29 008
Wijziging van een aantal wettelijke bepalingen op het terrein van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en enige aanverwante terreinen, teneinde enkele wetstechnische gebreken te herstellen alsmede andere wijzigingen van ondergeschikte aard aan te brengen (reparatie BZK-wetgeving 2003)

A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 21 maart en het nader rapport d.d. 14 augustus2003, aangeboden aan de Koningin door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 3 februari 2003, no. 03.000441, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van een aantal wettelijke bepalingen op het terrein van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, teneinde enkele wetstechnische gebreken te herstellen alsmede andere wijzigingen van ondergeschikte aard aan te brengen (reparatie BZK-wetgeving 2002).

Met dit wetsvoorstel worden wetstechnische gebreken en technische inconsequenties in een aantal wetten gerepareerd. Beleidsinhoudelijke wijzigingen zijn volgens de memorie van toelichting niet beoogd.

Het voorstel heeft allereerst betrekking op wetten op het terrein van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, maar neemt ook andere wetten mee voorzover daarin wordt verwezen naar BZK-wetten.

De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt een aantal opmerkingen dat naar zijn oordeel enige aanpassing van het voorstel wenselijk maakt.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 3 februari 2003, nr. 03.000441, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 21 maart 2003, nr. W04.03.0045/I, bied ik U hierbij aan.

De Raad heeft in zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet enkele opmerkingen gemaakt die aanpassing van het voorstel wenselijk maken.

1. Gelijkstelling commissaris van de Koningin en burgemeester

Opheffing van verschillen tussen enerzijds de (ministers en) commissarissen van de Koningin en anderzijds de burgemeesters – zoals voorgesteld in artikel I – dient naar het oordeel van de Raad niet te geschieden in een reparatiewet. De Raad is van mening dat noch in veegwetten1 noch in reparatiewetten voorstellen met een inhoudelijk karakter dienen te worden opgenomen.

Dat het bij het onderdeel gelijkstelling commissaris van de Koningin en burgemeester niet alleen gaat om het wegwerken van (wets)technische fouten en inconsequenties maar dat ook inhoudelijke aspecten een rol spelen, blijkt uit de Notitie rechtspositie van politieke ambtsdragers1 die in juli 2002 door de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal is aangeboden.

a. Sommige verschillen tussen politieke ambtsdragers zijn te verklaren vanuit een historisch perspectief. Zo ook die tussen de commissaris van de Koningin en de burgemeester. Sinds de verschijning van de Notitie rechtspositie van politieke ambtsdragers wordt er echter naar gestreefd bestaande verschillen op te heffen en het geheel van voorzieningen voor alle categorieën van politieke ambtsdragers samenhangend en consistent te beoordelen.

In verband hiermee adviseert de Raad de gelijkstelling uit deze reparatiewet te lichten en over te brengen naar een afzonderlijk wetsvoorstel, dat eventueel een bredere herziening van de rechtspositie van diverse politieke ambtsdragers zou kunnen omvatten.

b. De huidige Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft aan de Kamer toegezegd een standpunt over de Notitie rechtspositie van politieke ambtsdragers te zullen bepalen2. Mede daarom acht de Raad het prematuur in dit stadium één onderdeel uit die notitie, de gelijkstelling van de commissaris van de Koningin en de burgemeester, separaat te behandelen. De Raad adviseert eerst het toegezegde standpunt te bepalen en daarbij ook acht te slaan op de opvattingen die over dit onderwerp bestaan bij het Georganiseerd overleg burgemeesters, alvorens te komen met een wetsvoorstel.

