijgende energieprijzen voor huishoudens en bedrijven en met voorstellen te komen om huishoudens en bedrijven hiertegen te beschermen.

Het kabinet erkent de zorgen van mensen en bedrijven over de stijgende energierekening. Met de aanpassingen in de energiebelasting en de extra aangekondigde ondersteuning van de meest kwetsbare groepen in de samenleving dempt het kabinet de gevolgen van de stijgende energieprijzen voor huishoudens en het kleine mkb. Daarnaast werkt het kabinet aan het blijven borgen van een betaalbare energievoorziening voor de lange termijn.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, D. Yeşilgöz-Zegerius

Bijlage 1

Situatie op de gasmarkt

Om verschillende redenen is er op dit moment krapte op de aardgasmarkt. De krapte op de gasmarkt vertaalt zich in een flink stijgende gasprijs (en daaraan gekoppeld de elektriciteitsprijs en warmteprijs) en zorgen over de leveringszekerheid van gas. De krapte heeft onder meer de volgende oorzaken:

  • de aantrekkende economie wereldwijd leidt tot een hogere vraag naar energie;

  • verminderde duurzame elektriciteitsproductie in delen van de wereld door minder windenergieproductie en minder productie van waterkrachtcentrales in bijvoorbeeld Brazilië, waardoor er relatief veel gebruik wordt gemaakt van aardgas voor de productie van elektriciteit;

  • er was deze zomer minder aanbod in Europa door onder andere onderhoud in Noorwegen en Rusland.

Veel van de oorzaken voor de huidige krapte op de gasmarkt en daarmee de hogere energieprijzen zijn incidenteel van aard. De verwachting op dit moment is daarom dat de prijzen in de loop van volgend jaar weer zullen dalen. De ramingen van de energieprijzen zijn echter met veel onzekerheid omgeven, het is daarom niet met zekerheid in te schatten of en in welke mate ze zullen dalen.

De huidige situatie maakt duidelijk hoe belangrijk een betaalbare en betrouwbare energievoorziening is. Door meer hernieuwbare alternatieven voor fossiele energie in te zetten, zijn we minder afhankelijk van één specifieke bron van energie. Daarnaast toont de huidige situatie het belang van het besparen op het gebruik van energie. Diversifiërende en energiebesparende maatregelen zoals investeringen in zonnepanelen of isolatie van woningen kunnen hieraan bijdragen.

Gevolgen voor de energierekening

De energierekening bestaat uit een aantal onderdelen: de leveringskosten, de netbeheerkosten en het belastingdeel. Zoals hierboven is aangegeven komen de leveringstarieven op de markt tot stand, via vraag en aanbod. Het kabinet heeft geen directe invloed op deze tarieven. Waar vorig jaar de leveringskosten van gas heel laag waren, is op dit moment sprake van een forse stijging van deze tarieven om bovengenoemde redenen.

De invloed die de hogere gas- en elektriciteitsprijzen hebben op de energierekening van een huishouden hangt af van het type contract met de energieleverancier (vast of variabel). Daarnaast zijn er verschillen in verbruik die zorgen voor grote verschillen tussen huishoudens. Hierdoor is er een grote spreiding in de gevolgen van de hoge gasprijzen op de energierekening van huishoudens.

Het CBS publiceert samen met het PBL jaarlijks een actueel beeld van de energierekening. Het CBS brengt daarbij ook de spreiding in kaart door middel van een tiental huishoudprofielen met elk een bijbehorend gas- en elektriciteitsverbruik. Deze huishoudprofielen houden onder meer rekening met verschillende typen woningen, zowel oud als nieuw, en gezinsgroottes.

In onderstaande tabel is de energierekening op jaarbasis voor de verschillende profielen geschetst op basis van de prijzen van CBS cijfers voor januari 2020, januari 2021 en september 2021 en het gemiddelde jaarlijkse energieverbruik per profiel. Hier wordt uitgegaan van het gemiddelde variabele leveringstarief dat de consument per eenheid betaalt voor de levering van gas en elektriciteit. Energiecontracten worden per type geaggregeerd tot een gemiddelde prijs en gewogen op basis van het aantal aansluitingen aan het begin van het jaar. Bij een huishouden met gemiddeld energieverbruik in 2022 leidt de stijging in de leveringstarieven van januari tot september van dit jaar al tot een stijging van de energierekening van circa 250 euro op jaarbasis.

