29 000
Wijziging van de Arbeidstijdenwet in verband met de invoering van bestuursrechtelijke handhaving en de daarmee samenhangende bepalingen (Wet bestuurlijke boete Arbeidstijdenwet)

nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 11 december 2003

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Onder vernummering van de artikelen VI en VII tot VII en VIII wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL VI

De Arbeidsomstandighedenwet 1998 wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 31, derde lid, wordt «in artikel 24, eerste lid» vervangen door: in de artikelen 24, eerste lid, en 34, eerste lid.

B

Artikel 33, derde lid, komt te luiden:

3. Een beboetbaar feit als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt aangemerkt als een strafbaar feit, indien tweemaal binnen een daaraan voorafgaande periode van 48 maanden, met respectievelijke tussenliggende perioden van ten hoogste 24 maanden, voor een zelfde feit, een bestuurlijke boete is opgelegd die onherroepelijk is geworden.

C

Na artikel 33, wordt een nieuw artikel met opschrift ingevoegd luidende:

Aanduiding pleger beboetbaar feit

Artikel 33a

1. Beboetbare feiten kunnen worden begaan door natuurlijke personen en rechtspersonen.

2. Indien een beboetbaar feit wordt begaan door een rechtspersoon, kan de boete worden opgelegd aan:

1°. de rechtspersoon, of

2°. degene die opdracht heeft gegeven tot de gedraging waardoor de verplichtingen die voortvloeien uit deze wet of de daarop berustende bepalingen niet zijn nageleefd alsmede tegen hem die feitelijke leiding heeft gegeven aan die gedraging, of

3°. de onder 1° en 2° genoemde tezamen.

3. Voor de toepassing van het eerste en tweede lid wordt met een rechtspersoon gelijkgesteld:

1°. de vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid,

2°. de maatschap,

3°. de rederij, en

4°. het doelvermogen.

D

Artikel 34 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid, komt te luiden:

1. Een daartoe door Onze Minister aangewezen, onder hem ressorterende ambtenaar legt de boete op aan de natuurlijke of rechtspersoon op wie de verplichtingen rusten die voortvloeien uit deze wet en de daarop berustende bepalingen, voor zover het niet naleven daarvan is aangeduid als beboetbaar feit.

2. Het vijfde lid komt te luiden:

5. Onverminderd het vierde lid verhoogt de aangewezen ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, de boete met 50% van de geldsom, indien terzake van het plegen van het beboetbare feit nog geen 24 maanden zijn verlopen nadat het feit is geconstateerd en het opleggen van een vroegere boete wegens het niet naleven van eenzelfde wettelijke verplichting onherroepelijk is geworden.

E

In de artikelen 35, tweede, derde, vierde en vijfde lid, 38, tweede lid, 39, eerste lid, 40, eerste lid, wordt «artikel 24» telkens vervangen door: artikel 34, eerste lid,.

F

Artikel 36 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

d. de natuurlijke of rechtspersoon op wie de verplichting rust tot naleving van het beboetbare wettelijke voorschrift.

2. In het derde lid wordt «artikel 24» vervangen door: artikel 34, eerste lid,.

3. In het vierde lid wordt «onder c» vervangen door: onder c en d.

G

Artikel 37 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt «artikel 24» vervangen door: artikel 34, eerste lid,.

2. Het eerste lid, tweede volzin, komt te luiden: De beschikking wordt gegeven binnen 13 weken na dagtekening van het boeterapport, bedoeld in artikel 36, eerste lid.

3. Het eerste lid, derde en vierde volzin, vervallen.

4. In het derde lid wordt «artikel 24» vervangen door: artikel 34, eerste lid,.

H

Het opschrift boven artikel 41 wordt vervangen door: Vervaltermijn.

Toelichting

Deze voorgestelde wijziging van vooral hoofdstuk 7

Arbeidsomstandighedenwet 1998 (Arbowet) beoogt een stroomlijning in de regeling van de bestuurlijke boete in deze wet met die in voorliggende regeling in de Arbeidstijdenwet (ATW) te bewerkstelligen.

Artikel VI, onderdeel B, artikel 33, derde lid

In dit onderdeel is artikel 33, derde lid, Arbowet (strafbaarstelling van – herhaalde – recidive) in overeenstemming gebracht met het voorgestelde artikel 11:3, eerste lid, ATW (zie verder de toelichting op artikel I, onderdeel E, artikel 11:3, eerste lid, ATW).

Artikel VI, onderdeel C, artikel 33a

In dit onderdeel is een nieuw artikel 33a Arbowet (nadere aanduiding pleger beboetbare feiten) ingevoegd dat gelijkluidend is aan het voorgestelde artikel 10:2 ATW (verwezen wordt naar de toelichting op artikel I, onderdeel D, artikel 10:2 ATW). Hiermee wordt beter tot uitdrukking gebracht dat naast natuurlijke personen ook rechtspersonen kunnen worden beboet.

Artikel VI, onderdeel D, artikel 34, eerste en vijfde lid

In dit onderdeel is artikel 34, eerste lid, Arbowet (boeteoplegger) in overeenstemming gebracht met artikel 10:5, eerste lid, ATW (verwezen wordt naar de toelichting op artikel I, onderdeel D, artikel 10:5, eerste en tweede lid, ATW). Hiermee wordt uitdrukkelijk een scheiding aangebracht tussen toezicht en boeteoplegging. Voorts is in dit onderdeel artikel 34, vijfde lid, Arbowet (recidive beboetbaar feit) in overeenstemming gebracht met artikel 10:7, tweede lid, ATW (zie ook de toelichting op artikel I, onderdeel D, artikel 10:7, tweede lid, ATW).

Artikel VI, onderdeel F, artikel 36

In dit onderdeel is aan artikel 36, tweede lid, Arbowet een nieuw onderdeel d (vermelding in het boeterapport van de natuurlijke of rechtspersoon op wie de verplichting rust tot naleving van het beboetbare wettelijke voorschrift) toegevoegd en is hiermee in overeenstemming gebracht met artikel 10:3, tweede lid, onder e, ATW.

Artikel VI, onderdeel G, artikel 37, eerste lid

In dit onderdeel ten slotte is artikel 37, eerste lid, tweede volzin, Arbowet (termijn waarbinnen een boetebeschikking wordt opgelegd) in overeenstemming gebracht met artikel 10:8, derde lid, ATW). In verband hiermee is er geen behoefte meer aan de verlengde beslistermijnen bij arbeidsongevallen; mitsdien zijn de derde en de vierde volzin van het eerste lid van artikel 37 Arbowet geschrapt.

Mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus

Naar boven