28 968
Regeling van de inwerkingtreding van het Legkippenbesluit 2003

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 10 oktober 2003

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, brengt als volgt verslag uit van haar bevindingen. Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen afdoende beantwoordt, acht de commissie de schriftelijke behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid

Algemeen

De leden van de CDA-fractie nemen met belangstelling kennis van het voorliggende wetsvoorstel. Het Hoofdlijnenakkoord bepaalt dat «Nederland geen nieuw beleid zal introduceren dat stringenter is dan Europese normen voorschrijven». De normstelling voor de huisvesting van legkippen kan verder niet als een specifiek Nederlands probleem worden gezien wat een specifiek Nederlandse oplossing zou vergen. Overigens is niet alleen een gelijke normstelling voor de concurrentieverhoudingen van groot belang maar ook dezelfde interpretatie. Hoe kijkt de regering aan tegen het feit dat in sommige landen dezelfde normen anders geïnterpreteerd en gehandhaafd worden waardoor het gelijke Europese speelveld toch weer verder weg komt te liggen?

Deze wet en het legkippenbesluit is het resultaat van een buitengewoon langdurig proces wat het gevolg is van een sterke, bij vlagen emotionele, betrokkenheid. Daarnaast kenmerkt deze aard van wet- en regelgeving zich door een enorme technische gedetailleerdheid, zo menen de leden van de fractie van het CDA.

De leden van de fractie van de PvdA zijn zeer teleurgesteld dat in het Legkippenbesluit 2003 opnieuw de mogelijkheid is opgenomen om het gebruik van verrijkte kooien als alternatief voor de legbatterij te laten bestaan. Het opnemen van de verrijkte kooi als alternatief voor de legbatterij is een grote achteruitgang van ons vooruitstrevende beleid, dat juist van de legbatterij af wilde. Het geeft wederom aan dat het huidige kabinet de positie van Nederland als koploper in Europa neerlegt en achteraan de rij aansluit. Nederlanders zullen zich schamen dat hun land niet langer een vooruitstrevend voorbeeld op het gebied van dierenwelzijn wil zijn.

Legbatterijen voldoen niet aan de balans van gezondheid, dierenwelzijn en milieu en moeten worden afgeschaft. Dit geldt echter ook voor de aangepaste of verrijkte kooi. De leden van de PvdA-fractie vrezen dat de verrijkte kooi slechts een manier is om de legbatterij binnen iets strengere bepalingen ten aanzien van dierenwelzijn te kunnen handhaven. In praktijk zal de verrijkte kooi echter weinig toevoegen aan het welzijn van de leghen. Door het ontbreken van concrete normen ten aanzien van strooisel, ruimte en zitstok, zullen de verrijkte kooien weinig verbetering genereren. Hierdoor zal de verrijkte kooi slechts een schijnverbetering zijn, die weinig toevoegt aan de mogelijkheid voor leghennen om hun natuurlijke, soorteigen gedrag in de kooi te kunnen uitvoeren. Derhalve vinden de leden van de fractie van de PvdA dat ook de verrijkte kooi onacceptabel is en uit de Wet Legkippenbesluit moet worden weggenomen. Bovendien twijfelen de leden van de PvdA-fractie aan de wenselijkheid van de verrijkte kooi binnen de sector zelf. In praktijk blijkt er namelijk zeer weinig belangstelling voor de verrijkte kooi te zijn. Pluimveehouders zien wel in dat de verrijkte kooi geen lang leven beschoren zal zijn. De legbatterij heeft een deadline gekregen. Het is te voorzien dat op korte dan wel lange termijn hetzelfde zal volgen voor de verrijkte kooi, die immers de opvolger van de legbatterij is. Daarom pleiten de leden van de PvdA-fractie ervoor om direct de overstap te maken van legbatterijkippen naar volière-, scharrelen vrije uitloopkippen. Dit sluit bovendien beter aan bij de vraag van zowel de producent als de consument. Het gebruik van de verrijkte kooi past volgens de leden van de PvdA-fractie om vier redenen niet bij de recente ontwikkelingen ten aanzien van pluimveehouderij.