Tabel 1: indicatie omvang totale energierekening op jaarbasis (in €) voor groepen huishoudens (op basis van PBL* en CBS** gegevens)
 

Prijzen jan ’20

Prijzen jan ’21

Prijzen sep ’21

Gemiddeld verbruik

1.573

1513

1774

       

Een bewoner in nieuw, klein appartement

855

820

969

Een bewoner in oud, klein appartement

990

950

1.124

Een bewoner in oude, kleine rijwoning

1.220

1.170

1.396

Een bewoner in oude, middelgrote rijwoning

1.440

1.385

1.599

Twee of meer bewoners in oud, klein appartement

1.285

1.235

1.488

Twee of meer bewoners in oude, kleine rijwoning

1.575

1.515

1.792

Twee of meer bewoners in nieuwe, middelgrote rijwoning

1.555

1.495

1.769

Twee of meer bewoners in oude, middelgrote rijwoning

1.790

1.720

2.035

Twee of meer bewoners in oude, grote rijwoning

2.360

2.270

2.686

Twee of meer bewoners in oude, grote vrijstaande woning

2.835

2.730

3.232

*Bij de prijzen van januari 2020 en januari 2021 is de PBL raming voor het gemiddelde energieverbruik in 2021 gehanteerd, bij de september 2021 prijzen de PBL raming voor het gemiddelde energieverbruik in 2022.

**Voor de huishoudprofielen is de meest recente CBS raming voor het gemiddelde verbruik gebaseerd op 2019.

Ongeveer 45 procent van de Nederlandse huishoudens heeft een variabel contract. In de regel worden de variabele tarieven op 2 momenten in het jaar aangepast, in januari en in juli. In sommige contracten is vastgelegd dat de aanbieder ook tussentijds de prijs mag aanpassen. Daarnaast heeft een deel van de huishoudens een contract met vaste tarieven welke op korte termijn afloopt. Dit betekent dat het grootste deel van de huishoudens de prijsstijging per 1 januari gaat merken. De toekomstige ontwikkeling van de variabele leveringstarieven voor gas en elektriciteit is erg onzeker. Daarnaast hangen de gevolgen voor verschillende huishoudens van een veelvoud aan factoren af, zoals het gemiddelde energiegebruik van de woning, het type contract, het moment waarop dit contract is afgesloten en het weer. Wel is de verwachting in de markt dat de gemiddelde leveringskosten de komende maanden nog verder zullen oplopen ten opzichte van de huidige gemiddelde leveringstarieven. Voor huishoudens is daarmee een stijging van meer dan enkele honderden euro’s op jaarbasis te verwachten.

Abstraherend van de verschillen tussen huishoudens komt de Rabobank in haar analyse van 24 september van de ontwikkelingen op de gasmarkt tot een gemiddelde stijging van de jaarlijkse energierekening van grofweg 600 euro in 2022 ten opzichte van 2021.1 Daarbij gaan de onderzoekers uit van dat de groothandelsprijs van gas gedurende de resterende maanden van 2021 en de rest van 2022 rond de 40 euro per MWh ligt. Op 7 oktober 2021 stelt de Rabobank in een update dat ze in hun prognose van de energierekening van huishoudens uitkomen op een gemiddelde stijging van 900 euro op jaarbasis. Dit toont de onzekerheden in de marktontwikkelingen. De Belgische Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas (CREG) komt voor een gemiddeld huishouden op een effect van ruim 700 euro. Hierbij gaat de CREG uit van de gemiddelde prijzen van de maand september 2021 en veronderstelt het dat deze onveranderd blijven in het vierde kwartaal van 2021 en het eerste kwartaal van 2022. Op basis van de termijnprijzen voor het vierde trimester van 2021 en het eerste trimester van 2022 zouden deze bedragen nog hoger kunnen liggen. Op basis van bovenstaande ramingen is duidelijk dat een forse stijging verwacht wordt maar dat er aanzienlijke spreiding in de voorspellingen bestaat. Onderstaande tabel presenteert daarom een illustratieve stijging van de energierekening voor de verschillende huishoudprofielen wanneer de leveringstarieven in januari 2022 zodanig toenemen ten opzichte van de tarieven van januari 2021 dat de energierekening voor een huishouden met gemiddeld energieverbruik met € 850 toeneemt op jaarbasis.

Tabel 2: illustratieve stijging van de energierekening op jaarbasis (in €) voor groepen huishoudens (op basis van CBS-gegevens)

Illustratie: mutatie energierekening door stijging leveringstarieven in januari 2022 t.o.v. januari 2021

 

Gemiddeld verbruik 2022

850

   

Een bewoner in nieuw, klein appartement

495

Een bewoner in oud, klein appartement

576

Een bewoner in oude, kleine rijwoning

755

Een bewoner in oude, middelgrote rijwoning

710

Twee of meer bewoners in oud, klein appartement

843

Twee of meer bewoners in oude, kleine rijwoning

929

Twee of meer bewoners in nieuwe, middelgrote rijwoning

920

Twee of meer bewoners in oude, middelgrote rijwoning

1.056

Twee of meer bewoners in oude, grote rijwoning

1.397

Twee of meer bewoners in oude, grote vrijstaande woning

1.687

*PBL raming voor het gemiddelde verbruik in 2022.

