28 967
Wijziging van de Landinrichtingswet en enige andere inrichtingswetten (positie van de Centrale Landinrichtingscommissie)

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging van de Landinrichtingswet en enige andere inrichtingswetten (positie van de Centrale Landinrichtingscommissie).

De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage,

17 juni 2003

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben dat enige wettelijke bevoegdheden van de Centrale Landinrichtingscommissie sinds 1996 in mandaat door de secretaris van die commissie zijn uitgeoefend, dat het desbetreffende mandaatbesluit bij rechterlijke uitspraak onvoldoende is geoordeeld, dat het wenselijk is dat de tot nu toe gevolgde praktijk zo veel als mogelijk kan worden gecontinueerd en dat aan de namens de Commissie genomen besluiten alsnog voldoende rechtsbasis wordt verschaft en het daarom noodzakelijk is de Landinrichtingswet en enige andere inrichtingswetten daartoe te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Landinrichtingswet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 vervalt «centrale commissie: de commissie, bedoeld in artikel 7;».

B

De artikelen 7 en 8 vervallen.

C

In artikel 9, eerste en derde lid, wordt «de centrale commissie» telkens vervangen door: Onze Minister.

D

In artikel 10, vierde lid, wordt «De centrale commissie» vervangen door: Onze Minister.

E

In artikel 18, vierde lid, vervalt «op de voordracht van de centrale commissie».

F

Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel b, wordt «de centrale commissie» vervangen door: Onze Minister.

2. Het vijfde lid vervalt.

G

Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid vervalt.

2. In het tweede lid vervalt de aanduiding «2.» en wordt «De centrale commissie» vervangen door: Onze Minister.

H

In artikel 26, eerste lid, wordt «De centrale commissie» vervangen door «Onze Minister» en wordt «haar» vervangen door: zijn.

I

Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, vervalt «, gehoord de centrale commissie,».

2. In het tweede lid wordt «de centrale commissie» vervangen door «Onze Minister».

J

In de artikelen 28, tweede en vierde lid, vervalt telkens «in overeenstemming met de centrale commissie».

K

In artikel 29 vervalt «, in overeenstemming met de centrale commissie,».

L

In de artikelen 35, tweede lid, en 87, vierde lid, wordt «De centrale commissie» telkens vervangen door «Onze Minister», wordt «haar» telkens vervangen door «Onze Minister» en wordt «zij» telkens vervangen door: Onze Minister.

M

Artikel 38, vijfde lid, vervalt.

N

Artikel 39 vervalt.

O

Artikel 40 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en tweede lid wordt «De centrale commissie» telkens vervangen door: De landinrichtingscommissie.

2. Het vierde lid vervalt.

P

Artikel 43 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «de centrale commissie» vervangen door: de landinrichtingscommissie.

2. In het vijfde lid vervalt «, gehoord de centrale commissie».

3. In het zevende lid vervalt onderdeel a en worden de onderdelen b tot en met d geletterd a tot en met c.

Q

Artikel 47 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid vervalt «de centrale commissie,».

2. In het derde lid wordt «, aan de landinrichtingscommissie en aan de centrale commissie» vervangen door: en aan de landinrichtingscommissie.

R

In artikel 68 lid wordt «de centrale commissie» vervangen door: Onze Minister.

S

Artikel 74, derde lid, komt te luiden:

3. Indien artikel 35, tweede lid, is toegepast worden de aldaar bedoelde voorzieningen slechts in het landinrichtingsplan opgenomen, nadat de aldaar bedoelde instemming is verkregen.

T

Artikel 77, vijfde lid, vervalt.

U

Artikel 78 vervalt.

V

Artikel 79 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «De centrale commissie» vervangen door: De landinrichtingscommissie.

2. Het derde lid vervalt.

W

Aan artikel 81 wordt een nieuw derde lid toegevoegd, luidende:

3. De vaststelling van de hoogte van de door het Rijk te dragen kosten zoals deze in het landinrichtingsplan worden opgenomen, geschiedt in overeenstemming met Onze Minister.

X

Artikel 82 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «de centrale commissie» vervangen door: de landinrichtingscommissie.

2. In het vijfde lid, vervalt «, gehoord de centrale commissie».

3. In het zevende lid vervalt onderdeel a en worden de onderdelen b tot en met d geletterd a tot en met c.

Y

Artikel 84 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt «De centrale commissie» vervangen door: De landinrichtingscommissie.

