28 997
Wijzing van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de huisvesting van verticale scholengemeenschappen alsmede wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs teneinde nevenvestigingen aan categoriale scholen mogelijk te maken

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 25 september 2003

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

1. Algemeen

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de wijzigingsvoorstellen in diverse wetten.

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij constateren dat de regering twee verschillende zaken met dit wetsvoorstel wil veranderen in de regels die gelden voor het aanbod van scholen. In het algemeen constateren de leden dat de behoefte aan scholen onderhevig is aan veranderingen. De regelgeving laat niet toe dat een nieuwe school wordt gesticht op pedagogisch-didactische gronden. Veel ouders letten echter niet in de eerste plaats op de levensbeschouwelijke grondslag van een school, maar veeleer op de pedagogisch-didactische richting. Op welke wijze wil de regering op deze belangrijke verandering in onze samenleving inspelen, zo vragen deze leden.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. De leden wensen met betrekking tot dit voorstel een paar vragen te stellen en een aantal opmerkingen te plaatsen waar de leden graag toelichting over krijgen van de regering.

De leden van de D66-fractie hebben met veel belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij hebben nog enkele vragen ten aanzien van het uiteindelijke wetsvoorstel.

Ook de leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Genoemde leden hebben enkele vragen bij het wetsvoorstel.

2. Regeling ten aanzien van huisvesting van verticale scholengemeenschappen

Het treffen van een regeling ten aanzien van de verantwoordelijkheid voor en de bekostiging van de huisvesting van de zogenaamde verticale scholengemeenschappen heeft de instemming van de leden van de CDA-fractie.

De leden van de PvdA-fractie waarderen het positief dat de mogelijkheid wordt geschapen van verticale scholengemeenschappen. Indien aan regionale opleidingscentra (ROC) en agrarische opleidingscentra (AOC) een school voor voortgezet onderwijs wordt verbonden, zal de aantrekkelijkheid van de koninklijke route van het beroepsonderwijs vergroten en zo bijdragen aan het idee van de beroepskolom. De leden hechten aan dit concept omdat onze samenleving belang heeft bij vakmensen. Goede vakopleidingen bieden mensen een perspectief dat beslist niet hoeft onder te doen voor dat van het algemeen vormend onderwijs.

Het wetsvoorstel voorziet erin dat het economische claimrecht voor de huisvesting wordt overgedragen van de gemeente naar de verticale scholengemeenschap. Op het moment dat de toenmalige staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, mw. Netelenbos, destijds de huisvestingsgelden decentraliseerde, was een belangrijk voordeel dat rijksambtenaren de huisvestingsproblematiek van scholen konden overlaten aan de gemeenten. Gaat het wetsvoorstel betekenen dat het aantal rijksambtenaren dat zich moet bezighouden met de onderwijshuisvesting weer gaat groeien? Kosten rijksambtenaren die zich bezighouden met de huisvestingstaak exact hetzelfde bedrag als gemeenteambtenaren?

Voorts vragen deze leden wat de overheveling van de verantwoordelijkheid voor de huisvesting van de gemeente naar het schoolbestuur van de verticale scholengemeenschap gaat betekenen voor de bekostiging van de huisvesting van het Noorderpoortcollege in Stadskanaal, hetgeen vooralsnog de enige relatief grote eenheid voor voortgezet onderwijs is binnen een verticale scholengemeenschap? Daar speelt immers een ernstige problematiek in de vmbo-huisvesting. Kan het schoolbestuur in een dergelijk geval een beroep doen op een calamiteitenpot, zo vragen deze leden.

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan aangeven welke keuzes geleid hebben tot de voorgestelde oplossing betreffende het economische claimrecht van gemeenten op schoolgebouwen? Zal de interimsituatie die ontstaat inzake het wel of niet afstand doen van het economische claimrecht van gemeenten op schoolgebouwen niet tot grote verwarring leiden? Dreigt het risico niet van een doos van Pandora die wordt opengetrokken en zal leiden tot slepende juridische procedures tussen scholen en gemeenten? De leden vragen voorts of het regeringsbeleid gericht is op het bewerkstelligen van een verrekening tussen instellingen en gemeenten en of de regering het claimrecht ziet als een doeltreffend middel om een verrekening af te dwingen?

De leden van de D66-fractie steunen de wijziging in de huidige situatie, dat in sommige gevallen de verantwoordelijkheid voor huisvesting van scholen voor voortgezet onderwijs binnen een verticale scholengemeenschap van rechtswege bij de gemeente berust.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vinden het positief dat er één wettelijk regime komt op het gebied van huisvesting voor verticale scholengemeenschappen, ontstaan na 1 januari 1997. Deze scholengemeenschappen kunnen hierdoor op een meer efficiënte manier een beter huisvestingsbeleid voeren.

Het economische claimrecht van de gebouwen waarin het voortgezet onderwijs van een na 1996 ontstane verticale scholengemeenschap is gehuisvest, blijft na deze wetswijziging bij de gemeenten liggen. In principe kan deze situatie nog lange tijd voortbestaan. De leden van deze fractie zouden graag willen weten hoe de desbetreffende gemeenten en verticale scholengemeenschappen tegenover de overdracht van het claimrecht van de gemeente naar het bevoegd gezag van de school staan. Tevens willen zij weten of de regering het wenselijk vindt dat het economische claimrecht van de gemeente naar het bevoegd gezag van een verticale scholengemeenschap overgaat.

Voorts merken de leden op dat op de datum dat de wet van kracht wordt, voorzieningen in de huisvesting, door de gemeente toegekend aan een verticale scholengemeenschap, in uitvoering kunnen zijn. Ook kan zich de situatie voordoen dat deze voorzieningen nog uitgevoerd moeten worden. Verder kunnen op de ingangsdatum aanvragen voor huisvestingsvoorzieningen van verticale scholengemeenschappen bij de gemeenten in behandeling zijn. De leden van voornoemde fractie willen graag weten of voor toegekende voorzieningen en voor in behandeling zijnde aanvragen geen overgangsbepalingen moeten worden opgesteld.

3. Regeling ten aanzien van het verbinden van nevenvestigingen aan categoriale scholen

De leden van de CDA-fractie onderschrijven de mogelijkheid die nu ontstaat tot het verbinden van een nevenvestiging aan categoriale scholen. Met deze regeling worden twee belangrijke verbeteringen bereikt, namelijk categoriale scholen komen in dezelfde positie als scholengemeenschappen en kleinschaliger voorzieningen kunnen in de regio blijven. Het is bovendien voor veel ouders van grote betekenis en dus wordt het door hen gewenst dat hun kinderen in de regio waarin zij wonen naar school kunnen gaan. De leden vragen zich wel af of het op basis van deze wijziging mogelijk is een vmbo «groen»-afdeling (school) als nevenvestiging aan een AOC te verbinden. En vervolgens: kun je een praktijkschool als nevenvestiging aan een AOC verbinden? Indien beide hiervoor genoemde mogelijkheden via deze wijziging niet mogelijk zijn, wat is er dan precies nodig om het gewenste doel (zie voorbeelden) wel te bereiken, zo vragen deze leden.

De leden van de PvdA-fractie merken op dat het voor elke school aantrekkelijk zal zijn als deze een nevenvestiging rijkswege bekostigd krijgt. Binnen het onderwijs moeten echter de leerlingen en hun belangen centraal staan. De leden vinden dat de menselijke maat in de huisvesting en de structuur van het onderwijs richtinggevend moet zijn. Dit betekent niet dat zij per definitie afwijzend staan tegenover grote scholengemeenschappen. Een belangrijk voordeel dat deze aan leerlingen bieden is immers dat zij eenvoudiger kunnen doorstromen van de ene afdeling naar de andere. Een scholengemeenschap is zo in staat om leerlingen meer kansen te bieden. Bij categoriale scholen ontbreekt dit voordeel. Het is daarom begrijpelijk dat in het verleden bij stimuleringsmaatregelen van schaalvergroting van scholen categoriale scholen waren uitgesloten. Het onderhavige wetsvoorstel brengt daarin verandering. De leden van deze fractie kunnen zich voorstellen dat de regering in het huidige tijdsgewricht schaalvergroting van scholen niet langer in dezelfde mate stimuleert, als dit in het verleden gebeurde, maar zij vragen of de belangen van leerlingen uiteindelijk ermee zijn gediend als relatieve voordelen van scholengemeenschappen ten opzichte van categoriale scholen verdwijnen. Omdat het toelaten van nevenvestigingen bij categoriale scholen niet te maken heeft met schaalverkleining, kan «klein-is-fijn» hier niet fungeren als excuus. Kan de regering haar standpunt in deze toelichten?

De leden van de D66-fractie vinden het ook van groot belang dat aan categoriale scholen nevenvestigingen kunnen worden verbonden. Deze leden zijn voorstander van vrije schoolkeuze, diversiteit van scholen en schaalverkleining. Daarnaast kan het stimulerend werken als leerlingen bij een school zicht hebben op meerdere mogelijkheden en leertrajecten. De leden van deze fractie hopen dat het vormen van nevenvestigingen hieraan tegemoet komt.

De leden van de fractie van de ChristenUnie zijn verheugd over de mogelijkheid voor categoriale scholen om nevenvestigingen te vormen.

