Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 28982 nr. 6 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 28982 nr. 6 |
Vastgesteld 28 oktober 2003
De vaste commissie voor Economische Zaken1 heeft op 1 oktober 2003 overleg gevoerd met de heer Brinkhorst, minister van Economische Zaken over:
– de brief van 23 juni 2003 over de beantwoording van vragen naar aanleiding van het algemeen overleg inzake de liberalisering van de elektriciteits- en gasmarkt (28 982, nr. 4);
– het DTe-gedeelte van de brief van 30 juni 2003 inzake bevindingen op het jaarverslag van NMa en de DTe over het jaar 2002;
– de brief van 4 juli 2003 inzake planning opening kleinverbruikersmarkt (28 982, nr. 3);
– de brief van 3 september 2003 inzake voorzienings- en leveringszekerheid energie (29 023, nr. 1);
– besluit tot verlenging termijn beschermde afnemer Gaswet en Elektriciteitswet 1998 (29 044, nr. 1).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissie
De heer Crone (PvdA) zegt het een goede zaak te vinden dat de minister met een pakket wet- en regelgeving zal komen waarin randvoorwaarden zijn opgenomen voor goede marktwerking. Aan deze voorwaarden zal voldaan moeten zijn, voordat op 1 juli 2004 kan worden overgegaan tot liberalisering van de markt voor kleinverbruikers. Kan de minister aangeven wanneer de Kamer de bijbehorende wetsvoorstellen en regelingen zal ontvangen?
De minister heeft ferme uitspraken gedaan over de factureringsproblemen bij de energiebedrijven. Omdat het de vraag is of nog wel over aanloopproblemen kan worden gesproken, vraagt de heer Crone of het reëel is om erop te vertrouwen dat deze problemen tijdig voor 1 juli 2004 kunnen worden opgelost.
Alle problemen overziend zegt de heer Crone dat de Kamer zich de vrijheid moet voorbehouden om te beslissen dat de liberalisering per 1 juli niet kan doorgaan, omdat de belangen van de consument onvoldoende zijn gegarandeerd. Hij stelt daarom voor dat de Kamer op 1 maart 2004 zal beslissen of zij deze liberaliseringsoperatie het groene licht kan geven. Op de energiemarkt, zowel de Europese als de Nederlandse, is sprake van oligopolisering. Zo kent Nederland eigenlijk nog maar drie grote spelers, te weten Nuon, Essent en Eneco. Dat brengt het gevaar met zich dat de oorspronkelijk beoogde concurrentie niet van de grond komt, een gevaar dat ook wordt onderkend door de DTe, aangezien deze organisatie heeft aangegeven dat zij over te weinig bevoegdheden beschikt om op een oligopolistische markt de positie van de consument te beschermen en concurrentie af te dwingen. Een ander zorgwekkend signaal is dat kleine, nieuwe spelers en handelaren er op dit moment van afzien om actief te worden op deze markt. Kan de minister aangeven welke maatregelen hij zal nemen om deze ontwikkeling te keren? Is hij bijvoorbeeld bereid om te gaan werken met een vergunningensysteem voor productiebedrijven?
Er bestaat brede consensus over het belang dat elektriciteits- en gasnetten onafhankelijk zijn. Ook de minister onderkent dit. De heer Crone zegt dat het echter wel van studeerkamertjeswijsheid getuigt als de minister stelt dat de vraag wie de netten in eigendom heeft, er niet toe doet.
Marktwerking stelt hogere eisen aan de netten, omdat men op een geliberaliseerde markt steeds meer met contracten voor de korte termijn zal werken. Dit zal tot gevolg hebben dat men de netten niet, zoals tot nu toe gebruikelijk is, lang van tevoren kan aanpassen aan eventuele veranderingen. Op deze trend, die nog zal worden versterkt door de groeiende onvoorspelbaarheid van de stroompatronen in een geliberaliseerde markt, zal men zich zeer grondig moeten voorbereiden, want het netwerk is letterlijk en figuurlijk het hart van de marktwerking. Welke ingrijpende gevolgen het kan hebben als men onvoldoende is voorbereid op onverwachte bewegingen in de netten, hebben de gebeurtenissen in de Verenigde Staten en Italië laten zien.
De heer Crone benadrukt dat er een centrale systeemoperator moet komen om te voorkomen dat allerlei instanties langdurig met elkaar moeten overleggen in een situatie dat er binnen enkele minuten beslissingen moeten worden genomen. Verder zullen er grotere, zwaardere en robuustere netwerken moeten worden gebouwd om onvoorspelbare netspanningen, kettingreacties en stroomuitval te voorkomen. Het is echter volstrekt onduidelijk of de hiervoor vereiste grootschalige investeringen opwegen tegen de voordelen van Europese marktwerking. Wellicht is het kosteneffectiever om de voorzieningszekerheid te garanderen door capaciteit bij te bouwen. Een ander voordeel hiervan is dat de langdurige bestuurlijke procedures die gepaard gaan met het aanleggen van extra netcapaciteit, kunnen worden vermeden.
In de toekomst zullen warmtekrachtkoppeling (WKK) en andere vormen van milieuvriendelijke energie steeds belangrijker worden. Om die mogelijk te maken zal het net moeten worden gemoderniseerd. Dat betekent dat er een netbeheerder moet zijn die oog heeft voor bredere maatschappelijke belangen en zijn oren niet laat hangen naar de rendementseisen van investeerders en banken.
De heer Crone wijst er ten slotte op dat deze problemen buiten de Kamer ook worden onderkend. Zo is de provincie Friesland gekomen met een voorstel, waarvan de kern is dat de regie over de netten in handen van de overheid dient te komen en dat privatisering van de netten niet mag doorgaan als deze netten daardoor in handen kunnen vallen van grote producenten of handelaren. Hoe beoordeelt de minister dit voorstel voor «unbundling», dat gesteund wordt door de Consumentenbond en MKB Nederland?
De heer Hessels (CDA) vraagt de minister of de motie-Ten Hoopen (28 600-XIII, nr. 26) over het gasgebouw nog voor het einde van dit jaar in de wetgeving zal worden verwerkt.
De minister heeft geschreven dat de energiebedrijven hebben toegezegd dat de problemen met de facturering voor 1 maart 2004 opgelost zullen worden. Gezien de belangen die hiermee gemoeid zijn, is die toezegging echter onvoldoende. Er zouden ook garanties moeten worden gegeven. Kan de minister aangeven of hij echt zeker is dat de energiebedrijven deze toezegging gestand zullen doen?
De minister heeft nadere regelgeving aangekondigd voor noodvoorzieningen en afschakelplannen. De heer Hessels vraagt wanneer deze regelgeving en in het bijzonder de uitgangspunten voor de afschakelplannen naar de Kamer zullen worden gestuurd. Een discussie over deze uitgangspunten is noodzakelijk, omdat het onduidelijk is waarom ervoor gekozen is om eerst het Oosten en vervolgens het Zuiden van Nederland af te schakelen.