1. Gelijkstelling commissaris van de Koningin en burgemeester

a. De Raad adviseert de gelijkstelling tussen de commissaris van de Koningin en de burgemeester uit deze reparatiewet te lichten. Aan dit advies is gevolg gegeven door de toevoeging van burgemeesters aan artikel 2, eerste lid, van de Ambtenarenwet uit artikel I, onderdeel A, van het wetsvoorstel te schrappen.

b. De Raad adviseert het aan de Kamer toegezegde standpunt over de notitie Rechtspositie politieke ambtsdragers te bepalen alvorens de uit de reparatiewet gelichte gelijkstelling tussen de commissaris van de Koningin en de burgemeester over te brengen naar een afzonderlijk wetsvoorstel. Met het oog op de toegezegde standpuntbepaling is aan de Adviescommissie beloning en rechtspositie ambtelijke en politieke topstructuur om een integraal advies gevraagd over de in de notitie Rechtspositie politieke ambtsdragers beschreven voorstellen (Kamerstukken II 2002/03, 28 479, nr. 3). Daarbij is de commissie om bijzondere aandacht gevraagd voor de rechtspositie van burgemeesters. De beraadslagingen over de genoemde notitie zullen worden voortgezet, nadat het advies van de commissie is verkregen.

2. Selectieve overgang van «Friesland» naar «Fryslân»

Het wetsvoorstel stelt alleen voor de in de Algemene wet bestuursrecht opgenomen vermeldingen van de provincienaam aan te passen. Dat is opmerkelijk, omdat provinciale staten van de provincie Friesland op 13 december 19953 reeds hebben besloten de provincienaam met ingang van 1 januari 1997 te veranderen in Fryslân. In de meeste wetgeving van nadien is de provincienaam inmiddels aangepast4. Naar de mening van de Raad verdient het aanbeveling aan de gevolgen van de bevoegdheid van provinciale staten om de provincienaam te wijzigen5 een uniformerend vervolg te geven. Dat is mogelijk door deze naamswijziging ten minste door te voeren in alle overige wettelijke regelingen die vanaf 1 januari 1997 in werking zijn getreden. Tevens verdient het aanbeveling in wetgeving die vóór die datum tot stand is gekomen en nog steeds wordt toegepast, de naamswijziging door te voeren. Wetgeving die betrekking heeft op een enkel moment – bijvoorbeeld herindelingen en grenswijzigingen – kan daarbij buiten beschouwing blijven. Dat geldt ook voor wetgeving die betrekking heeft op het gebruik van het woord «Friesland» in namen van organisaties, zolang die organisaties niet zelf besluiten hun naam te wijzigen in «Fryslân». In bijlage 1 bij dit advies is een overzicht opgenomen van wetten die – indien de vorenstaande criteria worden gevolgd – voor wijziging in aanmerking komen.

De Raad adviseert deze nog uit te voeren wijzigingen op wetsniveau aan artikel II van dit wetsvoorstel toe te voegen.

2. Selectieve overgang van «Friesland» naar «Fryslân»

De Raad geeft in bijlage 1 een overzicht van een aantal wettelijke regelingen waarin de naamswijziging van de provincienaam «Friesland» in «Fryslân» ten onrechte nog niet is doorgevoerd. De Raad adviseert de provincienaam niet alleen in de Algemene wet bestuursrecht, maar tevens in een zevental andere wetten te wijzigen. Aan dit advies is gevolg gegeven door toevoeging van de volgende artikelen: artikel X tot wijziging van de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer, artikel XII tot wijziging van de Wet op de expertisecentra, artikel XIII tot wijziging van de Wet op de waterkering, artikel XIV tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, artikel XV tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel XVI tot wijziging van de Wet personenvervoer 2000 en artikel XX tot wijziging van de Wet van 6 november 1997 tot wijziging van de Financiële-verhoudingswet en enkele andere wetten en regels inzake de invoering van deze wijziging in verband met een herziening van het verdeelstelsel voor het Provinciefonds.

3. Voor een overzicht van wetten waarin nog de benaming «Friesland» in plaats van «Fryslân» voorkomt verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage 1 en voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage 2.

