28 973 Toekomst veehouderij

35 334 Problematiek rondom stikstof en PFAS

Nr. 248 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Ter griffie van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 24 november 2021.

De wens om over de voorgenomen voordracht voor de vast te stellen ministeriële regeling nadere inlichtingen te ontvangen kan door of namens de Kamer of door ten minste dertig leden van de Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 24 december 2021.

De voordracht voor de vast te stellen ministeriële regeling kan niet eerder worden gedaan dan op 25 december 2021 dan wel binnen veertien dagen na het verstrekken van de in de vorige volzin bedoelde inlichtingen.

Bij de termijnen is rekening gehouden met de recesperiode van de Tweede Kamer.

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 november 2021

Hierbij bied ik uw Kamer de ontwerp-Regeling provinciale aankoop veehouderijen nabij natuurgebieden (Rpav) aan, beter bekend als (de eerste tranche van de) «Maatregel gerichte opkoop»1. Ik leg uw Kamer dit ontwerp voor in het kader van de voorhangprocedure van artikel 4.10, zesde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 (Cw).

Deze ontwerpregeling is bedoeld ter vervanging van de Rpav zoals zij gold tot 1 november 2021. Eerder heb ik uw Kamer geïnformeerd over mijn voornemen om het subsidieplafond voor de Rpav te verhogen met € 133,4 miljoen resterend budget van de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen.2 De afgelopen maanden is daarnaast in overleg met provincies gewerkt aan enkele wijzigingen om de effectiviteit van de Rpav te vergroten:

  • 1. verruiming van de subsidiabele kosten via aanpassing van de definitie van «landbouwgrond», waarmee opkoop van grond onder en rond de bedrijfsgebouwen (zoals stallen) mogelijk wordt gemaakt;

  • 2. verhoging van de plafondwaarde voor veehouderijen zonder productierecht van € 125.000 per mol stikstofdepositie per hectare per jaar naar € 250.000 per mol stikstofdepositie per hectare per jaar;

  • 3. verlenging van de eindtermijn waarbinnen de koopovereenkomsten moeten zijn afgesloten met vier maanden, tot en met 4 september 2022.

Met deze wijzigingen worden naar verwachting meer opkopen gerealiseerd en kunnen de aan provincies beschikbaar gestelde budgetten meer worden benut dan zonder deze wijzigingen het geval zou zijn geweest. Daarmee komt door de vermindering van de stikstofdepositie meer stikstofruimte beschikbaar die onder bepaalde voorwaarden via het zogenoemde stikstofregistratiesysteem, toe te delen is aan tracébesluiten of woningbouwprojecten en aan de legalisatie van in het kader van het PAS gemelde en meldingsvrije activiteiten.

Om deze wijzigingen te kunnen doorvoeren moet de eerdere Rpav, die op grond van de daarin opgenomen horizonbepaling (artikel 13 oud) op 1 november 2021 is vervallen, opnieuw worden vastgesteld. Op grond van diezelfde bepaling blijft de eerdere Rpav overigens tot die tijd van toepassing op de al ingediende provinciale aanvragen.

De voorhangperiode duurt in beginsel 30 dagen. Recesdagen worden daarbij in beginsel niet meegeteld, zo volgt uit de memorie van toelichting bij artikel 4.10 Cw. Die toelichting wijst er echter ook op dat een minister de Kamer kan laten weten dat uitstel van het vaststellen van de regeling niet in het belang van de Staat is en de Kamer dan kan verzoeken om binnen 30 dagen inclusief recesdagen uitsluitsel te geven over haar standpunten.3 Het snel beschikbaar kunnen stellen van de aanvullende middelen aan provincies en het doorvoeren van de wijzigingen is van belang om beweging te houden in de provinciale gebiedsprocessen – die volgens de provincies in belangrijke mate afhankelijk zijn van de wijzigingen die met dit voorstel kunnen worden doorgevoerd – en daarmee het op korte termijn kunnen realiseren van koopovereenkomsten met geïnteresseerde veehouders. Zoals hiervoor aangegeven is het onder meer voor het legalisatieprogramma van belang dat de met de opkoop samenhangende stikstofopbrengsten snel kunnen worden gerealiseerd. Gezien deze belangen ben ik van mening dat uitstel van het vaststellen van de regeling niet in het belang van de Staat is en verzoek ik uw Kamer om mij uiterlijk op 24 december 2021 uitsluitsel te geven over haar standpunten. Ik zal bijgaande regeling niet eerder vaststellen dan op 25 december 2021.

