29 008
Wijziging van een aantal wettelijke bepalingen op het terrein van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en enige aanverwante terreinen, teneinde enkele wetstechnische gebreken te herstellen alsmede andere wijzigingen van ondergeschikte aard aan te brengen (reparatie BZK-wetgeving 2003)

nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 19 mei 2004

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanhef van onderdeel A komt te luiden:

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

2. Na de aanhef van onderdeel A wordt ingevoegd:

1. Het eerste lid komt te luiden:.

3. Aan onderdeel A, onder 1, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma, toegevoegd: – gedeputeerden.

4. Aan onderdeel A wordt, onder 2, toegevoegd:

2. In het tweede lid wordt «de rechterlijke ambtenaren, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder f, g, h, i en j, van de Wet op de rechterlijke organisatie, en de rechterlijke ambtenaren in opleiding, bedoeld in artikel 145 van die wet» vervangen door: de rechterlijke ambtenaren, bedoeld in de artikelen 1, onder b, onderdelen 4° tot en met 8°, en 145 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

5. Onderdeel B vervalt.

B

Artikel III wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen A en B worden geletterd B en C.

2. Na de aanhef wordt een nieuw onderdeel A ingevoegd, luidende:

A

In artikel 5, zesde lid, wordt «onderdeel d» gewijzigd in: onderdeel e.

C

Artikel IV wordt als volgt gewijzigd:

1. Na onderdeel A wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Aa

In de artikelen 18, 19 en 20, eerste lid, vervalt telkens de volzin: Artikel 15, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

2. Na onderdeel B worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

Ba

In de artikelen 63, 64 en 65, eerste lid, vervalt telkens de volzin: Artikel 60, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Bb

In artikel 102, eerste lid, laatste volzin, wordt «artikel 99, onder g» vervangen door; artikel 99, onderdeel h.

3. Na onderdeel D worden zeven onderdelen ingevoegd, luidende:

Da

In artikel 138a, vijfde en zesde lid, wordt «bedoeld in het vijfde lid» telkens vervangen door: bedoeld in het vierde lid.

Db

In artikel 139aa, tweede volzin, wordt «artikel 139a, zesde lid» vervangen door: artikel 139a, vijfde lid.

Dc

In artikel 139c, derde lid, wordt «artikel 139a, vierde lid, onderdeel a» vervangen door: artikel 139a, derde lid, onderdeel a.

Dd

Artikel 142, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel c wordt «30 juni 1999» vervangen door: 31 juli 2003.

2. In onderdeel d wordt «artikel 138a, vijfde lid» vervangen door: artikel 138a, vierde lid.

De

Artikel 143 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid vervalt.

2. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.

Df

In artikel 145, vierde lid, wordt «artikel 139a, vierde lid, onder a» vervangen door: artikel 139a, derde lid, onderdeel a.

Dg

Artikel 154 vervalt.

D

Na artikel VI wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL VIa

De Militaire Ambtenarenwet 1931 wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 12, eerste lid, onderdeel r, vervalt de zinsnede: en de bescherming van de militaire ambtenaar tijdens en na het volgen van die procedure.

E

Artikel XIX vervalt.

F

Na artikel XXI wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XXIa

De Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 7a vervalt.

B

Na artikel 9 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 9a

Onverminderd artikel 9 is het verboden personen te benadelen wegens het feit dat zij in of buiten rechte een beroep hebben gedaan op deze wet of ter zake bijstand hebben verleend.

C

Artikel 8, derde lid, vervalt.

D

Aan artikel 10 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op vorderingen als bedoeld in artikel 305a van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en op beroepen ingesteld door belanghebbenden in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

G

De artikelen XXIII en XXIV vervallen.

TOELICHTING

A

De wijziging in onderdeel A, sub 3, van deze nota van wijziging was oorspronkelijk opgenomen in Artikel XXIV van het wetsvoorstel en was geformuleerd onder de voorwaarde dat de Wet dualisering provinciebestuur eerder in werking zou treden. De Wet dualisering provinciebestuur bleek echter al voor de indiening van het onderhavige wetsvoorstel in werking getreden. De formulering van artikel XXIV was derhalve niet langer adequaat. De voorgestelde wijziging van de Ambtenarenwet (toevoeging van «gedeputeerden» aan artikel 2, eerste lid) wordt nu toegevoegd aan Artikel I van dit wetsvoorstel.