In de pers zijn berichten verschenen over de voorgenomen samenwerking tussen TenneT en de Rabobank. Kan de minister aangeven hoe die samenwerking zich verhoudt met de publieke taak van TenneT? Vervolgens vraagt hij hoe de NMa deze samenwerking beoordeelt.
De droogte van de afgelopen zomer heeft laten zien hoe noodzakelijk het kan zijn dat netten afgeschakeld kunnen worden. Het is echter de vraag of buitenlandse netten nog wel kunnen worden afgeschakeld als zich in Nederland, bijvoorbeeld als gevolg van droogte, een energiecrisis voordoet. De heer Hessels zegt dat zijn zorgen hierover nog worden vergroot door het voorstel van het Europees Parlement om ingeval van een Europese energiecrisis de Europese Commissie zeggenschap te geven over de Nederlandse gasvelden. Kan de minister aangeven hoe hij hierop heeft gereageerd?
Als reactie op de energieproblemen die zich deze zomer hebben voorgedaan, heeft een aantal grote energieverbruikers zich heel snel van het net afgeschakeld. Als zij daartoe in staat zijn, betekent dat dan niet dat deze bedrijven kunnen bezuinigen op hun energiegebruik en, zo ja, moet daarover dan niet meer structureel worden overlegd met deze bedrijven?
Nederland heeft behoefte aan reservecapaciteit. Het is daarom vreemd dat deze zomer de WKK-centrales van 2000 tuinders niet werden bijgeschakeld, omdat de kosten die zij daarvoor moeten maken, veel te hoog zijn. Zij moeten hun gas namelijk op de dagmarkt, en dus tegen veel hogere prijzen, inkopen. Is de minister bereid om hiervoor in overleg met de gasbedrijven een oplossing te zoeken?
Er zijn berichten verschenen dat de minister het mogelijk zou willen maken dat het economisch eigendom van een netwerk overgaat naar een andere netbeheerder als zich een calamiteit voordoet. Hoe denkt de minister dit te regelen?
De laatste tijd hebben zich enkele ernstige ongelukken voorgedaan door gaslekken. Deze lekkages deden zich weliswaar voor bij de aansluitingen «achter de voordeur», maar dat neemt niet weg dat hieraan iets moet worden gedaan. Kan de minister aangeven wie hierbij het voortouw moet nemen en welke maatregelen hij zal nemen?
De positie van de DTe moet worden versterkt, omdat zij nu alleen maar achteraf boetes kan opleggen. De minister heeft aangekondigd dat hij de DTe de mogelijkheid wil geven om proactief op te treden. Wanneer zal de daarvoor benodigde wet- en regelgeving gereed zijn? De heer Hessels merkt verder op dat de afhandeling door de DTe van klachten van particulieren nog steeds te wensen overlaat. Wat kan hieraan worden gedaan?
Mevrouw Gerkens (SP) zegt dat de prijsdaling die op dit moment kan worden geconstateerd, in de geliberaliseerde markt geen stand zal houden. Er zijn namelijk forse investeringen nodig om te voorkomen dat Nederland vanaf 2005 met stroomuitval wordt geconfronteerd. Om de kosten van deze investeringen te dekken zal de groothandelsprijs met minstens 25% stijgen. Hieruit blijkt dat de kostenverlagingen zijn bereikt door het uitstellen van investeringen en niet, zoals de minister stelt, door efficiencyverbetering.
Overigens is het niet zeker of de energiebedrijven wel zullen overgaan tot deze investeringen. De daarmee gepaard gaande prijsstijgingen zijn immers schadelijk voor hun marktpositie. Is de minister het met haar eens en, zo ja, hoe beoordeelt hij dan het voorstel om de producenten wettelijk te verplichten, over voldoende reservecapaciteit te beschikken?
Het faillissement van EnergyXS laat pijnlijk zien hoe op een vrije energiemarkt wordt omgegaan met consumentenbelangen. Zo gaven de netbedrijven zonder enige schroom de klantgegevens door aan zusterondernemingen. Vervolgens ontvingen de gedupeerden ook nog eens dreigbrieven van deze zusterondernemingen! Is de minister bereid om de netbeheerders op hun verantwoordelijkheid aan te spreken als blijkt dat zij hun zusterbedrijven wederrechtelijk hebben bevoordeeld? Zal hij verder de wet aanpassen als gedupeerde afnemers zich niet via de rechter schadeloos kunnen stellen?
Klanten kunnen na een faillissement door de netbeheerder worden aangeslagen voor transportkosten die zij al aan de failliete leverancier hebben betaald. Dat is een ernstige lacune in de wetgeving. Mevrouw Gerkens vraagt daarom of het principe van vrijwarende betalingen aan energieleveranciers in de wetgeving zal worden opgenomen.
De minister wil strengere eisen stellen aan de onafhankelijkheid van de netbeheerders om te voorkomen dat een concern waarin een netbeheerder en een leverancier zijn verenigd, zijn jaarrekening oppoetst door de netbeheerder zijn leverancier te laten bevoordelen. Deze aanscherping is echter onvoldoende. Het is veel beter om de netten echt los te koppelen van de leveranciers en de overheid de eigendomsrechten over deze netten te geven.
Eneco, Essent en Nuon hebben toegezegd dat zij vanaf 1 maart 2004 geen foute facturen meer zullen versturen. De periode tussen 1 maart en de marktopening per 1 juli is echter zo kort dat het de vraag is wat de minister nog kan doen als deze bedrijven niet aan deze resultaatsverplichting doen.
Een gasgestookte centrale die plotseling moet worden ingezet, omdat er onvoldoende reservecapaciteit is, verbruikt in korte tijd zeer veel extra gas. Voor het veroorzaken van deze piekbelasting worden de elektriciteitsbedrijven zeer zwaar aangeslagen. Het maakt echter voor de kosten van het gastransport niet veel uit of een bedrijf een korte tijd heel veel gas verbruikt of het hele jaar door heel weinig. Deze logica van de vrije gasmarkt bedreigt de inzetbaarheid van de reservecapaciteit op de vrije elektriciteitsmarkt. Ook tuinders van koude teelten, die niet het hele jaar door stoken, hebben last van deze berekeningsmethodiek. Wat gaat de minister hieraan doen?
De heer Duyvendak (GroenLinks) benadrukt dat het reparatiewerk dat de minister nu verricht, noodzakelijk is omdat de energiemarkt op een ondoordachte manier is geliberaliseerd. De regering is echter veel te laat, want voor alle problemen die zich nu voordoen, is de regering door zowel fracties in de Kamer als maatschappelijke organisaties gewaarschuwd. Zo heeft de fractie van GroenLinks al eerder de vraag gesteld of het wel waar is dat de voordelen van liberalisering groter zijn dan nadelen als de vermindering van de leveringszekerheid en de verslechtering van de milieukwaliteit van de energie. Verder is het nog steeds de vraag of het reparatiewerk van de minister afdoende is.