**Voor de huishoudprofielen is de meest recente CBS raming voor het gemiddelde verbruik gebaseerd op 2019.

De grootste impact van de hoge energieprijzen op bedrijven doet zich voor bij bedrijven uit de energie-intensieve industrie, zoals de kunstmestproductie en de zink- en aluminiumindustrie. Het is de verantwoordelijkheid van deze bedrijven om zich met behulp van lange termijncontracten in te dekken tegen deze heftige schommelingen van de energieprijzen. Veel bedrijven uit deze industriesectoren hebben daarom ook hun energietarieven voor langere tijd vastgezet, waardoor het voor de hand ligt dat zij op korte termijn niet worden geraakt. De hoge gasprijzen raken niet alleen Nederlandse bedrijven, maar spelen ook in het buitenland. Omdat de hoge gasprijzen een mondiaal fenomeen zijn, verslechtert de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven in principe niet. In het geval bedrijven worden geconfronteerd met liquiditeitsproblemen door de oplopende energieprijzen, dan dienen zij met hun bank/financier tot een oplossing zien te komen. In combinatie met de bestaande financieringsinstrumenten van RVO zal dit in de meeste gevallen tot een oplossing leiden. Op basis van de huidige signalen vanuit bedrijven uit de energie-intensieve industrie zijn forse problemen beperkt tot een relatief klein aantal bedrijven. De situatie wordt continu gemonitord.

Inschatting inkomenseffecten

Tabel 3 geeft de inkomenseffecten weer van een stijging van de variabele leveringstarieven van 700 euro op jaarbasis voor een huishouden met een gemiddeld verbruik. Dit sluit aan bij het in tabel 2 opgenomen scenario. In de doorrekening van de inkomenseffecten is alleen de verwachte stijging van de variabele leveringstarieven tussen juli 2021 en januari 2022 meegenomen. De stijging over het eerste half jaar van 2021 was immers al in de inflatie verwerkt in de augustusraming, op basis waarvan het kabinet in augustus heeft besloten over het koopkrachtbeeld. Bovendien is de stijging tussen januari 2021 en juli 2021 al verwerkt in het termijnbedrag vanaf juli 2021 voor huishoudens met een variabel energiecontract. De stijging van de energierekening van een huishouden met een gemiddeld verbruik bedraagt dan ruim 700 euro (dat correspondeert met circa 850 euro wanneer van jan ’21 tot jan ’22 wordt gerekend).

Deze doorrekening betreft dus geen nieuwe raming van de koopkracht voor 2022. Voor een integraal koopkrachtbeeld is een nieuwe macro-economische raming (o.a. lonen en prijzen) van het CPB nodig. De nieuwe raming verschijnt in maart 2022 (Centraal Economisch Plan 2022).

De inkomenseffecten zijn gebaseerd op het daadwerkelijke verbruik van ongeveer 100.000 huishoudens uit een representatieve steekproef. Er is geen informatie over het type energiecontract. Daarom is aangenomen dat voor alle huishoudens de tarieven in dezelfde mate stijgen. De spreiding in de gepresenteerde inkomenseffecten ontstaan dus door verschillen in verbruik. In werkelijkheid leidt het type contract ook tot spreiding. Volgens de aannames in deze doorrekening leidt de stijging van de energieprijzen tot een negatief inkomenseffect voor elk huishouden. Ook voor huishoudens die de stijging in werkelijkheid niet merken, omdat zij een contract hebben met vaste energietarieven voor langere termijn. Onderstaande effecten overschatten daarom het aandeel huishoudens met een negatief inkomenseffect.

Tabel 3: inkomenseffecten in 2022 van een stijging van de energierekening met ruim 700 euro bij gemiddeld verbruik
 

<-5%

-5 tot -2%

-2 tot 0%

geen effect

0 tot 2%

2 tot 5%

>5%

Totaal

Mediaan

Aantal (x1.000)

Inkomensgroepen

                   

1e (<=112% WML)

9%

69%

22%

0%

0%

0%

0%

100%

-2,7%

1.530

2e (112–179% WML)

2%

51%

47%

0%

0%

0%

0%

100%

-2,1%

1.520

3e (179–275% WML)

1%

28%

72%

0%

0%

0%

0%

100%

-1,6%

1.530

4e (275–406% WML)

0%

11%

89%

0%

0%

0%

0%

100%

-1,3%

1.520

5e (>406% WML)

0%

5%

95%

0%

0%

0%

0%

100%

-1,1%

1.520

                     