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel met betrekking tot de Wet inwerkingtreding Legkippenbesluit 2003. De leden van de VVD-fractie zijn verheugd, dat dit besluit aansluit bij de Europese richtlijn en dus voorziet in de mogelijkheid van toepassing van de verrijkte kooi. Dit zorgt immers voor een eerlijke concurrentiepositie van de Nederlandse pluimvee- en eier-industrie binnen de Europese Unie.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennis genomen van het wetsvoorstel voor de inwerkingtreding van het Legkippenbesluit. De leden betreuren het dat ervoor wordt gekozen om het Legkippenbesluit, zoals eerder door de regering voorgesteld in 2001, aan te passen en de normen voor dierenwelzijn te verlagen. Er dient opgemerkt te worden dat Nederland hiermee in de staartgroep zit van Europa wat betreft deze dierenwelzijnwetgeving: de Europese afspraken zijn immers door de meeste landen al geïmplementeerd; zoals vastgelegd had dat moeten gebeuren voor 1 januari 2003. Ook zijn er lidstaten die er in tegenstelling tot Nederland wel voor hebben gekozen om ook de aangepaste kooi te verbieden.

De leden van de fractie van GroenLinks vinden het hoogst opmerkelijk dat de regering op dit moment met een aanpassing van de huisvestingsregels voor pluimvee komt, terwijl de toekomst van de (pluimvee-)houderij, mede op initiatief van de regering, ter discussie staat. Daarnaast gaat de regering voorbij aan een belangrijke ontwikkeling in het consumentengedrag in Nederland, waarbij kooi-eieren nauwelijks nog in trek zijn. Tenslotte negeert de regering het advies van de stuurgroep Alders, waarbij kooihuisvesting in verrijkte kooien werd afgewezen.

Welzijnssituatie legkippen

De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat de verrijkte kooi onvoldoende verbetering van het dierenwelzijn biedt ten opzichte van de legbatterij. Dieren moeten zoveel mogelijk ruimte hebben voor soorteigen gedrag, zoals het nemen van een zandbad, rondlopen en op stok gaan. De aangepaste kooi is slechts een schijnverbetering ten opzichte van de legbatterij omdat het uitvoeren van natuurlijk gedrag in de aangepaste kooi onmogelijk is. Bij gebrek aan voorzieningen om soorteigen gedrag uit te voeren zullen de dieren abnormaal gedrag gaan vertonen of deze op hun soortgenoten uitoefenen. Bovendien zorgt de kooihuisvesting voor vergelijkbare gezondheidsproblemen als de legbatterij, zoals beenderverweking en botbreuken, omdat het Legkippenbesluit geen concrete normen stelt ten aanzien van de leefruimte, zal de zitstok in praktijk onvoldoende ruimte bieden, zo menen de leden van de fractie van de PvdA. Artikel 4 lid 4 en artikel 5 van het Legkippenbesluit 2003 druisen in tegen de minimale voorwaarden van dierenwelzijn. De leden van de PvdA-fractie verzoeken de regering daarom dringend deze artikelen te schrappen, waarna het besluit in werking kan treden.

Volgens de leden van de fractie van de PvdA zal de verrijkte kooi op veel verzet uit de maatschappij stuiten. De moderne consument wil steeds meer producten die op een diervriendelijke wijze geproduceerd worden. Steeds meer mensen kopen uitsluitend of vrijwel altijd scharreleieren. De vraag naar scharreleieren zal nog verder stijgen nu vrijwel alle Nederlandse supermarkten hebben aangegeven dat zij vanaf 2004 geen legbatterijeieren meer zullen verkopen. De leden van de fractie van de PvdA menen dat Nederlanders zullen zich schamen dat hun kabinet de zo vooruitstrevende positie in Europa als koploper op het gebied van dierenwelzijn wil opgeven door het gebruik van de verrijkte kooi als alternatief voor de legbatterij mogelijk te maken. Kortom, de verrijkte kooi past volgens de leden van de PvdA-fractie niet in deze ontwikkeling en zal derhalve een onzekere toekomst hebben.