De minister stelt voor, een secundaire markt in het leven te roepen om zo over voldoende reservecapaciteit te kunnen beschikken. Waarom heeft hij niet gekozen voor striktere regulering?
Liberalisering dan wel privatisering van de netten wordt door de heer Duyvendak volstrekt afgewezen. De kenmerken van de netten zijn namelijk zo uniek dat het onverantwoord is om ze niet in overheidshanden te houden. Verder dienen deze netten in het belang van de consument en ongeacht de gevolgen voor de betrokken bedrijven zo snel mogelijk losgekoppeld te worden van de leveranciers.
Deze zomer heeft zich voor het eerst de situatie voorgedaan dat de temperatuur van het koelwater van een centrale boven de wettelijke maximumwaarde uitkwam. Daarop is niet gereageerd met het stilleggen van deze centrale, in tegendeel: het lozen van dit koelwater werd gedoogd. De heer Duyvendak benadrukt dat hiermee een volstrekt verkeerd signaal is afgegeven en dat bedrijven nu eindelijk eens moet worden geleerd om zich aan milieuregels te houden. In reactie hierop heeft de minister aangekondigd dat hij mogelijke oplossingen zal onderzoeken en de kosten van deze oplossingen zal afzetten tegen de risico's op blijvende schade. Wat wordt hiermee precies bedoeld?
Er zal wettelijk worden vastgelegd dat de samenstelling van de brandstofmix moet worden vermeld op de factuur. Kan de minister preciezer aangeven wat er op de facturen komt te staan?
De heer Duyvendak zegt dat WKK als schone voorziening langzaam terrein verliest, omdat zij niet concurrerend genoeg is. Ziet de minister mogelijkheden om deze voorziening op peil te houden?
Energienet schrijft dat bij de invoering van de CO2-emissiehandel rekening zal moeten worden gehouden met de groeiende vraag naar elektriciteit. Dat is natuurlijk de wereld op zijn kop, want zonder plafond zou deze emissiehandel natuurlijk alle reden van bestaan als milieumaatregel verliezen. Is de minister het hiermee eens en zal hij Energienet op het ondoordachte van deze suggestie wijzen?
Mevrouw Giskes (D66) benadrukt dat in dit debat goed in het oog moet worden gehouden dat Nederland gehouden is om over te gaan tot liberalisering. Zo ligt er een Europese richtlijn die bepaalt dat de markt voor kleinverbruikers per 1 januari 2007 moet worden geopend. Kamer en regering moeten dan ook niet meer discussiëren over de vraag óf men de markt zal openen maar over de vraag welke voorwaarden hieraan moeten worden verbonden.
Het is de taak van regering en parlement om ervoor te zorgen dat de rechten en belangen van de consument in de geliberaliseerde markt afdoende beschermd zijn. Een van die belangen is natuurlijk dat de consument zijn energie tegen een goede prijs geleverd kan krijgen. Verstaat de minister een goede prijs ook onder de consumentenbelangen?
De wijze waarop de voorzieningszekerheid wordt geregeld, is cruciaal bij de beoordeling van de liberalisering. De grondreden voor liberalisering is immers dat die zal leiden tot een betere prijsstelling voor de consument. Mevrouw Giskes zegt dat het daarom in strijd zou zijn met de liberaliseringsgedachte om de reservecapaciteit van de markt af te zonderen en tot een verantwoordelijkheid van de overheid te maken. De minister lijkt het daarmee eens te zijn, aangezien hij schrijft dat hij de voorzieningszekerheid aan de markt wil overlaten. Kan hij misschien al aangeven hoe hij dat denkt te regelen?
De leveringszekerheid zal in een geliberaliseerde markt steeds afhankelijker worden van ontwikkelingen in de Nederland omringende landen. Kan de minister aangeven welke garanties Nederland heeft dat eventuele capaciteitsproblemen in de andere landen niet op Nederland worden afgewenteld?
De gasmarkt is minder flexibel dan de elektriciteitsmarkt en daarom is het minstens even belangrijk dat er garanties zijn dat Nederland niet het kind van de rekening wordt als zich problemen in het buitenland voordoen. Kan de minister aangeven hoe de leveringszekerheid van gas zal worden gegarandeerd?
De minister schrijft dat mensen die warmte rechtstreeks afnemen, nooit meer zullen betalen dan mensen die voor hun warmtevoorziening afhankelijk zijn van gas. Hiermee wordt natuurlijk voorkomen dat deze mensen met al te grote prijsstijgingen worden geconfronteerd, maar tegelijkertijd wordt wellicht ook de prikkel weggenomen om warmte tegen een lagere prijs te leveren. Als dat zo is, waarom heeft hij dan gekozen voor een koppeling met de gasprijs?
Mevrouw Giskes benadrukt dat de netten volledig gescheiden zullen moeten worden van de producenten. Alleen zo kan worden gegarandeerd dat er voldoende wordt geïnvesteerd in de netten. De minister onderschrijft dit, maar geeft niet helemaal duidelijk aan of hij van mening is dat de netten in overheidshanden moeten komen en of er een onderscheid moet worden gemaakt tussen het hoofdnet en de andere netten. Kan hij deze punten ophelderen?
De minister stelt terecht voor om de huidige mogelijkheden voor aansprakelijkheidsuitsluiting te beperken. Het is echter enigszins vreemd dat bedrijven die sterk afhankelijk zijn van leveringszekerheid, in de toekomst zelf meer verantwoordelijkheid zullen dragen voor hun voorzieningszekerheid. Moet niet de omgekeerde redenering worden gevolgd, namelijk dat bedrijven die heel sterk afhankelijk zijn van de leveringszekerheid, meer bescherming moet worden geboden?
Er lijkt aangestuurd te worden op een APK-achtige keuring voor gasaansluitingen. Mevrouw Giskes zegt dat heel veel burgers hierdoor onnodig op kosten zouden worden gejaagd, zeker omdat het de bedoeling is om slechts een beperkt aantal risicosituaties te voorkomen. Zij vraagt daarom of het niet veel meer voor de hand ligt om te werken met gerichte controles door de gemeentes.
De heer Van den Brink (LPF) zegt dat hij nog steeds twijfelt aan nut en noodzaak van de liberalisering. Deze operatie is echter al zo ver gevorderd dat het niet meer mogelijk is om «de trein te stoppen». Een en ander neemt niet weg dat regering en Kamer zich ervoor in moeten zetten dat deze operatie er niet op neerkomt dat het ene monopolie voor het andere wordt ingeruild.
