29 005
Goedkeuring van het op 24 juni 2002 te Rabat tot stand gekomen Verdrag tot wijziging van het op 14 februari 1972 te Rabat ondertekende Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko, zoals gewijzigd en ondertekend op 30 september 1996, en Administratief Akkoord houdende wijziging van het Administratief Akkoord van 3 november 1972, zoals herzien en ondertekend op 30 september 1996 en 22 juni 2000, met betrekking tot de wijze van toepassing van het op 14 februari 1972 te Rabat ondertekende Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko (Trb. 2002, 132) en goedkeuring van het op 19 november 2002 te Tunis tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Tunesië houdende herziening van het op 22 september 1978 te Tunis ondertekende Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Tunesië inzake sociale zekerheid, zoals herzien en ondertekend op 23 oktober 1992 (Trb. 2002, 229)

nr. 8
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 juni 2004

Tijdens de plenaire behandeling op 16 maart jl. van het wetsvoorstel ter goedkeuring van het op 24 juni 2002 te Rabat ondertekende Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko (Trb. 2002, 132) en het op 19 november 2002 te Tunis tot stand gekomen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Tunesië (Trb. 2002, 229) heb ik toegezegd u te informeren over het standpunt van de Ministerraad naar aanleiding van het advies van de Raad van State (RvS) over het wetsvoorstel invoering opschortingsbepaling in sociale zekerheidswetten in buitenlandsituaties (WIOB). Ik kan u als volgt informeren.

Het WIOB voorzag in een nationaalrechtelijke pendant voor de verdragsrechtelijke schorsingsbepaling die in een groot aantal verdragen voorkomt. De verdragsrechtelijke schorsingsbepaling strekt ertoe de betaling van een uitkering in een individueel geval te stoppen als relevante informatie voor het uitkeringsrecht niet (tijdig) wordt verstrekt door een buitenlandse instantie.

De RvS heeft in toenemende mate zijn bezorgdheid geuit over de verdragsrechtelijke schorsingsbepaling. De RvS stelt in de adviezen inzake de sociale zekerheidsverdragen met Marokko (21 maart 2003, No. W 12.02.0571/IV) en Tunesië (21 maart 2003, No. W12.03.0018/IV) o.m. dat de verdragsrechtelijke schorsingsbepaling niet voorkomt in het Nederlandse interne recht. Verder stelt de RvS dat de verdragsrechtelijke schorsingsbepaling in strijd is met de associatie akkoorden.

In de nadere rapporten (Kamerstukken 02/03, 29 005, A) is toegezegd de verdragsrechtelijke schorsingsbepaling in de materiewetten vast te leggen, hetgeen in het WIOB is gebeurd. Verder heeft het kabinet de kritiek inzake de associatie-akkoorden weersproken. Overigens waren in het WIOB meer garanties ingebouwd ten aanzien van de uitkeringsgerechtigde in vergelijking met de verdragsrechtelijke schorsingsbepaling.

Ondanks deze nuanceringen adviseert de RvS niet positief over het WIOB; hij blijft bij het standpunt dat de opschortingsbepaling niet kan worden toegepast t.a.v. Turkije, Marokko, Tunesië en Algerije door strijdigheid van de opschortingsbepaling met de (associatie)akkoorden. Daarnaast kan het WIOB niet binnen de EU/EER worden toegepast in verband met de Europeesrechtelijke bepalingen.

Gelet op het advies van de RvS heeft de regering besloten het WIOB niet in te dienen bij de Tweede Kamer. Tevens ben ik van mening dat in het licht van dit besluit aan de verdragsrechtelijke schorsingsbepaling geen toepassing (meer) kan worden gegeven. De uitvoeringsorganen zullen ter zake worden geïnformeerd. De verdragsrechtelijke bepaling kan bij gelegenheid worden geschrapt uit de bestaande verdragen. Verder zal de schorsingsbepaling in nieuwe verdragen niet worden opgenomen.

Het WIOB was een instrument waarvan gebruik kan worden gemaakt indien een verdragspartner zijn verplichtingen inzake het verstrekken van gegevens niet nakomt. Nu het WIOB, alsmede de verdragsrechtelijke schorsingsbepaling niet zullen worden ingeroepen, resteert bij niet nakoming van de verdragsverplichtingen alleen het zwaarste middel, t.w. (dreigen met) opzegging van het verdrag.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

M. Rutte

Naar boven