De leden van de fractie van GroenLinks delen de analyse van de regering, dat huisvesting van leghennen in kooien ernstige welzijnsproblemen veroorzaakt. De welzijnsproblemen die worden genoemd in de nota van toelichting bij het besluit treden helaas veelvuldig op bij leghennen. De leden vragen zich daarom af waarom er doelbewust voor wordt gekozen om nog een decennium lang huisvesting in kooien toe te staan? Dit betekent dat tot het verbod op de kooihuisvesting nog zeker meer dan 100 miljoen leghennen te maken zullen krijgen met een hoog risico op groeideformaties, botproblemen, gedragsstoornissen en verhoogde sterftekans. Kan de regering aangeven waarom zij accepteert dat nog zo vele hennen onder deze omstandigheden gehouden zullen worden? De leden van de fractie van GroenLinks vinden de aangepaste kooi slechts een schijnoplossing voor deze majeure welzijnsproblemen. Zo wordt er geen afdoende oplossing geboden voor het gebrek aan strooisel in de niet-aangepaste kooien. Zoals ook eerder bleek uit onderzoek van het Wetenschappelijk Veterinair Comité is het kunnen beschikken over een afdoende hoeveelheid strooisel essentieel voor het welzijn van hennen. Dit strooisel is een absolute voorwaarde om een soorteigen gedrag uit te kunnen oefenen. In het besluit worden onvoldoende voorwaarden gesteld aan de aanwezigheid van strooisel. Waarom is er geen norm opgenomen voor de hoeveelheid strooisel of voor de oppervlakte die met strooisel bedekt dient te zijn? Hoe kan voorkomen worden dat het strooisel door krabben uit de kooi verdwijnt? Kortom, hoe kan zeker gesteld worden dat er voldoende strooisel aanwezig is om het soorteigen gedrag te vertonen, vragen de leden van de fractie van GroenLinks.

De regering spreekt in de nota van toelichting van welzijnsproblemen ten gevolg van te weinig ruimte. Volgens de EC zou 592 cm2 per kip de minimumruimte zijn. De regering zet dit om in een voorschrift van 600 cm2. Kan de regering garanderen, dat met deze minimumruimte de beschreven welzijnsproblemen niet meer optreden? Zo ja, waarop baseert zij zich dan? Hoe denkt de regering dit te rijmen met de conclusie van het Wetenschappelijk Veterinair Comité dat ook in verrijkte kooien leghennen meer kans hebben op problemen met zwakke botten, tijdens het verblijf in de kooi en meer kans op botbreuken, tijdens verwijdering uit de kooi? De leden van de fractie van GroenLinks stellen ook grote vraagtekens bij de welzijnsvoordelen van de aangepaste kooi als het gaat om de zitstok. Zoals het besluit nu is opgesteld, is er geen enkele garantie dat de stok ook daadwerkelijk gebruikt kan worden, omdat de minimale vrije ruimte om de stok niet is vastgelegd.

