nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging
van de Wet personenvervoer 2000, houdende technische wijzigingen alsmede enige
andere verbeteringen.
De memorie van toelichting (met bijlagen), die het wetsvoorstel vergezelt,
bevat de gronden waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
25 juni 2003
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet personenvervoer
2000 in verband met enige gebleken onvolkomenheden aan te passen en dat het
wenselijk is nog enige wijzigingen aan te brengen in de bepalingen met betrekking
tot het aan de reiziger kenbaar maken van de wijze waarop klachten worden
behandeld, het overleg over de afstemming van het openbaar vervoer tussen
aangrenzende concessiegebieden, de opgave van rechten en plichten van het
personeel bij de overgang van een concessie en de begripsomschrijving van
een gemeentelijk vervoerbedrijf;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet personenvervoer 2000 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, onderdeel g, wordt «dat de halteplaatsen of tijdstippen»
vervangen door: of de halteplaatsen of de tijdstippen.
B
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld over het eerste lid.
C
In artikel 23, derde lid, wordt «artikel 64, tweede lid» vervangen
door: artikel 64.
D
Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt «over de afstemming van het openbaar
vervoer».
2. Aan het eerste lid wordt de volgende volzin toegevoegd: Het overleg
voorziet in ieder geval in afspraken inzake de afstemming van het openbaar
vervoer tussen aangrenzende concessiegebieden.
3. Het derde lid komt te luiden:
3. Onze Minister kan, indien de in het eerste lid bedoelde afstemming
onvoldoende gestalte krijgt, aan de betrokken concessieverleners een aanwijzing
geven ter waarborging van die afstemming.
4. Het vijfde lid vervalt.
E
In artikel 38, eerste, tweede en vierde lid, wordt «artikel 64,
tweede lid en onderdeel a» telkens vervangen door: artikel 64, tweede
lid, onderdeel a.
F
Artikel 39, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. De zinsnede «binnen het bij het verzoek te bepalen termijn»
wordt vervangen door: binnen de bij verzoek te bepalen termijn.
2. Na «een gemotiveerde toelichting van» wordt ingevoegd:
de wijze waarop de loonkosten zijn samengesteld, alsmede van.
3. Na «artikel 37» wordt ingevoegd: , eerste lid, onderdelen
a en b,.
G
In artikel 44, derde lid, wordt « tweede tot en met vijfde lid»
vervangen door: tweede tot en met vierde lid.
H
Artikel 64, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt na «de vervoerder» ingevoegd: , voorzover
die openbaar vervoer of daarmee rechtstreeks samenhangende activiteiten verricht,.
2. Onderdelen b, c, d en e, komen te luiden:
b. waarvan een gemeente meer dan de helft van de aandelen in het geplaatst
kapitaal van het bedrijf bezit, onderscheidenlijk bezat op of na 1 januari
1996,
c. waarvan een gemeente over meer dan de helft van het aantal stemmen
verbonden aan de aandelen in het geplaatst kapitaal van het bedrijf beschikt,
onderscheidenlijk beschikte op of na 1 januari 1996,
d. waarvan een gemeente meer dan de helft van de leden van de raad van
commissarissen of van de raad van bestuur van het bedrijf kan aanstellen,
onderscheidenlijk kon aanstellen op of na 1 januari 1996, of
e. ten aanzien waarvan een of meer vervoerders als bedoeld in de onderdelen
a, b, c, of d, al dan niet gezamenlijk beschikken over de rechten, bedoeld
in de onderdelen b, c of d.
I
Artikel 69 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt «onderdelen a tot en met d,».
2. In het tweede lid wordt na «artikel 64,» telkens ingevoegd:
tweede lid,.
J
In artikel 72 vervalt het woord «zich» na «en de daarbij
behorende perrons, trappen, tunnels en liften».
K
Artikel 78, onderdeel b, komt te luiden:
b. in strijd heeft gehandeld met de beperkingen waaronder een ontheffing
als bedoeld in de artikelen 61, tweede lid, en 67, eerste lid, is verleend
of met de voorschriften die daaraan zijn verbonden;.
L
Artikel 86 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt «vastgesteld» vervangen door: gesteld.
2. In onderdeel c, wordt «bij en krachtens» vervangen door:
bij of krachtens.
M
In artikel 87, derde lid, vervalt «, eerste en tweede lid, onderdelen
a en b,».
N
In artikel 99 vervalt «dat een vergunning heeft verleend, ».
O
In artikel 113 wordt «artikel 5» vervangen door: artikel 4.
ARTIKEL II
De Wet op de economische delicten wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1, onderdeel 4°, wordt in de zinsnede met betrekking tot
de Wet personenvervoer 2000 «artikel 30, derde lid» vervangen
door: artikel 30, vierde lid.
ARTIKEL III
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit
te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan
verschillend kan worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Verkeer en Waterstaat,