2. In het vijfde en zesde lid wordt «de centrale commissie» telkens vervangen door: de landinrichtingscommissie.

3. Het zevende lid komt te luiden:

7. In afwijking van het eerste lid kan een landinrichtingsplan waarvoor geen begrenzingenplan als bedoeld in artikel 131 wordt vastgesteld, worden gewijzigd tot het plan van toedeling overeenkomstig artikel 199, eerste lid, ter inzage wordt gelegd.

Z

In artikel 85, eerste lid, wordt «de centrale commissie» vervangen door: Onze Minister.

AA

In artikel 88 wordt «De centrale commissie» vervangen door: De landinrichtingscommissie.

BB

Artikelen 95 vervalt.

CC

In artikel 96 wordt «De centrale commissie» vervangen door: Onze Minister.

DD

Artikel 97 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «De centrale commissie» vervangen door: Onze Minister.

2. In het tweede lid wordt «de centrale commissie» vervangen door «Onze Minister», en wordt «zij haar» vervangen door: hij zijn.

EE

In artikel 99, eerste lid, vervalt «de centrale commissie en».

FF

Artikel 104, vijfde lid, vervalt.

GG

Artikel 105 vervalt.

HH

Artikel 106 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «De centrale commissie» vervangen door: De landinrichtingscommissie.

2. In het derde lid wordt «de centrale commissie» vervangen door «de landinrichtingscommissie» en vervalt «de landinrichtingscommissie en».

II

Aan artikel 108 wordt een nieuw derde lid toegevoegd, luidende:

3. De vaststelling van de hoogte van de door het Rijk te dragen kosten zoals deze in het aanpassingsplan worden opgenomen, geschiedt in overeenstemming met Onze Minister.

JJ

Artikel 109 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «de centrale commissie» vervangen door: de landinrichtingscommissie.

2. In het tweede lid vervalt «, gehoord de centrale commissie,».

KK

Artikel 113 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid vervalt «de centrale commissie,».

2. In het derde lid wordt «, aan de landinrichtingscommissie en aan de centrale commissie» vervangen door: en aan de landinrichtingscommissie.

LL

In artikel 114, derde lid, wordt «De centrale commissie» vervangen door: De landinrichtingscommissie.

MM

In artikel 115, eerste lid, wordt «de centrale commissie» vervangen door: Onze Minister.

NN

In artikel 122, eerste lid, vervalt «, de centrale commissie gehoord,».

OO

In artikel 125, eerste en derde lid, wordt «de centrale commissie» telkens vervangen door: Onze Minister.

PP

In artikel 128, derde lid, wordt «de centrale commissie» vervangen door: Onze Minister.

QQ

Artikel 131 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid vervalt «aan de centrale commissie, die deze zendt».

2. In het derde lid vervalt «de centrale commissie,».

3. In het vierde lid wordt «De centrale commissie» vervangen door: De landinrichtingscommissie.

RR

Artikel 132, vierde lid, komt te luiden:

4. In afwijking van het derde lid kunnen gedeputeerde staten besluiten dat de in dat lid bedoelde rechtsgevolgen ingaan op een nader door hen te bepalen tijdstip, dat voor de onderscheidene wegen met de daartoe behorende kunstwerken verschillend kan zijn.

SS

In artikel 135, tweede en derde lid, wordt «waarop de centrale commissie de werken heeft goedgekeurd» telkens vervangen door: waarop de landinrichtingscommissie aan het openbaar lichaam of de rechtspersoon, bedoeld in artikel 133, eerste lid, heeft verklaard dat de werken zijn voltooid.

TT

In artikel 138, eerste en vijfde lid vervalt telkens «aan de centrale commissie en».

UU

Artikel 146 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «de centrale commissie» vervangen door: Onze Minister.

2. In het vierde lid wordt «de centrale commissie» vervangen door: de landinrichtingscommissie.

VV

In artikel 147, eerste lid, wordt «de centrale commissie» vervangen door: Onze Minister.

WW

Artikel 163 komt te luiden:

Artikel 163

Bij regeling van Onze Minister wordt het stelsel van classificatie vastgesteld.

XX

In de artikelen 174, 175, eerste lid, 176, derde en vijfde lid, 184, 185, tweede lid, 188, 201 en 217 wordt «de centrale commissie» telkens vervangen door: Onze Minister.

YY

Artikel 190 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het tweede lid komt te luiden:

2. De landinrichtingscommissie legt het ontwerp gedurende veertien dagen voor een ieder ter kosteloze inzage op een of meer door haar te bepalen plaatsen.

2. Het derde lid vervalt.

3. Het vierde tot en met zesde lid worden vernummerd tot derde tot en met vijfde lid.

ZZ

Artikel 195, eerste lid, komt te luiden:

1. Bij regeling van Onze Minister worden regels voor het plan van toedeling vastgesteld.

AAA

Artikel 199 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het tweede lid vervalt.

2. Het derde tot en met vijfde lid worden vernummerd tot tweede tot en met vierde lid.

BBB

In artikel 204 wordt «de centrale commissie» vervangen door: de landinrichtingscommissie.

CCC

In artikel 205, eerste lid, en artikel 219, eerste lid, wordt «Op voorstel van de landinrichtingscommissie kan de centrale commissie» telkens vervangen door: De landinrichtingscommissie kan.

DDD

Artikel 210, derde lid, komt te luiden:

3. Bij regeling van Onze Minister worden nadere regels gesteld over de wijze waarop de schatting wordt verricht.

EEE

In artikel 212, eerste lid, onderdeel c, sub 2, wordt «de artikelen 146, derde lid,» vervangen door: de artikelen 146, vierde lid,

FFF

Artikel 213 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. De lijst der geldelijke regelingen wordt door de landinrichtingscommissie gedurende een maand voor een ieder ter kosteloze inzage gelegd op een door haar te bepalen plaats.

2. Het tweede lid vervalt.

3. Het derde en vierde lid worden vernummerd tot tweede en derde lid.

4. In het tweede lid (nieuw) wordt «Artikel 199, derde–vijfde lid,» vervangen door: Artikel 199, tweede tot en met vierde lid,.

GGG

In artikel 222 vervalt «de centrale commissie, en».

HHH

In artikel 232, eerste lid, vervalt «aan de centrale commissie, die zorg draagt voor de toezending der stukken».

III

In artikel 240 vervallen het derde, zesde, zevende, twaalfde en vijftiende lid.

ARTIKEL II

De Reconstructiewet Midden-Delfland wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 4, eerste en tweede lid, vervalt telkens «, de Centrale Cultuurtechnische Commissie».

B

In artikel 75, tweede lid, wordt «dat deze werken gereed zijn en door de Centrale Cultuurtechnische Commissie zijn goedgekeurd» vervangen door: waarop de reconstructiecommissie aan de provincie Zuid-Holland of de op grond van artikel 72, eerste lid, aangewezen beheerders of onderhoudsplichtigen heeft verklaard dat de werken zijn voltooid.

C

Artikel 79 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. De reconstructiecommissie zet overeenkomstig het plan van toedeling de grenzen der kavels uit op het terrein.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. De reconstructiecommissie legt het plan van toedeling gedurende een maand voor een ieder ter kosteloze inzage op een door de reconstructiecommissie te bepalen plaats.

D

In de artikelen 81, derde lid, 82, eerste lid, 83, tweede en zesde lid, 85, tweede lid, 101, eerste lid, en 103, tweede lid, wordt «de Centrale Cultuurtechnische Commissie» telkens vervangen door: Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

E

In artikel 88 wordt «de Centrale Cultuurtechnische Commissie» vervangen door: de reconstructiecommissie.

F

Artikel 92, tweede lid, komt te luiden:

2. Bij regeling van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij worden nadere regels gesteld over de wijze waarop de schatting wordt verricht.

G

Artikel 95, eerste lid, komt te luiden:

1. De lijst der geldelijke regelingen wordt door de reconstructie-commissie gedurende een maand voor een ieder ter kosteloze inzage gelegd op een door de reconstructiecommissie te bepalen plaats.

H

In artikel 118 vervalt «aan de Centrale Cultuurtechnische Commissie die zorg draagt voor de toezending der stukken».

ARTIKEL III

De Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt «Onze Minister van Landbouw en Visserij» vervangen door: Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

B

In artikel 5, tweede lid, vervalt «en aan de centrale commissie».

C

In artikel 22, eerste lid, wordt «de centrale commissie» vervangen door: Onze Minister.

D

Artikel 33 komt te luiden:

Artikel 33

1. Bij regeling van Onze Minister wordt het stelsel van classificatie vastgesteld, waarbij regels worden gesteld betreffende de classificatie van de grond, de waarde per hectare binnen elke klasse, welke als grondslag voor de toedeling zal dienen, alsmede de grondslagen voor de bepaling van de verandering in waarde als gevolg van de herinrichting. Andere dan agrarische factoren blijven bij de schatting buiten beschouwing.

2. De schatters delen de grond aan de hand van het stelsel van classificatie in klassen in.

E

Artikel 34, eerste lid, komt te luiden:

1. De door de herinrichtingscommissie samengestelde lijst van rechthebbenden, een register van uitkomsten der schattingen en een kaart, waarop de klassengrenzen staan aangegeven, worden door de herinrichtingscommissie gedurende een maand voor een ieder ter kosteloze inzage gelegd op een door de herinrichtingscommissie te bepalen plaats.

F

In de artikelen 40, 41, eerste lid, 42, tweede en vierde lid, 49, 50, tweede lid, 85, vierde lid, 86, eerste lid, 87, tweede lid, 89, tweede lid, 116, 117, eerste lid en 119, tweede lid, wordt «de centrale commissie» telkens vervangen door: Onze Minister.

G

In artikel 58, eerste lid, wordt «de centrale commissie» vervangen door: Onze Minister.

H

Artikel 72 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «Op voorstel van de herinrichtingscommissie stelt de centrale commissie» vervangen door: De herinrichtingscommissie stelt.

2. In het tweede en derde lid wordt «De centrale commissie» telkens vervangen door: De herinrichtingscommissie.

I

Artikel 83 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. De herinrichtingscommissie zet overeenkomstig het plan van toedeling de grenzen der kavels uit op het terrein.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. De herinrichtingscommissie legt het plan van toedeling gedurende een maand voor een ieder ter kosteloze inzage op een door de herinrichtingscommissie te bepalen plaats.

J

In de artikelen 93, eerste lid, en 123, eerste lid, wordt «Op voorstel van de herinrichtingscommissie kan de centrale commissie» telkens vervangen door: De herinrichtingscommissie kan.

K

Artikel 107, tweede lid, komt te luiden:

2. Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld over de wijze waarop de schatting wordt verricht.

L

Artikel 111 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. De lijst der geldelijke regelingen wordt door de herinrichtingscommissie gedurende een maand voor een ieder ter kosteloze inzage gelegd op een door haar te bepalen plaats.

2. Het tweede lid vervalt.

3. Het derde en vierde lid worden vernummerd tot tweede en derde lid.

ARTIKEL IV

In artikel 37, tweede lid, onderdeel a, van de Wet agrarisch grondverkeer wordt «de centrale commissie» vervangen door: de landinrichtingscommissie.

ARTIKEL V

Voor zoveel nodig in afwijking van artikel 10:3, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht zijn alle besluiten rechtsgeldig die door de secretaris van de Centrale Landinrichtingscommissie, bedoeld in artikel 7 van de Landinrichtingswet, zoals dit artikel luidde voorafgaand aan inwerkingtreding van deze wet, zijn genomen overeenkomstig het mandaatbesluit van de Centrale Landinrichtingscommissie, vastgesteld in haar vergadering van 22 maart 1996.

ARTIKEL VI

1. Indien de landinrichtingscommissie ten behoeve van een landinrichtingsproject nog niet de uitkomsten van de eerste schatting in een register van schattingsuitkomsten als bedoeld in artikel 167 van de Landinrichtingswet heeft vastgelegd, nog geen plan van toedeling als bedoeld in artikel 196 van de Landinrichtingswet heeft ontworpen dan wel nog geen lijst der geldelijke regelingen als bedoeld in artikel 211 van de Landinrichtingswet heeft opgemaakt, gelden voor dat landinrichtingsproject vastgestelde besluiten op grond van de artikelen 163, 195, eerste lid, onderscheidenlijk 210, derde lid, van de Landinrichtingswet, zoals deze artikelen luidden voorafgaand aan inwerkingtreding van deze wet, als besluiten op grond van de artikelen 163, 195, eerste lid, onderscheidenlijk 210, derde lid, van de Landinrichtingswet, zoals deze luiden na inwerkingtreding van deze wet.

2. Indien de herinrichtingscommissie ten behoeve van een herinrichtingsproject nog niet de uitkomsten van de eerste schatting in een register van uitkomsten der schattingen als bedoeld in artikel 34, eerste lid van de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën heeft vastgelegd, dan wel nog geen lijst der geldelijke regelingen als bedoeld in artikel 108 van de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën heeft opgemaakt, gelden voor dat herinrichtingsproject vastgestelde besluiten op grond van de artikelen 33, tweede lid, onderscheidenlijk 107, tweede lid, van de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën, zoals deze artikelen luidden voorafgaand aan inwerkingtreding van deze wet, als besluiten op grond van de artikelen 33, tweede lid, onderscheidenlijk 107, tweede lid, van de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën, zoals deze luiden na inwerkingtreding van deze wet.

ARTIKEL VII

1. Onder toepassing van artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet treedt deze wet in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

2. Artikel I, onderdeel EEE, werkt terug tot en met 1 januari 1998.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Naar boven