De droogte van de afgelopen zomer heeft tot grote problemen geleid. Uiteindelijk bleken deze echter oplosbaar. De heer Van den Brink zegt er evenwel nog niet zo zeker van te zijn dat dat ook het geval is als Nederland met zeer strenge vorst wordt geconfronteerd, aangezien men in al het beleid uitgaat van een gemiddelde minimumtemperatuur van min 10 graden Celsius en dus geen rekening lijkt te houden met de mogelijkheid dat de temperatuur daalt tot bijvoorbeeld min 21 graden Celsius.
Om chaos te voorkomen zal de burger vertrouwen moeten hebben in de goede uitkomst van de liberaliseringsoperatie. Hoe denkt de minister de burgers dat vertrouwen te kunnen geven? Is hij het verder met hem eens dat daarvoor in ieder geval calamiteiten als de stroomstoring in Italië moeten worden voorkomen?
Privatisering van de netwerken moet op dit moment worden uitgesloten en mag in ieder geval niet samenvallen met deze liberaliseringsoperatie. Voorkomen moet namelijk worden dat de overheid haar greep op het netwerk in een te vroeg stadium kwijtraakt.
WKK lijkt de concurrentiestrijd op de geliberaliseerde markt te verliezen. Dat is te betreuren, omdat de subsidiegelden die hieraan zijn besteed dan weggegooid geld zijn. Bovendien zou het verdwijnen van de WKKinstallaties ook een slag zijn voor de Nederlandse reservecapaciteit.
Kan de minister aangeven wat er zal gebeuren met energiebedrijven die op 1 juli 2004 niet gereed zijn voor de opening van de energiemarkten? De heer Van den Brink vraagt dit, omdat hij het niet aannemelijk acht dat de minister het zich niet nogmaals kan permitteren om tot uitstel te besluiten.
De gevolgen van het faillissement van EnergyXS waren uiteindelijk beperkt. Zo zijn er als gevolg van dit faillissement geen bedrijven van het elektriciteitsnet afgesneden. Of dat het ook het geval zou zijn geweest als het een groot bedrijf was geweest, is echter nog maar de vraag.
Er wordt gesteld dat investeringen in de Nederlandse energiesector niet rendabel zijn. Als dat waar is, betekent dat dat Nederland steeds afhankelijker zal worden van het buitenland, hetgeen als bijkomend gevaar heeft dat Nederland met een stroomstoring à la Italië kan worden geconfronteerd. Als deze ontwikkeling op Nederland af komt, hoe denkt de minister dan de Nederlandse leveringszekerheid veilig te stellen? Overweegt hij om met het oog hierop de discussie over kernenergie te heropenen?
Ten slotte spreekt hij zijn waardering uit voor de daadkracht waarmee de minister de Europese Commissie duidelijk heeft gemaakt dat Nederland te allen tijde zeggenschap zal houden over zijn gasvelden.
De heer De Krom (VVD) zegt dat voorkomen moet worden dat de gebeurtenissen van de afgelopen tijd ertoe leiden dat de geliberaliseerde markt dichtgemetseld wordt met nieuwe wet- en regelgeving. Het moet immers wel mogelijk blijven om als ondernemer actief te zijn op deze markt.
Als gevolg van Europese regelgeving is het onontkoombaar dat de Nederlandse energiemarkt wordt geopend. De wet- en regelgeving die de minister naar de Kamer zal sturen, moet dan ook worden beoordeeld op zijn inpasbaarheid in de Europese geliberaliseerde energiemarkt.
Voor het goed functioneren van de geliberaliseerde markt is het van belang dat de importcapaciteit wordt vergroot. Daarbij moet echter wel worden voorkomen dat Nederland en andere lidstaten import gaan beschouwen als een alternatief voor reservecapaciteit, want dat leidt uiteindelijk tot een collectief tekort aan capaciteit. Hoe denkt de minister dit probleem op te lossen?
De heer De Krom vraagt vervolgens welke positie de Europese Commissie inneemt op de Europese energiemarkt. Over welke bevoegdheden moet de Commissie beschikken en is het wellicht noodzakelijk dat zij een eigen energiebeleid ontwikkelt ter bescherming van de consumentenbelangen? Hij vraagt verder of de Commissie volgens de minister invloed moet krijgen op het mededingingstoezicht om te voorkomen dat er door oligopolisme een slecht functionerende markt ontstaat.
De minister heeft zich geen tegenstander verklaard van kernenergie en zegt dat daarover een discussie op Europees niveau moet worden gevoerd. De heer De Krom wijst er echter op dat dit op gespannen voet staat met de uitspraken waarmee staatssecretaris Van Geel de deur voor kernenergie recentelijk met een harde klap in het slot heeft gegooid.
Kan de minister aangeven welke bijdrage windenergie kan leveren aan de voorzienings- en leveringszekerheid?
Het is de bedoeling dat TenneT inzicht houdt in de marktcapaciteit. Op dit moment komt er echter steeds meer capaciteit op decentraal niveau beschikbaar, hetgeen de vraag oproept of het überhaupt nog wel mogelijk is om hierin inzicht te hebben.
De minister heeft vergunningen een belemmering genoemd voor het aantrekken van investeringen in de energiemarkt. Met het oog daarop zullen de gelden van artikel 36i van de wet Belasting op milieugrondslag gefaseerd naar de wet Milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie (MEP) worden overgeheveld. Dat is op zichzelf een goede ontwikkeling, maar kan de minister ook aangeven of deze fasering de markt voldoende tijd geeft om duurzame capaciteit bij te bouwen? Is hij verder van plan om het vergunningsstelsel te veranderen?
Kan de minister aangeven waarom hij een tegenstander is van een wettelijk vastgelegde meetcode voor gas?
De heer De Krom zegt dat hem ter ore is gekomen dat de DTe onvoldoende is geëquipeerd om de bezwaarprocedures binnen de daarvoor gestelde termijnen af te handelen. Is dat bericht waar?
De huidige administratieve problemen van de energiebedrijven zullen voor 1 juli 2004 opgelost moeten zijn. Vertrouwt de minister er nog steeds op dat dit mogelijk is? De heer De Krom voegt daaraan toe dat hij een tegenstander is van verder uitstel.
Ten slotte zegt de heer De Krom het op prijs te stellen als de minister zijn standpunt geeft over de aansprakelijkheid van kleinere bedrijven bij stroomuitval.
De minister zegt dat het niet mogelijk is om het liberaliseringsproces terug te draaien, omdat de problemen die daardoor zouden ontstaan, zeker net zo groot zouden zijn als de problemen waar men thans mee te kampen heeft. De minister zegt verder dat het begrijpelijk is dat het gevoel van onzekerheid over de liberalisering dat her en der leeft, door de gebeurtenissen van de afgelopen zomer is versterkt.
Er is besloten tot uitstel van de liberalisering van de markt voor klein-zakelijke verbruikers en consumenten met een halfjaar, omdat er signalen waren dat de energiebedrijven nog niet voldoende voorbereid waren om de kleinverbruikers vanaf 1 januari 2004 optimaal te bedienen. Het belang van de consument moet immers voorop staan. De minister benadrukt evenwel dat het zijn opvatting is dat verder uitstel niet noodzakelijk en ongewenst is.