Gevolgen voor het bedrijfsleven

De verrijkte kooi is volgens de leden van de fractie van de PvdA niet in overeenstemming met de ontwikkelingen in de pluimveesector zelf. De verrijkte kooi is geen bedrijfseconomisch alternatief voor de legbatterij. De investering van legbatterij naar verrijkte kooi kan namelijk niet worden gecompenseerd door een betere positionering in de ogen van de consument, omdat deze eieren vanaf 2004 onder hetzelfde etiket zullen vallen als de legbatterijeieren. In de ogen van de consument, die steeds meer let op dierenwelzijn, zal er dus niets veranderen. Daarnaast biedt de verrijkte kooi geen mogelijkheid om te concurreren met de goedkope bulkproductie in het buitenland. Zoals de leden van de PvdA-fractie reeds vaker hebben aangedragen in het debat over intensieve veehouderij, pleiten zij voor verbetering van de internationale concurrentiepositie door kwaliteitsproductie in plaats van kwantiteitsproductie. Door te gaan concurreren op kwaliteit, door middel van scharreleieren, kan de Nederlandse pluimveesector bovendien inspelen op de maatschappelijke behoefte aan dierenwelzijn. De kern is dat er door behoorlijke randvoorwaarden een balans ontstaat tussen dierenwelzijn, kwaliteit en milieu enerzijds en economische rendabiliteit anderzijds. De leden van de fractie van de PvdA menen dat deze combinatie absoluut mogelijk is, zeker wanneer de sector overstapt van prijsconcurrentie op kwaliteitsproductie. Tenslotte is in Nederland ondertussen slechts een beperkt aantal pluimveehouders overgestapt op de verrijkte kooi, zodat de sociale problemen van het afschaffen van de verrijkte kooi voor de sector beperkt blijven. Voor de reeds omgeschakelde bedrijven kan een afbouwregeling worden getroffen.

Volgens de leden van de fractie van de PvdA past de verrijkte kooi niet in de ontwikkelingen die zich naar aanleiding van de vogelpest zullen voordoen. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft aangekondigd opnieuw naar de inrichting van de intensieve veehouderij te willen kijken. De leden van de fractie van de PvdA zijn voorstander van een nieuwe aanpak van de intensieve veehouderij. Met veel aandacht voor kwaliteit, dierenwelzijn, milieu en voedselveiligheid. Dat zijn de elementen die ontzettend sterk leven in zowel politiek als maatschappij en die de Nederlandse veehouderij een nieuwe concurrentiepositie kunnen verschaffen. De verrijkte kooi is echter een oplossing die daar geenszins in past. Noch op het gebied van kwaliteit, noch op het gebied van dierenwelzijn. Het biedt volgens de leden van de fractie van de PvdA in feite niet de sprong voorwaarts die de regering bepleit. Bedrijven zien dat ook zeker in en het feit dat er weinig animo voor de verrijkte kooi is moet toch een helder signaal zijn dat de verrijkte kooi geen oplossing biedt.

De leden van de fractie van de VVD vinden het goed dat het afschaffen van de legbatterij in 2012 op Europees niveau is geregeld. Zij zijn benieuwd naar de inzet van de verschillende landen bij de evaluatie in 2005. De leden van de VVD-fractie verzoeken de regering zich in Europa in te zetten voor het daadwerkelijk afschaffen van de legbatterij in 2012. Het mag in 2012 niet zo zijn dat sommige lidstaten hun zaak voor elkaar hebben en de legbatterijen op tijd hebben verbannen en dat andere lidstaten uiteindelijk extra jaren uitstel krijgen en vals concurrentievoordeel, omdat zij niet op tijd actie hebben ondernomen. Een voorbeeld dat op het moment speelt is het uitblijven van groepshuisvesting in de kalverhouderij in Italië. De Europese regelgeving schrijft voor dat de groepshuisvesting begin volgend jaar rond moet zijn. Italië heeft nu om uitstel gevraagd, terwijl zij al jaren weet dat zij volgend jaar aan bepaalde eisen moet voldoen. De leden van de fractie van de VVD zijn van mening dat dit niet kan, Italië houdt zich immers niet aan de regels en krijgt een vals concurrentievoordeel.

