28 988
Wijziging van de Colportagewet in verband met krediettransacties

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 29 september 2003

De vaste commissie voor Economische Zaken1 belast met het voorbereidend onderzoek naar bovengenoemd wetsvoorstel heeft de eer de regering als volgt verslag uit te brengen.

Onder het voorbehoud dat de gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zijn beantwoord acht de regering de schriftelijke voorbereiding genoegzaam voorbereid.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van voorliggend wetsvoorstel. Zij hebben nog enkele vragen en opmerkingen. Op grond van de uitspraak van het Europese Hof van Justitie van 13 december 2001, zaak C-481/99 kan volgens de regering worden geconcludeerd dat ook het hypothecaire krediet onder de werking van de Colportagewet kan vallen. Deze leden constateren dat de wetgever verder gaat, namelijk door het consumentenkrediet in zijn geheel onder de werking van de Colportagewet te laten vallen. Is de conclusie terecht dat het wetsvoorstel verder gaat dan dat de uitspraak van het Europese Hof noopt? Zo ja, kan de regering uitleggen, waarom voor deze lijn gekozen is?

Gezien de actuele verontwaardiging rond het agressieve aanbod van kredieten via de telefoon, internet en televisie hebben de leden van de CDA-fractie behoefte aan een concrete bevestiging van de regering dat de reikwijdte van onderhavig wetsvoorstel zich ook uitstrekt tot telefonische colportage van krediet en de verkoop van krediet via internet en televisie. Graag een reactie van de regering hierop. Het Europese Hof heeft na onderzoek geconcludeerd dat de Richtlijn huis-aan-huisverkoop (RL 85/577/EEG) ook van toepassing is op zakelijk krediet, zodat consumenten in die gevallen als genoemd in de Richtlijn recht van opzegging behoren te hebben. De leden van de CDA-fractie hebben behoefte aan uitleg waarom deze conclusie nu pas aan het licht komt, per slot van rekening dateert de Richtlijn al uit 1985.

Ook op een ander punt acht de nationale wetgever de Colportagewet niet in lijn met de Richtlijn huis-aan-huisverkoop. De termijn waarbinnen de consument de overeenkomst kan opzeggen hoort niet gekoppeld te zijn aan het moment van het sluiten van een overeenkomst maar aan het moment dat de mededeling is gedaan aan de consument. De leden van de CDA-fractie hebben behoefte aan een antwoord op de vraag of de Europese regelgeving vereist dat het gaat om een uitdrukkelijke schriftelijke kennisgeving? Zo nee, waarom heeft de nationale wetgever ervoor gekozen dat de consument schriftelijk op de mogelijkheid van opzegging moet worden gewezen? Per slot van rekening blijft het – naar het oordeel van de leden van de CDA-fractie – een kwetsbaar punt in onze regelgeving dat de consument wel moet wéten dat hij het recht van opzegging heeft om er gebruik van te kunnen maken. Wat zijn de rechtsgevolgen als de consument niet op zijn opzegrecht gewezen wordt? In het verlengde hiervan hechten genoemde leden eraan te wijzen op het belang van het feit dat colportageconsumenten bekend zijn met hun recht van opzegging. Is de regering bereid hier verder vorm aan te geven? Zo ja, op welke wijze?

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling en instemming kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben ook nog enkele nadere vragen. Het wetsvoorstel beoogt met name de uitzonderingsgrond voor toepassing van de wet op het consumentenkrediet, zoals neergelegd in artikel 4, eerste lid onderdeel f van deze wet, teniet te doen, en het colporteren met hypothecaire kredieten daarmee onder de werking van de Colportagewet te brengen. Echter de overige uitzonderingsgronden, zoals neergelegd in artikel 2 tot en met 4 van de wet op het consumentenkrediet, vervallen daarmee ook. Hoewel de leden van de PvdA-fractie daar geen enkele moeite mee hebben, vragen zij of dit de bedoeling is van de regering.

Hebben de leden van de PvdA-fractie goed begrepen dat colporteren met kredieten op grond van artikel van 6 van de Colportagewet verboden is? Welke sanctie staat er op het stelselmatig of incidenteel colporteren met kredieten, anders dan vernietiging van de overeenkomst? Wordt het telefonisch benaderen van personen ook gezien als een vorm van colporteren?

Hebben de leden van de PvdA-fractie het goed begrepen dat kredietnemers die door middel van colportage een krediet genomen hebben een jaar nadat zij de in het wetsvoorstel genoemde schriftelijke mededeling hebben gehad, de overeenkomst nog door de rechter kunnen laten vernietigen? Hoe kan de kredietnemer in een dergelijk geval aannemelijk maken dat de overeenkomst een gevolg is van colportage, als de kredietgever bijvoorbeeld beweert dat hij degene is die benaderd is in plaats van andersom? Of valt iedere afgesloten overeenkomst die, al dan niet telefonisch, is afgesloten buiten een verkoopruimte, onder de werking van de Colportagewet? Zo nee, waarom niet en kan de Colportagewet niet langs die lijn worden aangepast?

De leden van de SP-fractie zijn blij dat kredietnemers die de overeenkomst buiten de verkoopruimte hebben gesloten door deze wet nu ook een wettelijk recht van opzegging krijgen. Zij zien graag dat de formulering «buiten de verkoopruimte» zo breed mogelijk wordt opgevat. Dit houdt in dat het genoemde recht van opzegging ook dient te gelden voor telefonische overeenkomsten en overeenkomsten die tot stand zijn gekomen via internet. Is dit het geval? Zo nee, vindt de regering dan dat dit het geval dient te zijn en op welke manier wil zij dit bereiken? Indien het recht van opzegging ook geldt voor via internet afgesloten overeenkomsten vragen de leden van de SP-fractie welk type websites hiervoor in aanmerking komen. Geldt dit voor alle websites, alle op Nederlanders gerichte websites, alle Nederlandse websites, of geldt hier nog een andere indeling voor? Tot slot vragen de leden van de SP-fractie of de oproep «bel nu», gevolgd door een nummer, die in veel reclamespots te horen is, niet opgevat kan worden als een vorm van colportage. Zo nee, is het dan niet wenselijk dit onder deze definitie te brengen?

De voorzitter van de commissie,

De Grave

De griffier van de commissie,

Tielens-Tripels


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Crone (PvdA), De Grave (VVD), voorzitter, De Haan (CDA), Van Fessem (CDA), ondervoorzitter, Atsma (CDA), Timmermans (PvdA), Vendrik (GL), Blok (VVD), Ten Hoopen (CDA), Slob (CU), Van den Brink (LPF), Duyvendak (GL), Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Van Velzen (SP), Varela (LPF), Algra (CDA), Aptroot (VVD), Blom (PvdA), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), De Krom (VVD), Van der Laan (D66), Heemskerk (PvdA), Van Dam (PvdA) en Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD).

Plv. leden: Tichelaar (PvdA), Örgü (VVD), Van Dijk (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Hijum (CDA), Koenders (PvdA), Vos (GL), Weekers (VVD), De Vries (CDA), Van der Vlies (SGP), Hermans (LPF), Van den Brand (GL), Verburg (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Lazrak (SP), De Ruiter (SP), Eerdmans (LPF), De Haan (CDA), Hofstra (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Van Heteren (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Giskes (D66), Tjon-A-Ten (PvdA), Waalkens (PvdA) en Szabó (VVD).

Naar boven