4. Financiële gevolgen

De leden van de CDA-fractie hebben verschillende vragen ten aanzien van de financiële gevolgen van het wetsvoorstel. Zij vragen of het bekend is of er scholen zijn die als gevolg van de voorliggende wetgeving in financiële problemen komen. Daarnaast vragen zij of het wetsvoorstel consequenties heeft voor scholen op het vlak van toekomstige noodzakelijke (gezien technische en onderwijskundige eisen) investeringen. Ook willen zij weten of er voorbeelden bekend zijn van scholen die onvoldoende financiën hebben om aan hedendaagse eisen te voldoen na het tot stand komen van deze wetgeving. Tot slot vragen zij of er geld is voor een overgangsregeling. Zo neen, hoe denkt de regering eventuele knelpunten aan te pakken, zo informeren zij.

De leden van de VVD-fractie vragen wat deze wetswijzigingen zullen betekenen voor het lokaal onderwijsbeleid van de gemeenten. De instellingen zullen als gevolg van de wetswijziging gehele financiële verantwoordelijkheid dragen voor de huisvesting. De leden vinden het noodzakelijk dat duidelijk is aan wie de scholen verantwoording verschuldigd zijn voor de besteding van de gelden. De leden van voornoemde fractie moedigen het proces van deregulering uiteraard aan maar spreken hun zorgen uit over het risico van het ontbreken van toezicht op een juiste bedrijfsvoering inzake de huisvesting bij de scholen.

Onderdeel ad I:

De leden van de VVD-fractie vragen met betrekking tot de gelijkstelling van categoriale scholen met scholengemeenschappen wat de concrete reden is om geen uitzonderingsregeling in te voeren ten aanzien van nevenvestigingen van categoriale scholen. Daarbij vragen de leden wat de gevolgen zullen zijn als de genoemde financiële effecten van de wet, wat niet zoals verwacht, marginaal zullen zijn.

Zoals gezegd hopen de leden van de D66-fractie, net als de regering, dat het vormen van nevenvestigingen zal leiden tot schaalverkleining van scholen en vragen of de regering nog andere mogelijkheden ziet om door wijziging van wettelijke regelgeving schaalvergroting tegen te gaan.

Onderdeel ad II:

De leden van de PvdA-fractie merken op dat van aanvullende bekostiging slechts sprake zal zijn bij een spreidingsnoodzaak. De memorie van toelichting meldt dat dit onder meer betekent dat de afstand tussen hoofden nevenvestiging tenminste 12 kilometer moet bedragen. Gelden er in dezen ook bijzondere regels bij natuurlijke barrières, zoals rivieren, zo vragen deze leden.

De leden van de D66-fractie steunen de voorgestelde wijziging dat, in gevallen waarbij de verantwoordelijkheid voor huisvesting van scholen voor voortgezet onderwijs binnen een verticale scholengemeenschap van rechtswege bij de gemeente berust, gemeente en bevoegd gezag het economische claimrecht kunnen overdragen. De leden willen weten hoe een en ander financieel wordt geregeld en welke rol voor gemeenten is weggelegd. Wie bepaalt op welke wijze de hoogte van het bedrag dat in mindering wordt gebracht op het gemeentelijk huisvestingsbudget, zo vragen deze leden.

De voorzitter van de commissie,

Cornielje

De adjunct-griffier van de commissie,

Boeve


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Nieuwenhoven (PvdA), Van de Camp (CDA), Kalsbeek (PvdA), Cornielje (VVD), voorzitter, Van Vroonhoven-Kok (CDA), Hamer (PvdA), Karimi (GL), van Bommel (SP), Vendrik (GL), Mosterd (CDA), Blok (VVD), Balemans (VVD), Slob (CU), Vergeer-Mudde (SP), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Tichelaar (PvdA), Joldersma (CDA), Eski (CDA), De Vries (CDA), Eijsink (PvdA), Leerdam, MFA (PvdA), ondervoorzitter, Van der Laan (D66), Van Miltenburg (VVD), Kraneveldt (LPF), Hermans (LPF), Van Dam (PvdA) en Visser (VVD).

Plv. leden: Kruijsen (PvdA), Ferrier (CDA), Verbeet (PvdA), Rijpstra (VVD), Atsma (CDA), Boelhouwer (PvdA), Halsema (GL), Lazrak (SP), Tonkens (GL), Van Oerle-van der Horst (CDA), Hirsi Ali (VVD), Örgü (VVD), Van der Vlies (SGP), Kant (SP), Van Bochove (CDA), Dijksma (PvdA), Hessels (CDA), Van Hijum (CDA), Sterk (CDA), Arib (PvdA), Stuurman (PvdA), Van der Ham (D66), De Krom (VVD), Varela (LPF), Nawijn (LPF), Adelmund (PvdA) en De Grave (VVD).

Naar boven