De minister merkt op dat de richtlijnen nr. 98/30/EG en nr. 96/92/EG zijns inziens geen ruimte laten voor verder uitstel en dat een beroep op overmacht hoogstwaarschijnlijk kansloos is, omdat de richtlijnen geen ontheffingsmogelijkheid kennen. Deze richtlijnen bepalen dat 1 juli 2004 de uiterste datum is waarop aan alle niet-huishoudelijke afnemers keuzevrijheid geboden moet zijn en dat op 1 januari 2007 de markt volledig geopend moet zijn. Uitstel tot na 1 juli 2004 betekent verder dat de groep kleinverbruikers wordt gesplitst in consumenten en het midden- en kleinbedrijf, een splitsing die op onoverkomelijke technische en administratieve problemen zou stuiten.
Regering en parlement hebben ervoor gekozen om deel te gaan uitmaken van een geïntegreerde Europese energiemarkt. Gezien de Nederlandse exportpositie is dat zeker een goede keuze. Een en ander laat echter onverlet dat deze liberalisering een ingrijpende cultuuromslag is voor Nederland, omdat Nederland tot voor kort een aanbodgestuurd staatsmonopolie kende en nu moet overgaan naar een vrije Europese markt, waarop aan de hand van prijs en kwaliteit moet worden geconcurreerd.
In deze markt dienen de belangen van de consument centraal te staan. De minister zegt toe dat hij daarom nog voor de begrotingsbehandeling van het ministerie van Economische Zaken de Kamer een brief zal doen toekomen over de positie van de consument in de geliberaliseerde energiemarkt. In deze brief zal onder meer worden geantwoord op de vragen die de heer Hessels hierover heeft gesteld tijdens het algemeen overleg van 19 juni 2003 (28 982, nr. 4).
De minister vult dit aan met de mededeling dat in deze brief twee aanvullende maatregelen zullen worden voorgesteld, te weten een wetswijziging om de bepalingen inzake consumentenkoop ook van toepassing te laten zijn op de levering van energie en een aanpassing van de algemene voorwaarden van de Overgangswet elektriciteitsproductiesector, waardoor de aantasting van de positie van de consument en de kleinzakelijke ondernemer ongedaan wordt gemaakt.
Het is onaanvaardbaar dat er twee jaar na de opening voor grootgebruikers nog steeds problemen zijn met de facturering. Met de energiebedrijven is daarom afgesproken dat zij hun problemen met de facturering uiterlijk op 1 maart 2004 zullen hebben opgelost. De minister benadrukt dat deze afspraak een resultaatsverplichting is en dat hij de betrokken bedrijven hierop zal afrekenen. Hiertoe zullen sancties in de wetgeving worden opgenomen. In december zal overigens met de bedrijven overlegd worden over de gemaakte vorderingen.
Het is zeker niet vanzelfsprekend dat de overgang van het monopolie van de Samenwerkende energieproducenten naar een geliberaliseerde markt uitmondt in adequate concurrentie. Het vraagstuk van de oligopolisering van de energiemarkt staat dan ook hoog op de Europese agenda. Zo wordt op dit moment door de Europese Commissie gewerkt aan een «strategy paper», waarin voorstellen zullen worden gedaan om negatieve gevolgen van concentraties op de Europese energiemarkt tegen te gaan. Hierbij valt onder meer te denken aan uitbreiding van de interconnectiecapaciteit.
De minister zegt met belangstelling af te wachten welke concrete maatregelen op basis van dit «strategy paper» kunnen worden genomen, hetgeen natuurlijk niet wegneemt dat het de verantwoordelijkheid van de regering is om aan te geven wat de relevante markt is. De NMa heeft uitgesproken dat de relevante markt tot nader order de Nederlandse markt is. Deze «relevante markt» is echter wel afhankelijk van interconnectie, hetgeen betekent dat de oligopolisering een probleem is dat op Europees niveau moet worden opgelost. Vooralsnog is het de verwachting dat de relevante markt van Nederland uiteindelijk zal bestaan uit Duitsland, België, Luxemburg en Frankrijk tot aan de Loire.
Op dit moment is het mogelijk om handel en productie op de Nederlandse markt te integreren. De minister zegt dat zich hier niets tegen verzet, mits bedrijven zich houden aan de beperkingen die door de Mededingingswet worden gesteld. De minister zegt dat het zijn beleid is om deze wet onverkort te handhaven en ervoor te zorgen dat concentraties worden voorkomen als daardoor de concurrentie verslechtert of de positie van de consument wordt geschaad.
De Algemene Energie Raad is om een advies gevraagd over de realisatie van effectieve concurrentie op de Europese energiemarkt. Dit advies zal eind 2003 worden uitgebracht. De minister zegt toe dat hij de Kamer de resultaten van dit onderzoek zal doen toekomen.
De minister benadrukt dat de markt om oligopolisering tegen te gaan betwistbaar moet blijven en dat er dus ruimte moet zijn voor nieuwkomers. Hiervoor zijn interconnectie en regulering van de toegang tot de interconnectie zeer belangrijk. Verder zal er, zoals in de huidige wetgeving al is geregeld, vrije toegang tot de netwerken moeten zijn. Al met al is het de opvatting van de regering dat het Europese en het Nederlandse mededingingstoezicht afdoende zijn om machtsmisbruik door geïntegreerde energiebedrijven te voorkomen.
De voorstellen voor unbundling zijn bedoeld om de positie van de consument op de vrije energiemarkt te waarborgen, de energievoorziening te garanderen en recht te doen aan het belang dat de energiebedrijven zich moeten kunnen positioneren op de zich ontwikkelende Europese energiemarkt. De minister zegt deze doelstellingen te onderschrijven, maar vooralsnog niet te kunnen instemmen met voorstellen voor unbundling, omdat het nog maar de vraag is of het noodzakelijk is om daarvoor de structuur van de Nederlandse energiedistributie geheel anders te organiseren dan in de overige lidstaten.
Naar de structuur van de energiedistributie in andere lidstaten is onderzoek gedaan. De resultaten van dit onderzoek zullen naar de Kamer worden gezonden. De minister voegt hieraan toe dat de huidige Nederlandse structuur degelijk is, omdat Nederland scherpe regelgeving kent voor «corporate governance» en in Nederland wordt gewerkt met een aparte raad voor commissarissen en een netbeheerder met specifieke bevoegdheden. Verder moet voorkomen worden dat de Nederlandse energiebedrijven door unbundling zozeer zouden worden uitgekleed dat ze niet concurrerend op de Europese energiemarkt kunnen opereren.
In de richtlijn wordt gesproken over liberalisering en niet over privatisering. De beslissing tot privatisering is dan ook aan de Nederlandse regering. De minister merkt op dat hij voorlopig geen toestemming zal geven voor privatisering. Om toch concurrerend te kunnen zijn op de Europese markt zullen de Nederlandse energiebedrijven derhalve moeten gaan zoeken naar fusiepartners in eigen land.
