28 996
Voorstel van wet van het lid Kant houdende regels met betrekking tot de bevordering van de aanleg en het behoud van buitenspeelruimte voor kinderen (Wet buitenspeelruimte)

nr. 10
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 april 2006

Op 27 oktober (Handelingen der Kamer II,vergaderjaar 2005–2006, nr. 14, blz. 820–830) en 1 november 2005 (Handelingen der Kamer II,vergaderjaar 2005–2006, nr. 15, blz. 875–895) is in uw Kamer beraadslaagd over de Initiatiefwet buitenspeelruimte. Tijdens die behandeling heb ik u toegezegd de vragen die aan mij zijn gesteld, schriftelijk te beantwoorden. Daarnaast heb ik nog een tweetal toezeggingen gedaan.

Met deze brief bied ik de Tweede Kamer mijn antwoorden op de gestelde vragen aan, herhaal ik de toezeggingen die ik u mondeling heb gedaan en ontvangt de Tweede Kamer de toegezegde beleidsbrief.1

Toezeggingen

PAO-omgevingstoetsaanpak

In het kader van het Project Andere Overheid loopt op dit moment het project Stroomlijning van toetsen voor de ruimtelijke planvorming (zoals milieu effect rapportage, watertoets, vogel- en habitatrichtlijn). In dit kader vindt nu een onderzoek plaats naar de mogelijkheden en haalbaarheid van een integrale omgevingstoetsaanpak. Nadat dit onderzoek is afgerond (voorjaar 2006) zal ik op grond van de resultaten bezien of het mogelijk en wenselijk is om hier het thema buitenspeelruimte een plaats in te geven.

Beleidsbrief

Ik heb toegezegd de Nota Ruimte op het punt van buitenspeelruimte nader uit te werken door in overleg met de VNG een beleidsbrief hierover aan gemeenten te sturen. Uitgangspunt hierbij is de wijze waarop de opgave voor groen in de stad is verwoord in de Nota Ruimte. Met bijgevoegde beleidsbrief roep ik gemeenten op om het percentage van 3% als richtgetal te hanteren voor buitenspeelruimte in nieuwe woonwijken. Tevens bied ik gemeenten een aantal handvatten voor het invulling geven aan een integrale ruimtelijke ordening waarin voldoende buitenspeelruimte beschikbaar is.

Vragen en antwoorden

Vraag mevrouw Kruijsen:

Stel dat het wetsvoorstel zodanig wordt aangepast dat het speelruimteplan integraal onderdeel moet zijn van de algemene planvorming, hoe denkt zij er dan over? Hoe kijkt zij tegen het wetsvoorstel aan als het zodanig wordt aangepast dat er geen sprake meer is van een norm maar van een richtgetal?

Antwoord:

Een ruimtelijk plan dient altijd integraal te zijn. Juist vanwege die integraliteit wens ik hieraan geen nadere sectorale eisen te stellen. Dat is nu alleen voor de watertoets het geval en daar wil ik het bij laten.

Ik heb gepleit voor een richtgetal naar analogie van het richtgetal voor groen in de Nota Ruimte en ben voornemens dit in een beleidsbrief vast te leggen. Voor een richtgetal is geen wet nodig.

Vraag de heer Hermans:

De heer Hermans vroeg om een reactie op het volgende: «Het laten vaststellen van een norm door de gemeenteraad zou misschien een tussenoplossing zijn.»

Antwoord:

Ook hier is sprake van een extra verplichting in de ruimtelijke ordening. Ik ben terughoudend met het opleggen van verplichtingen, zeker in de ruimtelijke ordening vanwege het integrale karakter van een goede ruimtelijke ordening. Ik ben hier dus geen voorstander van.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

S. M. Dekker


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven