28 967
Wijziging van de Landinrichtingswet en enige andere inrichtingswetten (positie van de Centrale Landinrichtingscommissie)

nr. 13
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN SCHREIJER-PIERIK EN SNIJDER-HAZELHOFF TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 9

Ontvangen 1 december 2003

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

Na artikel VI worden drie artikelen toegevoegd, luidende:

Artikel VIa

1. Een belanghebbende kan uiterlijk tot de laatste dag van de vierde maand, volgend op de maand waarin de in artikel VII, eerste lid, bedoelde dag valt, de landinrichtingscommissie verzoeken een register van schattingsuitkomsten als bedoeld in artikel 167 van de Landinrichtingswet te herzien, indien hij ten overstaan van de landinrichtingscommissie aannemelijk kan maken dat hij onevenredig nadeel heeft ondervonden van de omstandigheid dat het stelsel van classificatie dat aan bedoeld register ten grondslag heeft gelegen in de periode gelegen na 28 juni 1996 in mandaat door de secretaris van de centrale landinrichtingscommissie is vastgesteld.

2. Indien de landinrichtingscommissie die het register van schattingsuitkomsten in eerste aanleg heeft vastgesteld op het tijdstip van het indienen van het verzoek, bedoeld in het eerste lid, op de voet van artikel 232 van de Landinrichtingswet is ontbonden, wordt het verzoek gericht aan gedeputeerde staten. In dat geval stellen gedeputeerde staten overeenkomstig de artikelen 27 en 28 van de Landinrichtingswet opnieuw een landinrichtingscommissie in, waarbij zij zoveel mogelijk de samenstelling van de commissie laten aansluiten op de samenstelling van de eerder ontbonden landinrichtingscommissie. Voor de toepassing van het derde tot en met het vijfde lid wordt onder «landinrichtingscommissie» mede begrepen de op de voet van de eerste volzin opnieuw ingestelde landinrichtingscommissie.

3. Tegen de afwijzing van een verzoek tot herziening van het register van schattingsuitkomsten staat beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

4. Op de herziening van het register van schattingsuitkomsten zijn de artikelen 161 tot en met 188 van de Landinrichtingswet van overeenkomstige toepassing. Voorzover in de procedure, ten aanzien waarvan de herziening van het register van schattingsuitkomsten wordt gevraagd, de lijst der rechthebbenden onherroepelijk is komen vast te staan, vormt deze het uitgangspunt voor de lijst der rechthebbenden, bedoeld in artikel 161 van de Landinrichtingswet.

5. De behandeling van bezwaren door de landinrichtingscommissie, bedoeld in artikel 172 van de Landinrichtingswet, onderscheidenlijk door de rechter-commissaris, bedoeld in artikel 176 van de Landinrichtingswet, onderscheidenlijk door de rechtbank, bedoeld in artikel 180 van de Landinrichtingswet, wordt opgeschort indien de landinrichtingscommissie op een verzoek, bedoeld in het eerste lid, besluit tot herziening van het register van schattingsuitkomsten waarop deze bezwaren betrekking hebben. Afschrift van zodanig besluit wordt daartoe gezonden aan de rechter-commissaris, onderscheidenlijk de rechtbank.

Artikel VIb

1. Een belanghebbende kan uiterlijk tot de laatste dag van de vierde maand, volgend op de maand waarin de in artikel VII, eerste lid, bedoelde dag valt, de landinrichtingscommissie verzoeken een plan van toedeling als bedoeld in artikel 196 van de Landinrichtingswet te herzien, indien hij ten overstaan van de landinrichtingscommissie aannemelijk kan maken dat hij onevenredig nadeel heeft ondervonden van de omstandigheid dat de richtlijnen voor het plan van toedeling die aan dat plan ten grondslag hebben gelegen in de periode gelegen na 28 juni 1996 in mandaat door de secretaris van de centrale landinrichtingscommissie zijn vastgesteld.

2. Indien de landinrichtingscommissie die plan van toedeling in eerste aanleg heeft vastgesteld op het tijdstip van het indienen van het verzoek, bedoeld in het eerste lid, op de voet van artikel 232 van de Landinrichtingswet is ontbonden, wordt het verzoek gericht aan gedeputeerde staten. In dat geval stellen gedeputeerde staten overeenkomstig de artikelen 27 en 28 van de Landinrichtingswet opnieuw een landinrichtingscommissie in, waarbij zij zoveel mogelijk de samenstelling van de commissie laten aansluiten op de samenstelling van de eerder ontbonden landinrichtingscommissie. Voor de toepassing van het derde tot en met het vijfde lid wordt onder «landinrichtingscommissie» mede begrepen de op de voet van de eerste volzin opnieuw ingestelde landinrichtingscommissie.

3. Tegen de afwijzing van een verzoek tot herziening van het plan van toedeling staat beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

4. Op een herziening van het plan van toedeling, welke voortvloeit uit een verzoek als bedoeld in het eerste lid, dan wel die noodzakelijk is geworden in verband met de toepassing van artikel VIa, zijn de artikelen 195 tot en met 204 en de titels 1, 2, 3, 4, 7 en 8 van hoofdstuk VII van de Landinrichtingswet van overeenkomstige toepassing.

5. In gevallen waarin artikel VIa niet is toegepast, en het in het eerste lid bedoelde plan van toedeling nog niet heeft geleid tot inschrijving van een akte als bedoeld in artikel 208 van de Landinrichtingswet, wordt de lijst van rechthebbenden opnieuw vastgesteld met als uitgangspunt de lijst van rechthebbenden die ten grondslag heeft gelegen aan het in het eerste lid bedoelde plan van toedeling, met inachtneming van na vaststelling van die lijst opgetreden mutaties.