De minister zegt dat dit onomstotelijk zal leiden tot minder concurrentie op de Nederlandse markt en dat hij betwijfelt of de consument gebaat is bij het ontstaan van dergelijke machtsposities op de Nederlandse markt. Het moge duidelijk zijn dat er spanning bestaat tussen beide ontwikkelingen. De minister zegt dat bij een eventuele oplossing van deze spanning het belang van de consument voorop zal staan.
TenneT beheert het hoogspanningsnetwerk. Omdat dit netwerk de ruggengraat van het elektriciteitsnet is, is het een goede zaak dat TenneT grotendeels in handen van de Staat is. Het is vooralsnog echter niet duidelijk welke winst kan worden geboekt door de haarvaten van het netwerk af te splitsen van de distributienetwerken. Wel duidelijk is dat dit zal leiden tot een aanzienlijke verzwakking van de toekomstige positie van de energiebedrijven op de Europese markt. De minister tekent hierbij aan dat hij hierover nog geen definitief standpunt heeft geformuleerd. De Kamer zal hierover te zijner tijd nader worden geïnformeerd.
Het voorstel van de provincie Friesland is mede ingegeven door de wens van deze provincie om haar aandeel van 12,5% in Nuon af te stoten. Hieruit blijkt dat deze provincie niet de enige publieke aandeelhouder is. Met het oog hierop zegt de minister dat het zeker aanbeveling verdient om ook de standpunten van de andere publieke aandeelhouders over het voorstel van de provincie Friesland te horen. Vervolgens wijst hij erop dat het de aandeelhouders na de volledige marktopening vrij staat om het commerciële leveringsbedrijf te verkopen.
De minister zegt er niet van overtuigd te zijn dat de splitsing van de productiebedrijven van de leveringsbedrijven de enige manier is om het publieke belang te waarborgen. Een andere mogelijkheid is het opnemen van de verplichting dat de netbeheerder moet kunnen beschikken over het economisch eigendom. Verder kan het toezicht en de handhaving door de DTe worden verscherpt door het opnemen in de wet van de mogelijkheid van bestuurlijke boetes en is het ook mogelijk om extra maatregelen te nemen om de betrouwbaarheid van de netten te waarborgen. Een en ander zal worden geregeld in het wetsvoorstel inzake de aanscherping van het toezicht en de implementatie van de richtlijnen, dat later dit jaar aan de Kamer zal worden voorgelegd.
Zeggenschap via aandeelhouderschap is over het algemeen minder effectief en transparant dan regulering via toezicht en handhaving. De aandeelhouders mogen zich bovendien op grond van de wet niet bemoeien met de wettelijke taken van de netbeheerder. Gedurende de transitie naar een volledig geliberaliseerde markt kan zeggenschap evenwel als een extra handrem dienen. Aan het einde van dit jaar zal de Kamer worden geïnformeerd over het standpunt van de regering over privatisering.
Het is de opvatting van de regering dat de NMa, de Opta, de DTe en andere toezichthouders zich zouden moeten beperken tot beslissingen over individuele gevallen. Deze beslissingen moeten ze natuurlijk wel in alle vrijheid kunnen nemen. Het is namelijk aan regering en parlement en niet aan deze organisaties om beleidsregels en normen voor de ordening van de markten op te stellen. De minister zegt daarom een tegenstander te zijn van «regulators» met vergaande bevoegdheden, die analoog aan de situatie in het Verenigd Koninkrijk, losgekoppeld zijn van de politiek verantwoordelijke bewindsman.
Om dit regelen zal de Eerste Kamer worden verzocht om het wetsvoorstel in behandeling te nemen, waarin wordt geregeld dat de NMa wederom een zelfstandig bestuursorgaan wordt. Overigens laat deze nieuwe positionering onverlet dat deze toezichthouder een van de belangrijkste adviseurs van de regering is en blijft.
De minister zegt te hopen dat de Kamer het wetsvoorstel zal aannemen waarin de aanscherping van het toezicht en de implementatie van de richtlijnen is geregeld. Als dit wetsvoorstel wordt aangenomen, is het namelijk volstrekt duidelijk wie de regels opstelt en daarvoor de politieke verantwoordelijkheid draagt. Verder kan de toezichthouder zich door de in het wetsvoorstel opgenomen aanscherping van het boete-instrumentarium beter richten op de handhaving van de regelgeving. Ten slotte zal de duidelijke taakverdeling tussen minister en de DTe de werking van de energiemarkt ten goede komen. De Kamer zal over de toezichtsfilosofie die hieraan ten grondslag ligt, schriftelijk worden geïnformeerd.
Nu er geen centrale planning meer bestaat, zijn de marktpartijen verantwoordelijk voor de investeringen in de productiecapaciteit. Derhalve is het niet langer mogelijk om te voorzien welke investeringen in de verre toekomst zullen worden gedaan. De DTe heeft bovendien aangegeven dat er in toenemende mate elektriciteit zal moeten worden geïmporteerd als er geen extra investeringen in de productiecapaciteit worden gedaan. Overigens kunnen deze investeringen wel degelijk worden gedaan. Zo heeft Elektrabel aangekondigd te gaan investeren in de revisie van de bestaande centrale van 600 megawatt. Hierdoor wordt de levensduur van deze centrale met tien jaar verlengd.
Om de leveringszekerheid te garanderen moet er dus meer duidelijkheid komen over de investeringen. De minister zegt het als zijn taak te zien dat de leveringszekerheid ook op langere termijn is gewaarborgd en dat de baten de kosten van een bepaalde beleidsmaatregel overtreffen. De initiatieven tot investeringen dienen echter wel te ontstaan in de relatie tussen afnemer en producent.
Om de problematiek rond de piekcapaciteit op te lossen, wordt momenteel gewerkt aan het verbeteren van bestaande mechanismen en structuren. Daarbij moet worden gedacht aan het beter op elkaar laten aansluiten van de gas- en de elektriciteitsmarkt door het faciliteren van een «spotmarkt» voor gas. Hierdoor wordt het mogelijk om in tijden van schaarste gascentrales tegen minder hoge kosten op te starten en kan waarschijnlijk ook een oplossing worden gevonden voor het probleem van de kosten voor piekbelasting in de gasafname. Verder wordt er gewerkt aan beleid dat afnemers moet prikkelen om in tijden van schaarste hun verbruik terug te brengen, dan wel over de dag te spreiden. Ten slotte zullen aanvullende investeringsprikkels worden geïntroduceerd. Voor 1 juli 2004 zal de Kamer een uitgewerkt voorstel ter zake ontvangen.