Kader «Beleidskeuzes uitgelegd»

Met ingang van 1 november 2021 worden voorstellen met significante financiële gevolgen (€ 20 miljoen of meer in enig jaar) voorzien van een kader «beleidskeuzes uitgelegd». Over deze werkwijze is de Kamer geïnformeerd via (Kamerstuk 31 865, nr. 198). Dit betreft een onderbouwing van de doeltreffendheid, doelmatigheid en evaluatie op basis van artikel 3.1 Cw. In het vervolg van deze brief treft uw Kamer hier een omschrijving van aan wat betrekking heeft op het hiervoor omschreven beleid. Deze omschrijving is aanvullend op de eerder aan uw Kamer aangeboden artikel 3.1 Cw-bijlage behorende bij het beleidsvoorstel «Gerichte opkoop van veehouderijlocaties met hoge stikstofdepositie nabij stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden», verzonden als bijlage bij de kabinetsreactie op het eindadvies «Niet alles kan overal» van het Adviescollege Stikstofproblematiek4 en mijn brief aan uw Kamer van 4 februari 20215 met mijn reactie op de wetenschappelijke toets6 op deze Cw-bijlage die prof. dr. Hens Runhaar en dr. ir. Wim de Haas op verzoek van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben uitgevoerd.

Onderdeel

Toelichting

Nagestreefde doelen

Deze ontwerpregeling is bedoeld ter vervanging van de Rpav zoals zij gold tot 1 november 2021. Doel van de verhoging van het subsidieplafond van de Rpav met € 133,4 mln. en het doorvoeren van enkele inhoudelijke wijzigingen is het (verder) willen verminderen van de stikstofdepositie in stikstofgevoelige en overbelaste Natura 2000-gebieden via enerzijds het opkopen van meer veehouderijen met extra budget en anderzijds het beter benutten van de eerder aan provincies beschikbaar gestelde middelen.

Ingezette Beleids(instrumenten)

Het beleidsinstrument betreft een vergelijkbare specifieke uitkering (SPUK) aan provincies als waar eerder voor is gekozen bij de Rpav zoals zij gold tot 1 november 2021.

Met de nieuwe vaststelling en wijziging van de regeling wordt naast de verhoging van het subsidieplafond met € 133,3 mln. de eindtermijn verlengd waarbinnen de koopovereenkomsten moeten zijn afgesloten met vier maanden (tot en met 4 september 2022), worden de subsidiabele kosten verruimd via aanpassing van de definitie van «landbouwgrond», waarmee opkoop van grond onder en rond de bedrijfsgebouwen zoals stallen mogelijk wordt gemaakt en wordt de plafondwaarde voor veehouderijen zonder productierecht verhoogd van € 125.000 per mol stikstofdepositie per hectare per jaar naar € 250.000 per mol stikstofdepositie per hectare per jaar.

Financiële gevolgen voor het Rijk

De verhoging van het subsidieplafond betreft € 133 mln. Dit is aanvullend op het eerder aan provincies beschikbaar gestelde budget van € 95 mln. in de Rpav zoals zij gold tot 1 november 2021.

Financiële gevolgen voor maatschappelijke sectoren – als van toepassing

Met provincies is afgesproken dat zij met betrekking tot het aanvullende budget de proceskosten voor hun rekening nemen, alsmede eventueel overige niet-subsidiabele kosten die provincies op eigen initiatief maken om met veehouders tot koopovereenkomsten te komen.

Nagestreefde doeltreffendheid

Met de voorgestelde wijzigingen wordt de doeltreffendheid van de Rpav vergroot. Uit informatie van provincies over de uitvoering van de 1e tranche blijkt dat de definitie van landbouwgrond en de hoogte van de plafondwaarde in de oorspronkelijke regeling belemmerende factoren zijn om tot aankopen te kunnen komen. Zonder deze wijzigingen is de kans groot dat de eerder aan provincies beschikbaar gestelde budgetten slechts ten dele kunnen worden benut.

Nagestreefde doelmatigheid

Met de nieuwe vaststelling en wijziging van de regeling wordt de plafondwaarde voor bedrijven zónder productierecht verhoogd. Hiermee neemt in theorie de doelmatigheid van deze aankopen in vergelijking met de eerdere Rpav af, maar in de praktijk toe: zonder verhoging zouden er naar verwachting van provincies weinig of geen aankopen worden gerealiseerd. Ook met de verhoging van de plafondwaarde naar € 250.000 per mol stikstof per hectare per jaar blijft de doelmatigheid van aankopen van veehouderijen zonder productierecht groter dan voor bedrijven mét productierecht waarvoor een hogere plafondwaarde geldt.

Evaluatieparagraaf (of en hoe)

De voorgestelde nieuwe vaststelling en wijziging van de Rpav heeft behoudens het verlengen van de termijn waarbinnen de aankopen moeten worden gerealiseerd geen gevolgen voor de eerder in de regeling opgenomen activiteiten betreffende monitoring, evaluatie en rapportage.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Zie Kamerstukken 28 973 en 35 334, nr. 244, p. 7.

X Noot
3

Kamerstuk 34 426, nr. 3, p. 98.

X Noot
4

Kamerstuk 35 334, nr. 133.

X Noot
5

Kamerstuk 35 334, nr. 135.

X Noot
6

2020D50344.

Naar boven