Ook vragen de leden van de fractie van de VVD de regering, in het kader van gelijke concurrentie, binnen Europa aandacht te vragen voor een gelijke interpretatie van de wetgeving over de verrijkte kooi in alle lidstaten. Het kan wat de leden van de fractie van de VVD betreft niet mogelijk zijn dat sommige lidstaten kleine technische aanpassingen doen aan de huidige legbatterijen, zodat die vervolgens door gaan voor verrijkte kooi, terwijl andere lidstaten volgens hun interpretatie van de richtlijn compleet nieuwe inrichtingen dienen te bouwen. Zo zou er in het Verenigd Koninkrijk sprake zijn van het aanbrengen van bolle, gebogen deuren in de huidige legbatterij, zodat er ter hoogte van de kop meer ruimte ontstaat. Het vloeroppervlak neemt daar echter niet toe. De leden van de fractie van de VVD vragen hierover een uitspraak van de regering.

De leden van de fractie van GroenLinks op merken op dat het een conservatieve, innovatiebelemmerende maatregel is om oude houderijsystemen te handhaven. Immers, wanneer kooihuisvesting verboden zou zijn, ook de aangepaste kooi, dan zou er een innovatieve ontwikkeling op gang komen waarbij de ontwikkeling van nieuwe, meer diervriendelijke stalsystemen gestimuleerd zou worden. De leden van de fractie van GroenLinks merken op dat de situatie in de pluimveesector sterk veranderd is sinds de uitbraak van de vogelpest in Nederland. Is het niet zo, vragen de leden van de GroenLinksfractie, dat als gevolg van de vogelpest, de plaats van de Nederlandse pluimveesector, en zeker ook de eiersector, in de internationale markt aanzienlijk is veranderd? Immers, door de maandenlange exportstop heeft de Nederlandse sector een belangrijk deel van de markt definitief verloren aan buitenlandse producenten, zoals die uit Brazilië en Thailand. Kan de regering aangeven op welke manier dit de economische argumentatie van de regering om te kiezen voor het verdedigen van de Nederlandse positie op de internationale bulkmarkt, heeft veranderd? Is het niet zo dat het nu juist voor de Nederlandse sector beter zou zijn om zich te richten op de markt met toegevoegde waarde, zoals de markt voor alternatieve eieren? De leden van de fractie van GroenLinks vragen zich af waarom de regering er in het licht van deze ontwikkelingen voor kiest om nu een situatie te bekrachtigen die zijn beste tijd gehad heeft.

In de afgelopen anderhalf jaar is de binnenlandse markt voor consumptie-eieren spectaculair veranderd volgens de leden van de fractie van GroenLinks. Alle supermarkten hebben schriftelijk aan de Stichting Wakker Dier aangegeven uiterlijk in 2004 te stoppen met de verkoop van tafeleieren uit kooisystemen. De retailsector vindt kooisystemen niet meer acceptabel en hiermee zal een belangrijke afzetmarkt voor Nederlandse kooi-eieren verdwijnen. Ook op steeds meer producten als koekjes en mayonaise is te zien dat scharreleieren worden verwerkt. Groothandels als Makro, Lucas Klamer en Sligro stoppen met het kooi-ei. Ook in Duitsland, de belangrijkste afzetmarkt voor de Nederlandse pluimvee-industrie, zal bijvoorbeeld de Aldi vanaf 2006 geen kooi-eieren meer verkopen. Waarom kiest de regering er dan voor om juist een huisvestingssysteem dat een krimpende markt bedient, mogelijk te maken, vragen de leden van de fractie van GroenLinks.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen of de regering aan kan geven hoeveel bedrijven op dit moment gebruik maken van de verrijkte kooi? Hoeveel bedrijven hebben interesse getoond in het toepassen van de verrijkte kooisystemen? Is het waar dat het onderzoek naar de ontwikkeling van verrijkte kooien op voormalig Spelderholt inmiddels is stopgezet?