De stelling dat het beter is om capaciteit bij te bouwen dan te vertrouwen op uitbreiding van de interconnectie, bevat een kern van waarheid. Dat is de reden dat in de brief van 3 september uitgebreid wordt ingegaan op het belang van een adequaat investeringsklimaat. De minister tekent hierbij aan dat zijn voorkeur vooralsnog uitgaat naar het bijbouwen van capaciteit, mits de kwaliteit van de interconnectie van de Europese infrastructuren daar niet onder lijdt. Waartoe dat kan leiden, hebben de gebeurtenissen in Italië laten zien. Uit studies van de Europese Commissie blijkt overigens dat versterking van de interconnecties de leveringszekerheid en de marktwerking zal verbeteren. Er is dus zeker geen sprake van een of/of-situatie tussen extra capaciteit en interconnectie.
De investeringen in de gasgestookte centrales zijn voldoende. De investeringen in kolengestookte centrales kunnen echter nog verbeterd worden. In het kader van de emissiehandel wordt hierover overlegd met staatssecretaris Van Geel. De emissies zullen natuurlijk moeten blijven binnen het gestelde CO2-plafond.
TenneT stelt terecht dat de voorziene import in Nederland moet worden bezien in relatie tot de ontwikkeling in andere landen. Het is namelijk onmogelijk dat alle lidstaten op import vertrouwen. Nederland kent op dit moment overigens nog overcapaciteit. Deze overcapaciteit wordt nu afgebouwd en zal moeten uitkomen op een niveau dat in een goede balans staat tot de mogelijkheden voor import.
WKK is een belangrijk onderdeel van de energievoorziening. Bezien zal worden of via de MEP de meest efficiënte vormen van WKK een relatief grotere ondersteuning kunnen krijgen om te voorkomen dat de efficiency van WKK terugloopt. Denk hierbij ook aan de kooldioxine-index voor WKK die binnenkort wordt ingevoerd. Een en ander moet in het kader van de MEP worden geregeld, omdat WKK niet kostendekkend is. Als WKK desondanks niet rendabel blijkt, wegen de baten kennelijk niet op tegen de kosten. Op dat moment zal de steun voor WKK worden gestopt.
De overschrijding van de maximumtemperatuur voor koelwater is in enkele gevallen gedoogd. Dat doet niets af aan het feit dat de regering een tegenstander is van gedogen. De minister van Verkeer en Waterstaat heeft toegezegd een evaluatie van de gang van zaken naar de Kamer te zullen sturen.
Mensen die warmte afnemen, zullen nooit meer betalen dan mensen die voor hun warmtevoorziening afhankelijk zijn van gas. Een bepaling ter zake is in het wetsvoorstel opgenomen, omdat de privaatrechtelijke positie van de warmteafnemers in 2008 afloopt en zij geen echte keuzevrijheid hebben.
De gasinfrastructuur voor de meter, het openbare gasnet, moet goed worden onderscheiden van de gasleiding achter de meter. Slechts voor het eerste gedeelte van het net is de overheid verantwoordelijk. De minister benadrukt dat het openbare gasnet zeer betrouwbaar is. Dat laat echter onverlet dat aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn. Voorstellen daartoe worden in samenwerking met de andere betrokken ministeries ontwikkeld.
De veiligheid van de gasinstallatie is de verantwoordelijkheid van de huiseigenaar. Daartoe zijn publiekrechtelijke voorschriften opgenomen in het Bouwbesluit 2003. Verder zijn de gemeentes verantwoordelijk voor de naleving van die taak door de woningeigenaar. De minister zegt dat hij deze verantwoordelijkheidsverdeling niet wil wijzigen.
De belangrijke delen van de motie-Ten Hoopen over het gasgebouw zijn opgenomen in het wetsvoorstel inzake de aanscherping van het toezicht en de implementatie van de richtlijnen. Verder is een en ander aan de orde gesteld in de gesprekken met Shell en Esso over de herstructurering van het gasgebouw.
De minister benadrukt dat hij de Europese Commissie ervan op de hoogte heeft gesteld dat de Nederlandse regering onder geen enkele omstandigheid haar zeggenschap over de Nederlandse gasvoorraden aan de Commissie zal overdragen. Dat laat overigens onverlet dat er op Europees niveau afspraken zullen moeten worden gemaakt over de voorzieningszekerheid.
De nasleep van het faillissement van EnergyXS heeft laten zien dat er een vangnet moet komen dat de afnemers extra zekerheden biedt. Hiertoe is inmiddels een AMvB opgesteld die binnenkort naar de Kamer zal worden gestuurd. Overigens wordt voor de elektriciteitsmarkt een gelijkluidende regeling opgenomen in de codes van de DTe.
De gebeurtenissen rond het faillissement van EnergyXS hebben laten zien dat de energiemarkt steeds volwassener wordt. Zo hebben alle afnemers tijdig een nieuwe leverancier kunnen vinden. De minister zegt dat hij de netbeheerders desalniettemin op hun verantwoordelijkheid in dezen heeft gewezen. Verder heeft de DTe de netbeheerders laten weten dat het schadelijk is voor het aanzien van de sector als zij over de ruggen van de consumenten een juridisch conflict uitvechten. Verder doen de DTe en de NMa op dit moment onderzoek naar de precieze gang van zaken.
Berenschot Groep BV is gevraagd, onderzoek te doen naar de klachtenafhandeling door de DTe. De minister zegt toe dat de Kamer op de hoogte zal worden gebracht van de resultaten van dit onderzoek.
Op het stroometiket zal de brandstofmix worden vermeld. Verder staat in de richtlijn dat milieukenmerken als de CO2-emissie moeten worden vermeld. In nadere regelgeving zal worden vastgelegd hoe gedetailleerd dit etiket zal worden. De minister zegt ten slotte dat voor hem voorop staat dat het etiket betrouwbaar moet zijn en herkenbaar voor de consument.
De heer Crone (PvdA) vraagt de minister in zijn brief over de resultaten van het onderzoek naar de structuur van de energiedistributie in andere lidstaten in te gaan op de concessiesystemen die in sommige lidstaten worden gehanteerd. De verlenging van deze concessies is afhankelijk van de geleverde prestatie, waardoor van deze concessies veel meer druk uitgaat dan van het voorstel om een juridisch-economische eigendomsscheiding door te voeren.
Hij wijst er vervolgens op dat de feitelijke unbundling in het Verenigd Koninkrijk door de markt is afgedwongen, een belangrijk argument om het voorstel van de provincie Friesland over te nemen. Het belangrijkste argument is echter dat het plan in het belang van de consument is.
De heer Crone zegt weinig van de Europese Commissie te verwachten bij het bestrijden van oligopolievorming in de energiemarkt, omdat de Commissie in het recente verleden juist allerlei fusies en concentraties heeft toegestaan.
