nr. 10
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 28 november 2003
U heeft voor het algemeen overleg van 3 december a.s. het ontwerpbesluit
leveringszekerheid Gaswet geagendeerd. Conform artikel 10, vijfde lid, van
de Gaswet, was er de mogelijkheid voor belanghebbenden om te reageren op het
ontwerpbesluit, zoals gepubliceerd in de Staatscourant 2003, 207. Ik heb verscheidene
reacties ontvangen. Dit doet mij deugd, omdat zienswijzen vanuit belanghebbende
partijen, die immers kennis van zaken hebben, de kwaliteit van regelgeving
bevorderen. Overigens was er in een eerder stadium reeds met veel belanghebbenden
overleg gevoerd.
Om u volledig te informeren, geef ik hierbij de hoofdzaken weer die belanghebbenden
hebben aangegeven, en mijn voorgenomen reactie hierop. De schriftelijke reacties
waren grotendeels een herhaling van wat al in eerdere informele gesprekken
naar voren was gekomen; deze punten heb ik dus al meegewogen in het opstellen
van het ontwerp-besluit. Ik geef per onderdeel van bovengenoemd ontwerp-besluit
de reacties weer.
Onderdeel pieklevering
Alle reacties geven aan dat er een rol voor de overheid is weggelegd om
een hoge standaard van leveringszekerheid aan kleinverbruikers te bevorderen.
Over de uitvoering en mate van overheidsverantwoordelijkheid verschillen de
meningen.
Door sommigen wordt beargumenteerd dat de voorgestelde maatregelen (die
zich richten op extreem koude dagen) niet ver genoeg gaan, en dat het ontwerp-besluit
ook milde winters en andere doelgroepen (grootverbruikers) zou moeten omvatten.
Anderen geven aan dat de maatregelen onnodig marktverstorend zouden zijn,
en beter beperkter kunnen worden ingevuld door bijvoorbeeld het begrip extreem
koude dagen smaller te definiëren, of de landelijke netbeheerder pas
een rol te geven als op papier lijkt dat leveranciers niet voldoende hebben
ingekocht.
Verder maken enkele partijen zich zorgen over de prijsvorming van de dienst pieklevering, met name het risico dat de prijs voor de dienst
pieklevering te hoog uitvalt.
Ik blijf van mening dat het regeling voor pieklevering een juist evenwicht
treft, tussen volledige handelsvrijheid van leveranciers enerzijds en volledige
overheidsgarantie anderzijds, om het publiek belang te dienen dat gaslevering
aan kleinverbruikers met zich draagt. Wat de prijsvorming betreft verwacht
ik voor de kleinverbruikers, waar de maatregel voor bedoeld is, geen prijsstijging
t.o.v. de huidige situatie van beschermde afnemers. Bovendien stelt de Gaswet
expliciet dat kleinverbruikers beleverd zullen worden tegen redelijke tarieven
en voorwaarden.
Onderdeel noodleverancier
Alle belanghebbenden die het onderdeel noodleverancier behandelen, geven
expliciet of impliciet aan dat overheidsingrijpen nuttig en nodig is om de
leveringszekerheid te bevorderen als een leverancier wegvalt. Er zijn zorgen
over de prijs die afnemers betalen wanneer deze regeling in werking treedt.
Ik blijf van mening dat de afnemer voldoende beschermd wordt tegen een onredelijk
hoge prijs. Ten eerste is de regeling zodanig opgesteld, dat de leveranciers
altijd in concurrentie zijn om afnemers te beleveren, ook indien zij fungeren
als «noodleverancier» (beter gezegd: nieuwe leverancier). Ten
tweede is, zoals eerder vermeld, wettelijk vastgelegd dat vergunninghoudende
leveranciers tegen redelijke tarieven dienen te leveren aan kleinverbruikers.
Samenvattend heeft deze inspraakronde geen nieuwe inzichten opgeleverd
t.o.v. de inbreng in de voorfase. Derhalve ben ik voornemens om het ontwerp-besluit,
behoudens een aantal verduidelijkingen, niet te wijzigen op grond van de ingezonden
reacties. De inspraak van belanghebbenden geven mij aldus wel aanleiding om,
met name in de toelichting, het ontwerpbesluit aan te passen op punten waar
door belanghebbenden is aangegeven dat er onduidelijkheid kan ontstaan over
de interpretatie van de artikelen of de daaruit voortvloeiende administratieve
lasten.
De Minister van Economische Zaken,
L. J. Brinkhorst