Onderdeel A, sub 4, strekt tot herstel van een omissie. In artikel 2, tweede lid van de Ambtenarenwet wordt nu ten onrechte verwezen naar artikel 2 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Met de wijziging van artikel 2, tweede lid, van de Ambtenarenwet bij Wet van 30 januari 2002 tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enige andere wetten in verband met onder meer de formalisering van de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst 1999–2000 sector Rechterlijke Macht (Stb. 2002, 65, inwerkingtreding 15 mei 2002, Stb. 2002, 208) is abusievelijk een eerdere wijziging van dit artikellid ingevolge de Aanpassingswet modernisering rechterlijke organisatie (Wet van 6 december 2001, Stb. 2001, 584, inwerkingtreding 1 januari 2002, Stb. 2001, 621) ongedaan gemaakt. De voorgestelde wijziging voorziet in de juiste verwijzing naar de Wet op de rechterlijke organisatie.

Artikel XXIII van het wetsvoorstel bevatte een bepaling waarin was opgenomen dat onderdeel B vervalt indien de wijziging van de Ambtenarenwet in verband met integriteit (Kamerstukken 27 602) eerder in werking zou treden dan deze reparatiewet. Het eerstgenoemde wetsvoorstel was op het moment dat het onderhavige wetsvoorstel werd ingediend bij de Tweede Kamer al in werking getreden (Wet van 23 januari 2003, Stb. 2003, 60). Artikel XXIII kan daardoor vervallen. De bepaling dat onderdeel B van artikel I vervalt wordt door middel van onderdeel A, sub 5, doorgevoerd.

B

De EG-implementatiewet (Wet van 21 februari 2004, Staatsblad 2004, 119) voegt in artikel 5, eerste lid, Awgb twee nieuwe onderdelen in en vernummert enkele andere onderdelen. De verwijzing in artikel 5, zesde lid, Awgb is abusievelijk niet aangepast aan de vernummering. De wijziging van onderdeel B herstelt de verwijzing in het zesde lid.

C

De aanvullende wijzigingen in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) corrigeren verwijzingen die niet langer correct waren.

Nieuwe onderdelen Aa, Ba en De

De artikelen 18, 19 en 20, eerste lid, van de Appa verwijzen naar artikel 15, derde en vierde lid. De artikelen 63, 64 en 65, eerste lid, van de Appa verwijzen naar artikel 60, derde en vierde lid. Artikel 143, tweede lid, verwijst naar artikel 140, derde en vierde lid. De artikelen 15, 60 en 140 zijn door de Wet van 2 juni 2003 (Stb. 2003, 249, inwerkingtreding 16 juli 2003) zodanig gewijzigd dat de verwijzingen niet langer correct waren. Destijds is echter verzuimd die verwijzingen te laten vervallen, dat wordt door middel van de onderhavige wijziging gecorrigeerd.

Nieuw onderdeel Bb

Artikel 102, eerste lid, laatste volzin, van de Appa bevat een bepaling over diensttijd die niet daadwerkelijk in dienstverhouding of als politiek ambtsdrager is doorgebracht. Daartoe verwijst de tekst abusievelijk naar artikel 99 onderdeel g. Door middel van de onderhavige wijziging wordt daarin een correctie aangebracht en wordt verwezen naar artikel 99, onderdeel h.

Nieuwe onderdelen Da en Dd, onder 2

Bij de Wet van 2 juni 2003 (Stb. 2003, 249, inwerkingtreding 16 juli 2003) zijn aan artikel 138a van de Appa een vierde, vijfde, zesde en zevende lid toegevoegd. Zowel in het nieuwe vijfde en zesde lid van dat artikel, als in het eveneens toen vernieuwde artikel 142, derde lid, onderdeel d, van de Appa is toen abusievelijk een verwijzing naar artikel 138a, vijfde lid, opgenomen. Er had verwezen moeten worden naar artikel 138a, vierde lid. Door middel van de onderhavige wijziging wordt dat gecorrigeerd.

Nieuwe onderdelen Db, Dc en Df

In de artikelen 139aa, 139c en 145 wordt verwezen naar verschillende leden van artikel 139a. Doordat artikel 139a bij de Wet van 14 juni 2001 (Stb. 2001, 364) is gewijzigd en het oude derde lid is vervallen, zijn de verwijzingen niet meer correct. De onderhavige wijzigingen corrigeren dat.