Ten slotte vraagt de heer Crone de minister om in de desbetreffende AMvB op te nemen dat er op 1 maart 2004 zal worden beslist of de opening van de markt per 1 juli zal doorgaan. Dit voorkomt dat er schadevergoedingen kunnen worden geëist als de Kamer zich alsnog gedwongen zou zien om op 1 maart 2004 te beslissen dat uitstel tot na 1 juli 2004 noodzakelijk is. Mocht de minister hiertoe niet bereid zijn en als hij niet duidelijk kan aangeven wat hij zal doen als op 1 maart blijkt dat de marktopening onverantwoord is, zal hij de Kamervoorzitter de benodigde handtekeningen overhandigen en hem vragen, de desbetreffende AMvB om te zetten in een wetsvoorstel.
De heer Hessels (CDA) noemt het een zwaktebod om 1 maart 2004 expliciet als datum in de AMvB op te nemen, omdat daarmee eigenlijk het signaal wordt gegeven dat de Kamer vermoedt dat de datum van 1 juli niet zal worden gehaald.
Is de minister bereid om de Kamer te berichten over zijn gesprek dat hij in december met de energiebedrijven zal hebben over de problemen met de facturering? Zo ja, zal hij in die brief dan ook ingaan op eventuele noodzakelijke extra maatregelen?
Hij zegt ten slotte dat het niet voldoende is dat de minister het gasgebouw in gesprekken met Shell en Esso aan de orde stelt. Het zal, zoals gevraagd in de motie-Ten Hoopen, in een wettelijke regeling moeten worden opgenomen.
Mevrouw Gerkens (SP) benadrukt dat zij voet bij stuk houdt op het punt van de ontkoppeling van het net en de producent.
De heer Duyvendak (GroenLinks) zegt het een groot probleem te vinden dat er niet is voorzien in een moment waarop de Kamer een definitieve beslissing kan nemen over de openstelling van de elektriciteitsmarkt voor kleinverbruikers. Een dergelijke noodrem zal alsnog op korte termijn moeten worden ingebouwd.
De minister benadrukt dat er een relatie moet blijven tussen netbeheer en producent om te voorkomen dat deze bedrijven op de Europese markt kopje onder gaan. De heer Duyvendak zegt het teleurstellend te vinden dat de minister hier het consumentenbelang niet voorop stelt.
Het kolenconvenant loopt over enige tijd af. Dit is voor het RIVM reden om te wijzen op het gevaar dat in de toekomst gebruik zal worden gemaakt van goedkopere soorten kool met als gevolg dat de SO2-uitstoot zal stijgen. De heer Duyvendak vraagt de minister of hij deze zorg van het RIVM deelt en welke maatregelen hij zal nemen.
Mevrouw Giskes (D66) zegt dat het in niemands belang is dat er publiekelijk wordt onderhandeld over het invoeren van 1 maart als datum waarop een finale beslissing wordt genomen. Zij roept de minister daarom op om op de door hem ingeslagen weg door te gaan.
De heer Van den Brink (LPF) zegt dat het aan de minister is om te beslissen of openstelling van de elektriciteitsmarkt per 1 juli 2004 verantwoord is.
Hij benadrukt vervolgens dat zijn fractie privatisering van het elektriciteitsnet op dit moment afwijst. Wellicht is de sector daar over tien jaar wel rijp voor, maar het is nu nog veel te vroeg om daarover een uitspraak te doen.
Pieken in de gasafname worden extra zwaar belast. Vooral tuinders met weinig energie-intensieve teelten worden daarvan de dupe. De regering heeft eerder aangegeven dat dit niet het resultaat van de liberalisering kan en mag zijn. Kan de minister echter ook aangeven op welke manier hij hiertegen zal optreden? Kiest hij bijvoorbeeld voor een vaste prijs per kubieke meter?
De minister zegt dat het zijn inschatting is dat alle noodzakelijke wet- en regelgeving ruimschoots voor 1 juli 2004 gereed kan zijn als de Kamer daaraan haar medewerking verleent. Met het oog daarop zegt hij dat het niet verstandig is als de Kamer door 1 maart als peildatum in te voeren het signaal zou geven dat 1 juli 2004 als datum voor de marktopening wellicht toch niet gehaald kan worden. Bovendien zou de keuze voor 1 maart als peildatum volledig voorbijgaan aan het recht van consumenten en producenten op duidelijkheid en zekerheid.
Het is niet duidelijk of het noodzakelijk is om vergaande unbundling door te voeren. De minister voegt hieraan toe dat hij vermoedt dat die noodzaak er niet is, maar dat hij tegen deze vorm van unbundling nog geen definitief «nee» heeft gezegd.
De motie-Ten Hoopen is verwerkt in het wetsvoorstel inzake de aanscherping van het toezicht en de implementatie van de richtlijnen.
De Kamer zal schriftelijk op de hoogte worden gebracht van het gesprek in december met de energiebedrijven. De minister verzekert de commissie dat hij de energiebedrijven zal blijven wijzen op hun verantwoordelijkheid voor het oplossen van de problemen rond de facturering.
De minister zegt dat privatisering van het net voorlopig niet aan de orde is. De Kamer zal over het standpunt van de regering ter zake voor het einde van dit jaar worden geïnformeerd.
De minister herhaalt dat voor hem de consumentenbelangen centraal staan. Dat betekent natuurlijk niet dat de belangen van de producenten niet meegewogen zouden mogen worden.
De tuinders moeten een marktconforme prijs voor hun gas betalen. Bezien zal worden of en, zo ja, op welke manier er iets kan worden gedaan aan de extra kosten die zij moeten maken voor hun onregelmatige afnamepatronen. Zo is het wellicht een mogelijkheid om te gaan werken met inkoopcombinaties van bedrijven die op verschillende momenten een piek hebben in hun gasgebruik.
Ten slotte zegt de minister toe dat de vraag van de heer Duyvendak over het kolenconvenant schriftelijk zal worden beantwoord.
Samenstelling:
Leden: Crone (PvdA), De Grave (VVD), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), ondervoorzitter, Atsma (CDA), Timmermans (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Blok (VVD), Ten Hoopen (CDA), Slob (ChristenUnie), Van den Brink (LPF), Duyvendak (GroenLinks), Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Van Velzen (SP), Varela (LPF), Algra (CDA), Van Fessem (CDA), Aptroot (VVD), Blom (PvdA), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), De Krom (VVD), Van der Laan (D66), Heemskerk (PvdA), Van Dam (PvdA) en Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD).
Plv. leden: Tichelaar (PvdA), Örgü (VVD), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Hijum (CDA), Koenders (PvdA), Vos (GroenLinks), Weekers (VVD), Jan de Vries (CDA), Van der Vlies (SGP), Hermans (LPF), Van den Brand (GroenLinks), Verburg (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Lazrak (SP), De Ruiter (SP), Eerdmans (LPF), De Haan (CDA), Van Dijk (CDA), Hofstra (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Van Heteren (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Giskes (D66), Tjon-A-Ten (PvdA), Waalkens (PvdA) en Szabó (VVD).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28982-6.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.