28 981
Voorstel van wet van de leden Depla en Varela tot wijziging van Pensioen- en Spaarfondsenwet (vervallen herverzekeringsplicht gesloten fondsen)

nr. 7
VERSLAG

Vastgesteld 13 januari 2004

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

Inhoudsopgave
1Inleiding
2Achtergrond
3Inhoud en ratio van het wetsvoorstel
4Datum van inwerkingtreding

HOOFDSTUK 1. INLEIDING

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorstel tot wijziging van de Pensioen- en Spaarfondsenwet (vervallen herverzekeringsplicht gesloten fondsen). Deze leden vinden het een goede zaak dat de Pensioen- en Verzekeringskamer (hierna: PVK) er strikt op toeziet dat fondsen hun toezeggingen in de toekomst kunnen waarmaken. Daarbij hoort naar hun mening de mogelijkheid voor de PVK om een herverzekeringsplicht op te leggen op het moment dat naar het oordeel van de PVK de financiële zekerheid van een fonds naar de toekomst onvoldoende waarborgen biedt.

De leden van de CDA-fractie beseffen dat een gesloten fonds een bijzondere positie heeft omdat er geen sponsor meer bestaat die naar de toekomst toe tekorten kan aanvullen. Dit rechtvaardigt dan extra kritisch toezicht van de PVK of zo'n gesloten fonds in de toekomst de verplichtingen kan waarmaken. Zij onderschrijven ook de stelling van de Raad van State dat het algemeen verplicht stellen van herverzekering bij gesloten fondsen nog minder voor de hand ligt dan bij kleine fondsen. Immers ook kleine fondsen hebben veelal weinig mogelijkheden tot aanvulling door een donoronderneming, maar deze donor-onderneming kan wel gelden aan het fonds onttrekken.

De leden van de CDA-fractie onderschrijven de mening dat gesloten fondsen niet zonder meer tot herverzekeren verplicht moeten zijn. Naar de mening van deze leden dient wel steeds nadrukkelijk gekeken te worden naar de positie van een gesloten fonds op langere termijn. Zijn de indieners van oordeel dat de PVK de positie van gesloten fondsen voldoende en op het juiste moment in beeld kan hebben om problemen bij gesloten fondsen die niet herverzekeren te voorkomen? Zo ja, hoe stelt u zich dit voor? Wat zal in de situatie dat een fonds zijn donoronderneming verliest de gang van zaken zijn?

De leden van de CDA-fractie merken op dat de regering bij monde van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de Kamer heeft bericht dat de regering bereid is in het kader van de Pensioenwet te bezien of en zo ja onder welke condities, voor pensioenfondsen zonder sponsor kan worden afgezien van de verplichting tot herverzekeren. Zijn de indieners van oordeel dat de condities waaronder in hun voorstel gesloten fondsen vrijstelling van herverzekering krijgen overeenstemmen met de condities waaronder de regering die vrijstelling wil verlenen? Kunnen de indieners dit punt nader verduidelijken en eventuele verschillen van inzicht aangeven?

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het initiatiefwetsvoorstel. Zij zijn het met de initiatiefnemers eens dat de herverzekeringsplicht voor gesloten fondsen kan leiden tot onnodige kosten en tot een risico van lagere inkomens van de huidige en toekomstige gepensioneerden van zulke fondsen. Deze leden zijn het met de initiatiefnemers eens dat de PVK maatwerk moet kunnen bieden en dat de huidige wetgeving aangaande de gesloten fondsen dat onmogelijk maakt. Tevens zijn zij van mening dat het schrappen van de herverzekeringsplicht voor gesloten fondsen een logisch vervolg vormt op aanvaarding van het amendement-Van Zijl c.s. (26 415, nr. 11), waardoor de herverzekeringsplicht voor fondsen met een gering aantal deelnemers is vervallen.

De leden van de PvdA-fractie vragen de indieners op hoeveel pensioenfondsen en op hoeveel huidige en toekomstige gepensioneerden dit wetsvoorstel bij benadering betrekking heeft.

De leden van de VVD-fractie vragen waarom de indieners nu met een initiatiefwetsvoorstel komen met betrekking tot deze problematiek en waarom zij niet willen wachten op de behandeling van de nieuwe pensioenwet. De regering heeft namelijk al aangegeven in dat kader ook te willen kijken naar de plicht tot herverzekering. Al zou de regering besluiten om de verplichting tot herverzekering in de nieuwe pensioenwet toch te handhaven kan door middel van amendering – wanneer daar voldoende steun voor is – toch de plicht tot herverzekering worden geschrapt. Graag zien zij een uitvoerige motivatie hierop door de indieners tegemoet. Kunnen de indieners in dat kader ook aangeven hoeveel fondsen op dit moment zich verplicht moeten herverzekeren, hoeveel fondsen aan deze verplichting nog niet hebben voldaan en hoeveel fondsen er in het verleden jaarlijks de herverzekeringsplicht opgelegd hebben gekregen? Kunnen de indieners tevens aangeven wat de kosten voor een fonds zijn om zich her te verzekeren?