6. In gevallen waarin artikel VIa niet is toegepast, en het in het eerste lid bedoelde plan van toedeling heeft geleid tot inschrijving van een akte als bedoeld in artikel 208 van de Landinrichtingswet, wordt de lijst van rechthebbenden opnieuw vastgesteld met als uitgangspunt de bedoelde akte, met inachtneming van na inschrijving daarvan opgetreden mutaties.

7. De behandeling van bezwaren door de landinrichtingscommissie, bedoeld in artikel 200 van de Landinrichtingswet, onderscheidenlijk door de rechter-commissaris, bedoeld in artikel 176 juncto artikel 202,onderdeel c, van de Landinrichtingswet onderscheidenlijk door de rechtbank, bedoeld in de artikelen 178 en 179 junctis artikel 202, onderdeel d, van de Landinrichtingswet, wordt opgeschort indien de landinrichtingscommissie op een verzoek, bedoeld in het eerste lid, besluit tot herziening van het plan van toedeling waarop deze bezwaren betrekking hebben. Afschrift van zodanig besluit wordt daartoe gezonden aan de rechter-commissaris, onderscheidenlijk de rechtbank.

8. Het zevende lid is van overeenkomstige toepassing indien de landinrichtingscommissie besluit tot herziening van een register van schattingsuitkomsten dat ten grondslag ligt aan het in het zevende lid bedoelde plan van toedeling.

Artikel VIc

1. Een belanghebbende kan uiterlijk tot de laatste dag van de vierde maand, volgend op de maand waarin de in artikel VII, eerste lid, bedoelde dag valt, de landinrichtingscommissie verzoeken de lijst der geldelijke regelingen te herzien, indien hij ten overstaan van de landinrichtingscommissie aannemelijk kan maken dat hij onevenredig nadeel heeft ondervonden van de omstandigheid dat een proces-verbaal van aanwijzingen als bedoeld in artikel 210, derde lid, van de Landinrichtingswet, zoals dat luidde tot de datum van inwerkingtreding van dit artikel, dat aan bedoelde lijst ten grondslag heeft gelegen in de periode gelegen na 28 juni 1996 in mandaat door de secretaris van de centrale landinrichtingscommissie is vastgesteld.

2. Indien de landinrichtingscommissie die de lijst der geldelijke regelingen in eerste aanleg heeft vastgesteld op het tijdstip van het indienen van het verzoek, bedoeld in het eerste lid, op de voet van artikel 232 van de Landinrichtingswet is ontbonden, wordt het verzoek gericht aan gedeputeerde staten. In dat geval stellen gedeputeerde staten overeenkomstig de artikelen 27 en 28 van de Landinrichtingswet opnieuw een landinrichtingscommissie in, waarbij zij zoveel mogelijk de samenstelling van de commissie laten aansluiten op de samenstelling van de eerder ontbonden landinrichtingscommissie. Voor de toepassing van het derde tot en met het vijfde lid wordt onder «landinrichtingscommissie» mede begrepen de op de voet van de eerste volzin opnieuw ingestelde landinrichtingscommissie.

3. Tegen de afwijzing van een verzoek tot herziening de lijst der geldelijke regelingen staat beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

4. Op de herziening van de lijst der geldelijke regelingen, welke voortvloeit uit een verzoek als bedoeld in het eerste lid, dan wel die noodzakelijk is geworden in verband met de toepassing van artikel VIa of artikel VIb, zijn de artikelen 210 tot en met 218 van de Landinrichtingswet van overeenkomstige toepassing.

5. De behandeling van bezwaren door de landinrichtingscommissie, bedoeld in artikel 172, juncto artikel 216, onderdeel a, van de Landinrichtingswet, onderscheidenlijk door de rechter-commissaris, bedoeld in artikel 176, juncto artikel 216, onderdeel b, van de Landinrichtingswet, onderscheidenlijk door de rechtbank, bedoeld in de artikelen 178 en 179 junctis artikel 216, onderdeel c, van de Landinrichtingswet alsmede van de cassatie, bedoeld in artikel 217 van de Landinrichtingswet wordt opgeschort indien de landinrichtingscommissie op een verzoek, bedoeld in het eerste lid, besluit tot herziening van de lijst der geldelijke regelingen waarop deze bezwaren onderscheidenlijk deze cassatie betrekking hebben. Afschrift van zodanig besluit wordt daartoe gezonden aan de rechter-commissaris, onderscheidenlijk de rechtbank, onderscheidenlijk de Hoge Raad.

6. Het vijfde lid is van overeenkomstige toepassing indien de landinrichtingscommissie besluit tot herziening van een register van schattingsuitkomsten onderscheidenlijk een plan van toedeling dat ten grondslag ligt aan de in het vijfde lid bedoelde lijst der geldelijke regelingen.

Toelichting

Het amendement strekt er toe een rechtsgang te bieden aan belanghebbenden in de landinrichting die kunnen aantonen dat zij onevenredig benadeeld zijn als gevolg van het bevoegdheidsgebrek van de secretaris CLC. Voor de genoemde categorie belanghebbenden wordt hierdoor een inhoudelijke herziening mogelijk van het register van schattingsuitkomsten, het plan van toedeling, en de lijst der geldelijke regelingen. Het amendement beoogt de rechtsbescherming van genoemde belanghebbenden te versterken. Het amendement kan bijdragen aan het herstel van vertrouwen van genoemde belanghebbenden in de landinrichting.

Schreijer-Pierik

Snijder-Hazelhof

Naar boven