A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 14 juli
2003 en het nader rapport d.d. 28 augustus 2003, aangeboden aan de Koningin
door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Het advies van de
Raad van State is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 12 mei 2003, no. 03.001971, heeft Uwe Majesteit,
op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, mede
namens de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij de
Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie
van toelichting tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet
op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs, onder meer in
verband met de beëindiging van de bekostiging van het onderwijs in allochtone
levende talen.
Dit wetsvoorstel strekt tot beëindiging van de bekostiging van het
onderwijs in allochtone levende talen (hierna: OALT) en tot het schrappen
van de bepaling over het onderwijs in de taal van het land van oorsprong in
de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO).
De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar
maakt een aantal opmerkingen. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing
van het voorstel wenselijk is.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 12 mei
2003, nr. 03.001971, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies
inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 14 juli 2003, nr. W05.03.0167/III, bied ik
u hierbij aan.
1. In artikel III van het wetsvoorstel wordt artikel 16 WVO, dat onderwijs
in de taal van het land van oorsprong regelt, geschrapt. De toelichting op
artikel III stelt dat het verwijderen van artikel 16 WVO in de praktijk niets
aan de mogelijkheid van scholen wijzigt om onderwijs in de taal van het land
van oorsprong aan te bieden, omdat de talen Turks en Arabisch inmiddels als
reguliere moderne vreemde taal voor het voortgezet onderwijs zijn opgenomen,
en scholen overigens vrij zijn om in de eigen vrije ruimte onderwijs in de
taal van het land van oorsprong aan te bieden.
De Raad merkt op dat geen inzicht wordt geboden in de financiële
gevolgen van het schrappen van artikel 16 WVO en dat hierdoor onduidelijk
is of in de eigen vrije ruimte zonder meer tegemoet kan worden gekomen aan
de behoefte aan onderwijs in de taal van het land van oorsprong.
De Raad adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen.
1. De memorie van toelichting is overeenkomstig het advies op dit punt
aangevuld.
2. Het voorgestelde artikel V bepaalt dat bij of krachtens algemene maatregel
van bestuur, dan wel bij ministeriële regeling, voorschriften worden
gegeven met betrekking tot de opvang van de personele gevolgen van de inwerkingtreding
van deze wet.
a. De Raad merkt op dat de formulering van dit artikel dermate ruim is,
dat het mogelijk is een aparte regeling te treffen, los van bestaande rechtspositionele
regelingen voor onderwijspersoneel. De Raad ziet zonder nadere toelichting
geen reden dat in dit geval die mogelijkheid gegeven zou moeten worden en
adviseert om de regelgevende bevoegdheid in het wetsvoorstel zo concreet en
nauwkeurig mogelijk te begrenzen.1
b. Voorts is de Raad van mening dat de toelichting onvoldoende aangeeft
welke middelen de minister ter beschikking kan stellen om nadelige personele
en financiële consequenties door het beëindigen van de bekostiging
van OALT te voorkomen. Niet duidelijk is bijvoorbeeld welk flankerend beleid
de minister voor ogen staat en op welke wijze de minister kan beschikken over
middelen van het Participatiefonds. De Raad vindt in het bijzonder van belang
dat aandacht wordt besteed aan de vraag of de beëindiging van de bekostiging
van OALT voor het bevoegd gezag nadelige (financiële) consequenties heeft,
waarbij de Raad opmerkt dat afwenteling van deze kosten op het bevoegd gezag
in het onderwijs niet voor de hand ligt.
De Raad adviseert de toelichting op deze punten aan te vullen.
2.a. Op dit moment zijn de onderhandelingen met de werkgevers- en werknemersorganisaties
betreffende de rechtspositionele gevolgen van het beëindigen van de bekostiging
van OALT en het eventueel te voeren flankerend beleid nog niet afgerond. Eerst
nadat de uitkomst van de onderhandelingen bekend is, kan worden beoordeeld
of het overeengekomen flankerend beleid noopt tot regelgeving. Voorzover regelgeving
noodzakelijk mocht blijken, biedt artikel V de mogelijkheid om dit bij of
krachtens algemene maatregel van bestuur dan wel ministeriële regeling
te realiseren. Dit zal afhankelijk zijn van de aard van de regels of de termijn
waarbinnen zij moeten zijn vastgesteld.
De memorie van toelichting is op dit punt aangevuld.
2.b. Conform het advies is de memorie van toelichting op dit punt aangevuld.
Daartoe zijn de paragrafen «flankerend beleid» en «financiële
gevolgen» aangepast.
De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden
aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening
zal zijn gehouden.
De waarnemend Vice-President van de Raad van State,
P. van Dijk
Ik moge U, mede namens mijn ambtgenoot van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van
toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
M. J. A. van der Hoeven