Nieuw onderdeel Dd, onder 1

Bij de Wet van 2 juni 2003 (Stb. 2003, 249, inwerkingtreding 16 juli 2003) zijn wijzigingen in de Appa aangebracht in de rechten voor de echtgenoten van politieke ambtsdragers op bijzonder nabestaandenpensioen. De regeling daarvan is neergelegd in artikel 17 voor ministers, in artikel 62 voor kamerleden en in artikel 142 voor gedeputeerden en wethouders. Het derde lid, onderdeel c, van ieder van die artikelen bevat een uitzondering in geval van overlijden van de ambtsdrager voor de leeftijd van 65 jaar. In verband met overgangsrecht is daaraan toegevoegd dat die uitzondering geldt voorzover de pensioengerechtigde leeftijd is gelegen na 31 juli 2003 (twee weken na de inwerkingtreding van de wet). In de bepaling voor gedeputeerden en wethouders (artikel 142, derde lid, onderdeel c) is door een foutieve wijzigingsopdracht de datum van 30 juni 1999 blijven staan. Door middel van de onderhavige wijziging wordt dat weer gelijkgetrokken met de gelijkluidende bepalingen voor andere ambtsdragers.

Nieuw onderdeel Dg

Artikel 154 van de Appa verwijst naar hoofdstuk 16 van de Appa. Bij de Wet van 14 juni 2001 (Stb. 2001, 364) is de inhoud van dat hoofdstuk vervallen. Artikel 154 Appa kan derhalve komen te vervallen.

D

De wijziging in onderdeel D was oorspronkelijk opgenomen in Artikel XXIII en was geformuleerd onder de voorwaarde dat het wetsvoorstel houdende wijziging van de Ambtenarenwet in verband met integriteit (Kamerstukken 27 602) eerder in werking zou treden dan deze Reparatiewet. Eerstgenoemd wetsvoorstel was echter al voor de indieningvan het onderhavige wetsvoorstel in werking getreden (Wet van 23 januari 2003, Staatsblad 2003, 60). De formulering van artikel XXIII was derhalve niet langer adequaat. De voorgestelde wijziging van de Militaire Ambtenarenwet wordt nu ondergebracht in een nieuw Artikel VIa van dit wetsvoorstel.

E

In het voorstel van wet tot wijziging van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, de Handelsregisterwet 1996, de Woningwet en de Wet politieregisters (Kamerstukken II, 29 243) is in artikel III, onderdeel A, eveneens een wijziging van artikel 44a van de Woningwet voorgesteld. Uit een oogpunt van helderheid van wetgeving wordt de tekst van artikel XIX van dit wetsvoorstel bij deze nota van wijziging overgenomen in artikel III, onderdeel A, van het voornoemde voorstel van wet. Artikel XIX kan daarmee vervallen.

F

In de EG-implementatiewet Awgb is foutieve wijzigingsopdracht van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (Wgbh/cz) opgenomen. Daardoor zijn de nieuwe artikelen 9a en 10, derde lid, op een verkeerde plaats in de Wgbh/cz opgenomen. Aangezien de foutieve wijzigingsopdracht was opgenomen in een wet waarvan de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties eerste ondertekenaar is, wordt deze fout hersteld in de reparatiewet BZK-wetgeving.

G

De wijziging in de artikelen XXIII en XXIV waren geformuleerd onder de voorwaarde dat twee lopende wetsvoorstellen eerder in werking zou treden dan deze Reparatiewet. De beide wetsvoorstellen (De Wet dualisering provinciebestuur en het voorstel houdende wijziging van de Ambtenarenwet in verband met integriteit) waren echter al voor de indiening van deze reparatiewet bij de Tweede Kamer in werking getreden. De VVD-fractie heeft de regering in het verslag op deze onjuistheid gewezen. De formulering van de artikelen XXIII en XXIV waren derhalve niet langer adequaat. De in de artikelen XXIII en XXIV voorgestelde wijzigingen worden door deze nota van wijziging opgenomen op andere plaatsen in het onderhavige wetsvoorstel. Zie ook de toelichting bij de onderdelen A en D van deze nota van wijziging.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes

Naar boven