3. Redactionele kanttekeningen

De Raad geeft in overweging in het opschrift de aanduiding «Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» te schrappen. Mede gelet op de redactionele kanttekening waarin de keuze wordt gelaten tussen schrappen of aanvullen van deze woorden in de considerans, is besloten de aanduiding ook in het opschrift aan te vullen. Het merendeel van de wetten waarin wijzigingen worden aangebracht ligt op het terrein van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de overige wijzigingen hebben betrekking op onderwerpen die hiermee nauw verbonden zijn. Door toevoeging van de woorden «en enige aanverwante terreinen» wordt duidelijk dat de reikwijdte van het voorstel zich niet beperkt tot het terrein van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, tegelijkertijd blijkt uit deze bewoordingen dat alle wijzigingen met dat terrein nauw verbonden zijn.

Aan de overige redactionele kanttekeningen van de Raad is gevolg gegeven.

4. Aanvullende opmerkingen

Van de gelegenheid dat het wetsvoorstel naar aanleiding van het advies van de Raad van State wordt gewijzigd, is gebruik gemaakt voor het aanbrengen van de volgende verbeteringen.

De in artikel IV, onderdelen A tot en met D, voorgestelde wijzigingen herstellen een aantal technische fouten die de Wet van 2 juni 2003 tot wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers met betrekking tot de uitkering bij aftreden en het nabestaandenpensioen (Stb. 2003, 249) beoogt aan te brengen in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers. In onderdeel E van het voorgestelde artikel IV wordt een taalkundige verbetering doorgevoerd in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers.

In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is voorzien dat in de provincie Fryslân de Friese taal is toegelaten in het bestuurlijk verkeer. Zo kan krachtens artikel 2:12 Awb een ieder de Friese taal gebruiken in de vergaderingen van provinciale staten en van raden van gemeenten. De doorwerking van de Awb-bepalingen over het gebruik van de Friese taal in eed en belofte was abusievelijk niet in Gemeentewet en Provinciewet opgenomen. In de oorspronkelijke tekst van het wetsvoorstel zoals voorgelegd aan de Raad wordt die omissie gerepareerd, zodat de bestaande praktijk wordt voorzien van een wettelijke basis. De Raad heeft ingestemd met dit oorspronkelijke voorstel. Naar aanleiding van de recente inwerkingtreding van de Wet dualisering provinciebestuur en van de bepalingen over de lokale rekenkamer in de Wet dualisering gemeentebestuur is het tevens wenselijk om een aantal nieuwe bepalingen in de Provinciewet (de artikelen 40a en 79g) en de Gemeentewet (artikel 81g) dienovereenkomstig aan te passen. Door toevoeging van de onderdelen B en D aan artikel VII van het wetsvoorstel en onderdeel D aan artikel V van het wetsvoorstel wordt daarin voorzien.

De met artikel V, onderdeel E, voorgestelde wijzigingen betreffen de correctie van een foutieve wijziging van de Gemeentewet. Het gaat hierbij om een taalkundige correctie en om het alsnog doen vervallen van een onjuiste bronvermelding.

In onderdeel E van het voorgestelde artikel VII wordt een aantal technische verbeteringen doorgevoerd in de bijlage bij de Provinciewet.

De met artikel XVIII voorgestelde wijziging betreft de taalkundige correctie van een wijziging van de Wet van 11 december 1996 tot wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (de maatstaf voor de duur van het recht op uitkering en enige andere onderwerpen).

In het voorgestelde artikel XIX vervallen de onderdelen B en C omdat kan worden volstaan met een wijziging van artikel 44a van de Woningwet. De voorgestelde wijziging is minder ingrijpend, maar heeft hetzelfde effect als de oorspronkelijke wijzigingen.

Aangezien de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur inmiddels in werking is getreden, wordt voorgesteld het tweede lid van artikel XXV te laten vervallen. Hierdoor zal artikel XIX niet met terugwerkende kracht in werking treden.

Aan artikel XXV wordt een derde lid toegevoegd waarin gelijktijdige inwerkingtreding van artikel IV, onderdelen A tot en met D, en de Wet van 2 juni 2003 tot wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers met betrekking tot de uitkering bij aftreden en het nabestaandenpensioen (Stb. 2003, 249) wordt geregeld.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes

Bijlage 1 bij het advies van de Raad van State van 21 maart 2003, no. W04.030045/I.

ONDERWERPWIJZIGEN
  JANEE
1BIJLAGE bedoeld in hoofdstuk 1 van titel VI van de Overgangswet W.V.O. X
2Artikel 24 van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 X
3Artikelen 2, 7, en 12 van de Wet gebruik Friese taal in het rechts-verkeerX 
4Artikelen 3 en 4 van de Wet gemeentelijke herindeling Noordwest-Overijssel X
5Artikelen 13, 14 en 128 van de Wet op de expertisecentraX 
6Artikel 10 van de Wet op de waterkeringX 
7Artikelen 9 en 134 van de Wet op het primair onderwijsX 
8Artikelen 11a en 135 van de Wet op het voortgezet onderwijsX 
9Artikel 117 van de Wet personenvervoer 2000X 
10Artikel 1 van de Wet strekkende tot voltooiing van de provinciale indeling van het IJsselmeer X
11Artikel 2 van de Wet tot gemeentelijke indeling van de Waddenzee X
12Artikelen 1 en 3 van de Wet tot provinciale indeling van de Waddenzee X
13Bijlage 3 Overgangsmaatregelen in verband met de herverdeling (bijlage bij artikel 12) bij de Wijzigingswet Financiële-verhoudings-wet, enz. en regels inzake invoering van deze wijziging (herziening verdeelstelsel Provinciefonds)X 
14Artikel VI (Beëindiging bekostiging ziekenhuisscholen) van de Wijzigingswet Wet op de expertisecentra, enz. (ondersteuning onderwijs aan zieke leerlingen) X
TOTAAL:77

Overzicht van wetten waarin nog de benaming «Friesland» in plaats van «Fryslân» voorkomt (bron: ADW). Behalve de in de tabel opgesomde wetgeving, komt de term «Friesland» volgens de ADW nog voor in een groot aantal algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen.

Bijlage 2 bij het advies van de Raad van State van 21 maart 2003, no. W04.03.0045/I, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

Voorstel van wet

– Naar analogie van aanwijzing 185, vierde lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving, in het opschrift de aanduiding 2002 vervangen door: 2003.

– Gezien de reikwijdte van het voorstel van wet in het opschrift de aanduiding «Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» schrappen.

– In de considerans de woorden «op het terrein van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» schrappen of aanvullen.

Memorie van toelichting

– Bij vermelding de volledige citeertitel van het Rechtspositiebesluit burgemeesters 1994 gebruiken.

– De vierde alinea van de toelichting op artikel I kan vervallen, aangezien het wetsvoorstel houdende aanpassing van de Wet dualisering gemeentebestuur inmiddels tot wet is verheven en in werking is getreden (Stb.2003, 57).


XNoot
1

Advies van de Raad van 9 juli 2002, no.W06.02.0151/IV, Kamerstukken II 2001/02, 28 487, A, bladzijden 1–2.

XNoot
1

Kamerstukken II 2001/02, 28 479, nr. 1.

XNoot
2

Kamerstukken II 2002/03, 28 479, nr. 2.

XNoot
3

Provinciaal blad van Friesland 1996, no.7 (28 maart 1996).

XNoot
4

De benaming «Fryslân» komt inmiddels voor in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (artikelen 27 en 286), in de Kieswet (tabel bedoeld in artikel E 1, eerste lid), in de Politiewet 1993 (bijlage bedoeld in artikel 21, eerste lid), in de Wet beëdigde vertalers (artikel 8), in het Interim-Besluit doeluitkering bestrijding van rampen en zware ongevallen (artikel 7), in het Kiesbesluit (artikel H 2), in de (Tijdelijke) regeling vroegsignalering (Bijlage 1), in het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar provincie Fryslân 2002 (artikelen 1, 2, 3 en 9) in het Instellingsbesluit Comité van Toezicht Plattelandsontwikkelingsplan Nederland (artikel 4) en in 12 ministeriële regelingen; bron: ADW.

XNoot
5

Artikel 156 van de Provinciewet.

Naar boven