De leden van de fractie van GroenLinks vragen zich voorts af waarom een verrijkte kooi bedrijfseconomisch gezien interessant is. Immers, de verhoogde kostprijs ten opzichte van de gangbare, niet aangepaste kooi, van 1,2 naar 1,4 cent lijkt niet gecompenseerd te worden door een betere positionering in de ogen van de consument. Immers, de eieren van verrijkte kooisystemen blijven dezelfde labels houden als eieren uit niet-aangepaste kooisystemen. De eieren uit de aangepaste kooisystemen zullen dus naar verwachting niet kunnen concurreren met de batterijeieren uit Nederland en uit landen waar de kostprijs aanzienlijk lager ligt.

De leden van Groenlinks merken op dat Duitsland de belangrijkste afzetmarkt voor Nederlandse eieren is, te weten 67 procent van de tafeleieren en 55 procent van de eierproducten. Is het niet zo dat de verwachting is dat op de Duitse markt de vraag naar scharreleieren sneller zal stijgen dan het aanbod? Liggen hier juist geen kansen voor de Nederlandse producenten, zo vragen de leden van de fractie van GroenLinks.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen zich derhalve af waarom de regering het Legkippenbesluit aanpast ten gunste van een huisvestingssysteem zonder een heldere economische argumentatie.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen of de regering ermee bekend is dat Finland een omschakelsubsidie voor boeren instelt van batterij- naar scharrelstallen. Is de regering bereid dergelijk flankerend beleid in te stellen?

Mede als gevolg van de verslechterde positie van de Nederlandse producenten zullen nog steeds grote hoeveelheden eieren uit batterijen van buiten de EU verhandeld worden, menen de leden van de fractie van GroenLinks. Welke mogelijkheden ziet de regering om gelijktijdig met inwerkingtreding van de wet een flankerend beleid te voeren dat gericht is op het vergroten van het marktaandeel van eieren uit alternatieve systemen? Ziet de regering mogelijkheden om een convenant af te sluiten met supermarkten, om de verkoop van scharrel of volière-eieren te bevorderen? Ziet de regering mogelijkheden om afspraken te maken met de verwerkende industrie en grootverbruikers uit de horeca om een bepaald aandeel scharrel/volière-eieren af te nemen? Welke mogelijkheden ziet de regering voor een communicatietraject, deels of geheel door de overheid, om consumenten te wijzen op de productieomstandigheden en voedselveiligheid van de eieren uit de verschillende systemen? Welke mogelijkheden ziet de regering om ervoor te zorgen dat er een eenduidig systeem van keurmerken komt? Hoe wil de regering voorkomen dat door middel van keurmerken en verpakkingen onterechte claims ten aanzien van dierenwelzijn gedaan worden?

De leden van de fractie van GroenLinks vragen of de regering aan kan geven hoe de veronderstelde welzijnswinst en de veronderstelde bedrijfseconomische voordelen van de aangepaste kooi zich verhouden tot de grote administratieve lasten die de wetgeving met zich meebrengt? Immers, handhaving en controle van de aanvullende regels voor verrijkte kooien zullen een forse inspanning vergen van ondernemer en overheid? Zijn deze inspanningen het waard? Zal er door deze inspanningen nog wel behoefte bestaan bij ondernemers om te investeren in aangepaste kooien, gezien de extra administratieve lasten die het met zich meebrengt?

Overig

Volgens de leden van de fractie van het CDA zijn er door het Productschap voor Vee, Vlees en Eieren begin dit jaar verordeningen voor de huisvestingseisen van vleeskuikenouderdieren en van vleeskalkoenen opgesteld. Deze verordeningen zijn gestoeld op een politiek maatschappelijk akkoord tussen de pluimveesector en de Dierenbescherming. De leden van de CDA-fractie vragen aan de regering of een vergelijkbare aanpak ten principale de basis kan zijn voor het maken van geaccepteerde regelgeving met een hoog draagvlak. In toekomstige wetgeving zou in dat geval de verordenende bevoegdheid voor het strikt implementeren van Europese welzijnseisen gedelegeerd kunnen worden naar het Productschap. Deze verordeningen vereisen in onze ogen dan nog de goedkeuring van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Deze aanpak borgt volgens de leden van de CDA-fractie parlementaire controle, maar voorkomt dat het parlement met de minister in overleg moet over het nagelgarnituur bij kippen of de wijze van meten van de neuslengte bij de hangende trog bij varkens.

