nr. 91
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 juli 2008
In de beraadslaging met uw Kamer over de Wet archeologische monumentenzorg
(invoering van het verdrag van Malta in Nederland) op 30 maart 2006 heeft
staatssecretaris Van der Laan nadere informatie toegezegd over de verdere
vormgeving van het regeringsbeleid, inzake de omgang met Nederlands historische
scheepswrakken in het buitenland. Bij deze doe ik deze toezegging gestand
en deel ik u, mede namens de staatssecretaris van Financiën en de staatssecretaris
van Buitenlandse Zaken, verantwoordelijk voor Europese zaken en internationaal
cultuurbeleid, het volgende mee.
Bij de vormgeving en uitvoering van het regeringsbeleid voor het beheer
van Nederlands historische scheepswrakken in het buitenland zijn drie departementen
betrokken. Het ministerie van Buitenlandse Zaken vanwege de betrekkingen tussen
Nederland en de betrokken kuststa(a)t(en) en de internationaalrechtelijke
advisering, het ministerie van Financiën vanwege het privaatrechtelijk
beheer van wrakken waarvan de Nederlandse Staat eigenaar is, zoals schepen
van de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC) en admiraliteitsschepen, en
het ministerie van OCW vanwege de archeologische, cultuurhistorische waarde
van dit erfgoed. Om deze verschillende aspecten van dit beleid beter op elkaar
af te stemmen is in 2002 door de verantwoordelijke staatssecretarissen een
beleidskader opgesteld (Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 000
V, nr. 62).
Bij de omgang met het VOC-schip «De Rooswijk», aangetroffen
op de Goodwin Sands in Britse wateren, bleek evenwel dit kader nog onvoldoende
houvast te bieden voor een goed gecoördineerd Nederlands optreden. Na
ambtelijk en ministerieel overleg tussen de betrokken ministeries zijn in
gezamenlijkheid de volgende stappen gezet.
Het in 2002 opgestelde beleidskader is verfijnd en uitgewerkt in een uit
te voeren stappenplan, een zogenaamde beslisboom. Aldus is voor de betrokkenen
duidelijk welke stappen in de besluitvorming gezet dienen te worden
en wie welke verantwoordelijkheid draagt als er een melding binnenkomt over
een mogelijke vondst of bedreiging van een wrak waarvan de Staat der Nederlanden
de rechtsopvolger is. De beslisboom zal op de websites van de betrokken ministeries
beschikbaar worden gesteld.
Beter gecoördineerd Nederlands optreden wordt eveneens bevorderd
met heldere, vastgestelde regels. Daarom heeft de Staatssecretaris van Buitenlandse
Zaken recent een besluit opgesteld voor de instelling van de Commissie scheepsvondsten.
Dit besluit formaliseert de inderdepartementale Commissie Nederlands historische
scheepsvondsten en scheepsvindplaatsen in den vreemde, vermeldt met welke
taken deze commissie is belast en wie er zitting hebben in de commissie. De
commissie ressorteert onder het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het instellingsbesluit
wordt zo spoedig mogelijk gepubliceerd in de Staatscourant.
Tenslotte de stand van zaken met betrekking tot het VOC-schip «De
Rooswijk». De inzet van de Nederlandse staat is dat «De Rooswijk»
geborgen wordt, maar het schip ligt in Britse wateren. De feitelijke berging
ligt op het ogenblik stil. Dit wordt veroorzaakt door de aanwijzing van de
vindplaats van «De Rooswijk» door de Britse overheid als beschermd
archeologisch monument. Alle bergingsactiviteiten zijn hierdoor vergunningsplichtig.
De Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten overlegt met
betrokkenen, waaronder English Heritage, over de mogelijkheden tot berging.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R. H. A. Plasterk