Inkomensbron

                   

werkenden

2%

21%

77%

0%

0%

0%

0%

100%

-1,4%

4.860

uitkeringsontvangers

6%

65%

29%

0%

0%

0%

0%

100%

-2,6%

630

gepensioneerden

2%

50%

48%

0%

0%

0%

0%

100%

-2,0%

1.990

                     

Huishoudtype

                   

tweeverdieners

1%

20%

79%

0%

0%

0%

0%

100%

-1,4%

3.810

alleenstaanden

4%

46%

50%

0%

0%

0%

0%

100%

-2,0%

3.450

alleenverdieners

2%

40%

57%

0%

0%

0%

0%

100%

-1,8%

360

                     

Kinderen

                   

met kinderen

1%

22%

77%

0%

0%

0%

0%

100%

-1,4%

1.730

zonder kinderen

3%

29%

68%

0%

0%

0%

0%

100%

-1,5%

3.920

                     

Alle huishoudens

2%

33%

65%

0%

0%

0%

0%

100%

-1,6%

7.620

Het mediane inkomenseffect voor alle huishoudens bedraagt -1,6%. De inkomenseffecten zijn negatiever naarmate het huishoudinkomen lager is. Dat komt omdat lagere inkomens een relatief groter deel van hun inkomen besteden aan energie. Daarnaast is zichtbaar dat er huishoudens zijn met een groot inkomenseffect van meer dan 2%, hoewel hier de kanttekening bij hoort dat deze percentages het werkelijke aandeel overschatten (zie hierboven). Dit zijn veelal huishoudens met een relatief hoog energieverbruik.

Maatregelen om de gevolgen te dempen

Er zijn verschillende soorten opties om huishoudens en/of bedrijven te compenseren voor de stijging van de energierekening. Dit kan grofweg via de energiebelasting, via het reguliere inkomensinstrumentarium of via overige instrumenten, zoals het gerichte ondersteuning van specifieke doelgroepen bijvoorbeeld ten behoeve van energiebesparende maatregelen.

De keuze voor een optie is onder andere afhankelijk van prioritering ten aanzien van wie of wat je wil bereiken: de doelstellingen vanuit klimaatbeleid, het mitigeren van inkomenseffecten en het dempen van schokken. Verschillende vormen van compensatie scoren verschillend op deze doelen. Het is via inkomensbeleid niet mogelijk om huishoudens gericht te compenseren voor hun hogere energierekening, aangezien het energieverbruik verschilt binnen inkomensgroepen. Daar staat tegenover dat compensatie via generiek inkomensbeleid de prikkel tot energiebesparing en verduurzaming niet vermindert. Via de energiebelasting is het echter weer mogelijk om direct energieverbruikers te compenseren en profiteren ook bedrijven. Elke optie kent

daarmee voor- en nadelen.

Maatregelen in andere landen

Gezien er sprake is van een Europese energiemarkt is er ook in andere Europese landen sprake van snel stijgende energiekosten door de hogere gasprijzen. Landen gaan daarbij wel verschillend om met de prijsstijgingen. Een aantal landen, waaronder Duitsland, heeft op dit moment geen maatregelen genomen. Frankrijk hebben de energieprijs die leveranciers kunnen doorberekenen aan huishoudens gemaximeerd. Spanje kijkt naar de mogelijkheden om de winsten van hernieuwbare energieprojecten zwaarder te belasten en deze inkomsten ten goede te laten komen aan consumenten. In België is het sociale tarief uitgebreid en verlengd. Dit sociale tarief is een gunstig tarief voor elektriciteit en/of aardgas voor bepaalde huishoudens. Ook hebben enkele landen maatregelen genomen voor specifieke groepen, door bijvoorbeeld het verstrekken van energievouchers.

De Europese Commissie heeft op 13 oktober een toolbox gepresenteerd waarin het de mogelijkheden schetst om op korte, middellange en lange termijn maatregelen te implementeren om het risico op prijsschommelingen op de internationale energiemarkten in de toekomst te beperken. Het kabinet verwelkomt deze toolbox en ziet, zoals de Commissie benoemt, dat lidstaten op korte termijn zelf nationale maatregelen kunnen nemen om lastenverlichting te bieden aan huishoudens en bedrijven, waar nodig. Daarnaast is het kabinet het eens met het voorstel van de Commissie om eerst een analyse te laten uitvoeren door de Europese toezichthouder op energiemarkten (ACER), alvorens er een discussie plaats zou vinden over maatregelen om de werking van de markt te verbeteren en de leveringszekerheid van de Unie als geheel te versterken.


X Noot
1

Gasflation, Rabobank Special, Ryan Fitzmaurice et al., 24 september 2021.

Naar boven