nr. 7
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 7 november 2003
Bij brief van 30 oktober 2003 (zie bijlage) vraagt de voorzitter van de
Vaste Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar de eventuele gevolgen
van de opzegging van Verdrag nr. 118 voor het verdrag met Marokko (117-03-SZW).
Op zich zelf bestaat tussen beide onderwerpen geen relatie. Met Marokko is
een handhavingsverdrag overeengekomen waarover uw kamer verslag heeft ingediend.
De export van uitkeringen vindt plaats op basis van het verdrag met Marokko
uit 1972. Wel is het zo dat indien Verdrag nr. 118 niet zou worden opgezegd,
de export van uitkeringen naar Marokko niet (langer) afhankelijk kan worden
gesteld van medewerking van Marokko aan handhaving van de Nederlandse socialezekerheidswetgeving.
Verder maak ik van de gelegenheid gebruik om de relatie tussen de brief
van 5 november 2003 (SV/V&V/03/83561) over de gevolgen van een uitspraak
van de Centrale Raad van Beroep over Verdrag nr. 118 van de Internationale
Arbeidsorganisatie en de verdere behandeling van het wetsvoorstel van enkele
socialeverzekeringswetten inzake verlenging van het bij de Wet beperking export
uitkeringen behorende overgangsrecht en enkele andere wijzigingen (28 983)
te verduidelijken.
In de brief van 5 november 2003 is aangegeven dat de exportrestricties
van de Wet beperking export uitkeringen (Wet BEU) worden opgeschort totdat
Verdrag nr. 118 is opgezegd. Dit neemt niet weg dat de verdere behandeling
van het wetsvoorstel tot verlenging van de overgangstermijn van de Wet BEU
nog steeds wenselijk is.
Aanleiding tot het opschorten van de exportrestricties van de Wet BEU
is een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 14 maart 2003. Omdat
deze uitspraak geen terugwerkende kracht heeft voor uitkeringsgerechtigden
die niet zelf beroep hebben aangetekend, is de verlenging van de overgangstermijn
nog steeds noodzakelijk voor de periode 1 januari 2003 tot 14 maart 2003.
Ik zou het daarom op prijs stellen als u de behandeling van het wetsvoorstel
maandag 10 november in het wetgevingsoverleg van de vaste commissie van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid zou willen voortzetten. Daar komt bij dat het onderhavige
wetsvoorstel ook voorziet in de afschaffing van de driemaandstermijn.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
M. Rutte
Den Haag, 30 oktober 2003
Aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Namens de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid verzoek
ik u de Kamer te informeren of en zo ja op welke wijze het Verdrag met Marokko
nog bijstelling behoeft tegen het licht van de informatie zoals die verstrekt
is in het technische overleg op 23 oktober jl, inzake de mogelijke opzegging
van het ILO-verdrag nr. 118.
Waarnemend griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Esmeijer