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering in te gaan op hun argumenten en aan te geven in hoeverre zij deze wel of niet deelt en waarom. Daarnaast vragen deze leden zich af waarom de Nederlandse regering niet langer voorloper wil zijn op het gebied van dierenwelzijn in de (pluimvee)sector. Kan de regering onderbouwen waarom zij de verrijkte kooi nu wel in de wetgeving wil opnemen, terwijl hiervan eerder geen sprake zou zijn? Wanneer de regering zich hierbij beroept op argumenten van economische aard, vragen de leden van de fractie van de PvdA de regering aan te geven hoe andere lidstaten zich hierin opstellen; in hoeverre stellen andere lidstaten zich nu of nog steeds op als voorloper? En in hoeverre zeggen nu ook andere lidstaten dat zij zich tot de minimum eisen van Europese wetgeving zullen beperken? De regering heeft de mond vol van eigen verantwoordelijkheid van de consument en bedrijfsleven in het consumeren en verkopen van diervriendelijke producten, menen de leden van de fractie van de PvdA. Als de consument door zijn koopgedrag aangeeft steeds meer scharreleieren te willen kopen en supermarkten binnenkort geen batterijeieren meer zullen verkopen, hoe is de regering dan tot het besluit gekomen om ondanks deze vooruitstrevende ontwikkelingen de verrijkte kooi als nieuw element in het Legkippenbesluit op te nemen in plaats van de eigen verantwoordelijkheid van consument en bedrijfsleven te ondersteunen door het gebruik van legbatterijen en verrijkte kooien te ontmoedigen en te verbieden en het gebruik van alternatieve productiewijzen te stimuleren?

Afrondend stellen de leden van de fractie van GroenLinks dat zijn van mening zijn, dat Nederland zich dient te richten op een diervriendelijke Nederlandse landbouw, welke op de wereldmarkt een goede positie heeft, omdat een Nederlands product garant moet staan voor een duurzaam en diervriendelijk product. Aan dit imago kan de Nederlandse landbouw op de wereldmarkt concurrentievoordeel hebben en een goede positie verkrijgen. Hierbij horen volgens de leden van de fractie van GroenLinks geen dieronvriendelijke huisvestingssystemen als kooien, al dan niet verrijkt, die dit potentiële Nederlandse imago bezoedelen.

De Voorzitter van de commissie,

Atsma

De adjunct-griffier van de commissie,

Van der Sman


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Cornielje (VVD), Mosterd (CDA), Buijs (CDA), Van Beek (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), Atsma (CDA), voorzitter, Oplaat (VVD), Geluk (VVD), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Verbeet (PvdA), Van den Brink (LPF), Vergeer-Mudde (SP), Van den Brand (GL), Herben (LPF), Tichelaar (PvdA), Van Loon-Koomen (CDA), Ormel (CDA), Duyvendak (GL), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Boelhouwer (PvdA), Douma (PvdA), Verdaas (PvdA) en Kruijsen (PvdA).

Plv. leden: Slob (CU), Örgü (VVD), Vacature (CDA), Spies (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Hofstra (VVD), Van Miltenburg (VVD), Samsom (PvdA), De Krom (VVD), Duivesteijn (PvdA), Eerdmans (LPF), Lazrak (SP), Vos (GL), Van As (LPF), Van Heteren (PvdA), Jager (CDA), Van Lith (CDA), Van Gent (GL), Van Bochove (CDA), Van der Laan (D66), Gerkens (SP), Timmer (PvdA), Depla (PvdA), Fierens (PvdA) en Dubbelboer (PvdA).

Naar boven