nr. 8
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 juni 2004
Tijdens de plenaire behandeling op 16 maart jl. van het wetsvoorstel
ter goedkeuring van het op 24 juni 2002 te Rabat ondertekende Verdrag
inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk
Marokko (Trb. 2002, 132) en het op 19 november 2002 te Tunis tot stand
gekomen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden
en de Republiek Tunesië (Trb. 2002, 229) heb ik toegezegd u te informeren
over het standpunt van de Ministerraad naar aanleiding van het advies van
de Raad van State (RvS) over het wetsvoorstel invoering opschortingsbepaling
in sociale zekerheidswetten in buitenlandsituaties (WIOB). Ik kan u als volgt
informeren.
Het WIOB voorzag in een nationaalrechtelijke pendant voor de verdragsrechtelijke
schorsingsbepaling die in een groot aantal verdragen voorkomt. De verdragsrechtelijke
schorsingsbepaling strekt ertoe de betaling van een uitkering in een individueel
geval te stoppen als relevante informatie voor het uitkeringsrecht niet (tijdig)
wordt verstrekt door een buitenlandse instantie.
De RvS heeft in toenemende mate zijn bezorgdheid geuit over de verdragsrechtelijke
schorsingsbepaling. De RvS stelt in de adviezen inzake de sociale zekerheidsverdragen
met Marokko (21 maart 2003, No. W 12.02.0571/IV) en Tunesië (21 maart
2003, No. W12.03.0018/IV) o.m. dat de verdragsrechtelijke schorsingsbepaling
niet voorkomt in het Nederlandse interne recht. Verder stelt de RvS dat de
verdragsrechtelijke schorsingsbepaling in strijd is met de associatie akkoorden.
In de nadere rapporten (Kamerstukken 02/03, 29 005, A) is toegezegd
de verdragsrechtelijke schorsingsbepaling in de materiewetten vast te leggen,
hetgeen in het WIOB is gebeurd. Verder heeft het kabinet de kritiek inzake
de associatie-akkoorden weersproken. Overigens waren in het WIOB meer garanties
ingebouwd ten aanzien van de uitkeringsgerechtigde in vergelijking met de
verdragsrechtelijke schorsingsbepaling.
Ondanks deze nuanceringen adviseert de RvS niet positief over het WIOB;
hij blijft bij het standpunt dat de opschortingsbepaling niet kan worden toegepast
t.a.v. Turkije, Marokko, Tunesië en Algerije door strijdigheid van de
opschortingsbepaling met de (associatie)akkoorden. Daarnaast kan het WIOB
niet binnen de EU/EER worden toegepast in verband met de Europeesrechtelijke
bepalingen.
Gelet op het advies van de RvS heeft de regering besloten het WIOB niet
in te dienen bij de Tweede Kamer. Tevens ben ik van mening dat in het licht
van dit besluit aan de verdragsrechtelijke schorsingsbepaling geen toepassing
(meer) kan worden gegeven. De uitvoeringsorganen zullen ter zake worden geïnformeerd.
De verdragsrechtelijke bepaling kan bij gelegenheid worden geschrapt uit de
bestaande verdragen. Verder zal de schorsingsbepaling in nieuwe verdragen
niet worden opgenomen.
Het WIOB was een instrument waarvan gebruik kan worden gemaakt indien
een verdragspartner zijn verplichtingen inzake het verstrekken van gegevens
niet nakomt. Nu het WIOB, alsmede de verdragsrechtelijke schorsingsbepaling
niet zullen worden ingeroepen, resteert bij niet nakoming van de verdragsverplichtingen
alleen het zwaarste middel, t.w. (dreigen met) opzegging van het verdrag.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
M. Rutte