Tevens vragen de leden van de VVD-fractie waarom de indieners er niet voor gekozen hebben om – in lijn met het advies van de Raad van State – ook spaarfondsen onder de strekking van het wetsvoorstel te brengen.

De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat – wanneer de herverzekeringsplicht voor gesloten pensioenfondsen zou komen te vervallen – de gesloten fondsen die zich hadden moeten herverzekeren en dit niet gedaan hebben in strijd met de wet hebben gehandeld. Beamen de indieners dit? En wat zijn naar de mening van de indieners de mogelijkheden om deze fondsen alsnog te bestraffen? Het kan namelijk volgens deze leden niet zo zijn dat gesloten fondsen die zich niet aan de wet hebben gehouden beloond worden voor hun ongehoorzaam gedrag. Zien de leden van de VVD-fractie het goed dat er geen evaluatiebepalingin het wetsvoorstel is opgenomen? Waarom is hier door de indieners voor gekozen? Willen de indieners een evaluatiebepaling alsnog overwegen?

De leden van de D66-fractie zijn van mening dat de financiële positie van gesloten pensioenfondsen niet onnodig en disproportioneel uitgehold moet worden als gevolg van een herverzekeringsplicht. Tegelijkertijd moet sprake zijn van een hoge mate van zekerheid. De leden van de D66-fractie zullen het initiatiefwetsvoorstel van de leden Depla en Varela aan de hand van deze uitgangspunten beoordelen en willen daarom ter voorbereiding een aantal vragen stellen, die in dit verslag zijn opgenomen.

HOOFDSTUK 2 ACHTERGROND

De leden van de CDA-fractie constateren dat de indieners de discussie rond artikel 1, achtste lid, en artikel 10a, respectievelijk de herverzekering van gesloten fondsen en de mogelijkheid tot herverzekering van de fondsen met minder dan 100 deelnemers, als een samenhangend geheel zien. Kunnen de indieners achterhalen waarom in 1999 bij de discussie in het parlement wel een oplossing is gevonden voor kleine fondsen en de herverzekeringsplicht voor de gesloten fondsen is blijven bestaan? Kunnen de indieners dit punt nader verduidelijken?

3. Inhoud en ratio van het wetsvoorstel

De leden van de CDA-fractie vragen of de indieners kunnen uitleggen wat hen ertoe heeft gebracht hun aanvankelijke voorstel van wet nogal ingrijpend te wijzigen. Moeten de wijzigingen van artikel 10a met de artikelen 10a, het tweede tot en met het vierde lid, gezien worden als een verduidelijking van artikel 10a of dienen deze wijzigingen een ander doel?

De leden van de PvdA-fractie vragen de initiatiefnemers nader te verklaren waarom zij in hun gewijzigde voorstel van wet onder artikel I, B, de uitwerking van het toezicht door de PVK in de Pensioen- en spaarfondsenwet opnemen.

De leden van de D66-fractie merken op dat het lid Varela (LPF) in het algemeen overleg van 28 mei 20031 over de problematiek rond de herverzekeringsplicht van het pensioenfonds Nigoco heeft aangegeven dat de huidige herverzekeringsplicht vooral is ingegeven door het argument van efficiency, aangezien het voor de PVK te veel werk zou zijn om dit soort fondsen actief te controleren. Door de herverzekeringsplicht zouden de kosten worden afgewenteld op de betrokken pensioenfondsen.

Geïnspireerd door deze opmerkingen zouden de leden van de D66-fractie willen weten:

– tot hoeveel werk voor de PVK het laten vervallen van de herverzekeringsplicht leidt;

– welke kosten hieraan verbonden zijn;

– wat per saldo maatschappelijk goedkoper is: een herverzekeringsplicht of actieve controle door de PVK.

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in zijn brief van 17 juni 20032 aangegeven het risico op schadeclaims als gevolg van het al dan niet met terugwerkende kracht vervallen van de herverzekerings- of overdrachtplicht voor gesloten fondsen beperkt te achten. Hoewel deze conclusie betekent dat angst voor schadeclaims het aannemen van het initiatiefwetsvoorstel op het eerste gezicht niet in de weg hoeft te staan, willen de leden van de D66-fractie toch weten of de indieners nog iets toe te voegen hebben aan of af te dingen op de analyse van de staatssecretaris met betrekking tot het risico van schadeclaims. Tevens zien de leden van de D66-fractie graag een reactie op de nota van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelgenheid van 19 december 2003 over de ontwerphoofdlijnen voor de regeling van het financiële toezicht op pensioenfondsen in de Pensioenwet, en dan met name op de punten 6 tot en met 8. Hierin kiest de staatssecretaris voor handhaving van de herverzekeringsplicht, waarbij de PVK een ontheffing kan verlenen.

Ten slotte vragen de leden van de D66-fractie of het vervallen van de herverzekeringsplicht er niet toe kan leiden dat pensioenfondsen die zich van de PVK alsnog moeten herverzekeren feitelijk onverzekerbaar zijn geworden, of alleen verzekerbaar tegen exorbitant hoge premies.

4. Datum van inwerkingtreding

De leden van de CDA-fractie constateren dat de indieners nadrukkelijk vasthouden aan de terugwerkende kracht van dit voorstel tot 27 juni 2003. Er zijn volgens indieners zwaarwegende belangen die dit vereisen. Kunnen de indieners zo'n zwaarwegend belang nader uitwerken? Wat zou het gevolg zijn wanneer wordt afgezien van invoering met terugwerkende kracht?

De leden van de PvdA-fractie vragen de initiatiefnemers waarom zij vasthouden aan de terugwerkende kracht tot 27 juni 2003 die dit wetsvoorstel kent. Deze leden hebben met instemming kennisgenomen van het advies van de Raad van State om af te zien van de terugwerkende kracht, omdat die geen recht doet aan het uitgangspunt «geen terugwerkende kracht van een nieuwe regeling» en er geen zwaarwegende redenen bestaan om in dit geval van dit uitgangspunt af te wijken.

De leden van de VVD-fractie vragen of de indieners nader kunnen ingaan op de kritiek van de Raad van State met betrekking tot de terugwerkende kracht. Het wetsvoorstel bepaalt dat de wet na de inwerkingtreding terugwerkt tot en met 27 juni 2003. Kunnen de indieners in dat kader ook ingaan op de brief van de regering van 17 juni 2003 waarin de juridische gevolgen van het schrappen of wijzigen van de bepaling op grond waarvan gesloten fondsen worden verplicht tot herverzekeren of overdragen worden uiteengezet? Hoe beoordelen de indieners deze brief? Hoe staan de indieners voorts tegenover de conclusie in de brief van 17 juni 2003 dat de kans dat er met succes een schadeclaim tegen de Staat wordt ingediend door een pensioenfonds beperkt wordt geacht? Gaarne zien zij dit standpunt nader toegelicht.

De leden van de D66-fractie hebben twijfels over de terugwerkende kracht van het wetsvoorstel tot en met 27 juni 2003. Met de terugwerkende kracht kan toch niet ongedaan gemaakt worden dat gesloten pensioenfondsen zich vanaf 27 juni 2003 tot de datum van eventuele inwerkingtreding van het wetsvoorstel moeten herverzekeren? Dit bezwaar zou niet gelden als, vooruitlopend op inwerkingtreding, het niet herverzekeren van gesloten pensioenfondsen zou worden gedoogd. Van dit laatste lijkt echter geen sprake. Kortom, wat hebben gesloten pensioenfondsen aan de voorgestelde terugwerkende kracht en leidt deze niet tot rechtsongelijkheid tussen fondsen die zich aan de huidige verplichtingen houden (en kosten maken in het kader van herverzekering) en fondsen die dat niet doen?

Deze leden zien ook gaarne een kwantificering tegemoet van de tijdwinst die met dit initiatiefvoorstel geboekt kan worden, als de verwachte datum van inwerkingtreding wordt vergeleken met de verwachte datum van inwerkingtreding van de nieuwe Pensioenwet.

De voorzitter van de commissie,

Hamer

De griffier van de commissie,

Esmeijer


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), de Vries (VVD), de Wit (SP), van Gent (GL), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), voorzitter Bussemaker (PvdA), Vendrik (GL), Mosterd (CDA), Smits (PvdA), Örgü (VVD), Weekers (VVD), Rambocus (CDA), De Ruiter (SP), Ferrier (CDA), ondervoorzitter Huizinga-Heringa (CU), Bruls (CDA), Varela (LPF), Eski (CDA), Koomen (CDA), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Kraneveldt (LPF) en Hirsi Ali (VVD).

Plv. leden: Depla (PvdA), Dittrich (D66), Blok (VVD), Kant (SP), Halsema (GL), Smilde (CDA), Verbeet (PvdA), Timmer (PvdA), Tonkens (GL), Omtzigt (CDA), Adelmund (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Visser (VVD), Algra (CDA), Lazrak (SP), Vietsch (CDA), van der Vlies (SGP), Hessels (CDA), Hermans (LPF), van Oerle-van der Horst (CDA), Van Dijk (CDA), Wilders (VVD), Van Dijken (PvdA), Blom (PvdA), Kalsbeek (PvdA), Eerdmans (LPF) en Schippers (VVD).

XNoot
1

Kamerstuk 28 600 XV, nr. 115, p. 1.

XNoot
2

Kamerstuk 28 600 XV, nr. 117.

Naar boven