28 966
Waterketen

26 076
Lood in drinkwater

nr. 11
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 29 juni 2007

De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1 en de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat2 hebben op 29 mei 2007 overleg gevoerd met minister Cramer van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over:

– de brief van de staatssecretaris van VROM d.d. 12 februari 2007 over voortgangsrapportage waterketen (28 966, nr. 10);

– de brief van de minister van VROM d.d. 13 april 2007 over evaluatie regeling «Sanering loden drinkwaterleidingen» (26 076, nr. 4).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De heer Koppejan (CDA) is een sterk voorstander van meer ketenintegratie en samenwerking in de waterketen. Hij is onder de indruk van de initiatieven die in Friesland zijn genomen door het Wetterskip Fryslan en het drinkwaterbedrijf Vitens, die samen het waterbedrijf Aquario hebben opgericht en daarmee een opmerkelijke kostenreductie hebben weten te realiseren. In Nederland zijn er nog te weinig van dit soort initiatieven. Bestuurders in de waterketen weten elkaar goed te vinden doordat een doorzettingsmacht ontbreekt om meer regionale samenwerking tussen gemeenten te realiseren. Vaak wordt nog te veel vanuit het belang van de eigen organisatie gedacht in plaats van uit het algemeen belang. Hoe denkt de minister dit te doorbreken?

De ketenintegratie dient zoveel mogelijk bottom up tot stand te komen, maar dat betekent niet dat de rijksoverheid lijdzaam op initiatieven moet wachten. Op het gebied van inzameling en afvoer van afvalwater via de riolering door gemeenten en de zuivering van afvalwater door waterschappen is op korte termijn veel winst te behalen. In de Toekomstagenda Milieu is een bescheiden budget toegezegd voor regionale initiatieven. De heer Koppejan vraagt hoe groot dit budget is, of de minister ook graag elders in Nederland initiatieven ziet zoals in Friesland en of zij bereid is dit type initiatieven een financieel duwtje in de rug te geven.

De staatssecretaris van VROM spreekt in zijn brief van 9 februari 2007 (28 966, nr. 10) over het stimuleren van een meer gebruiksafhankelijke waterketenfinanciering. In plaats van de gangbare forfaitaire heffing zou het watergebruik als basis voor de aanslag van de zuiveringsheffing gehanteerd moeten worden. Is de minister van plan om te werken aan één waterfactuur waarbij de hoogte van de factuur is gerelateerd aan het waterverbruik? In de eerste helft van 2007 wordt een monitor uitgevoerd. De heer Koppejan wil graag dat de Kamer de rapportage over de monitoringssystematiek voor 1 oktober 2007 ontvangt. In dezelfde brief van de staatssecretaris wordt voorgesteld om het bottom up beleid in 2011 via ijking te beoordelen; in 2009 vindt dan een tussentijdse quick scan plaats. Dat betekent dat in deze kabinetsperiode niet kan worden ingegrepen als er te weinig wordt gedaan. De heer Koppejan stelt daarom voor, het ijkmoment in 2008 te plannen.

De minister stelt in haar brief van 12 april 2007 (26 076, nr. 4) voor om voorlichting te geven aan de doelgroep over loden drinkwaterleidingen. Wil zij nog meer acties ondernemen? De heer Koppejan vraagt de minister toe te zeggen de vervanging van de loden drinkwaterleidingen in het nog resterende aantal woningen te saneren. Dat deze sanering wordt meegenomen bij het opstellen en uitwerken van woningverbeterplannen, zoals de minister in de genoemde brief schrijft, vindt hij te vrijblijvend.

Mevrouw Neppérus (VVD) vindt de waterketen een belangrijke keten omdat zij zorgt voor drinkwater en de zuivering van afvalwater. Voor de burger heeft deze keten drie loketten: het waterleidingbedrijf voor het drinkwater, de gemeente voor het rioolrecht en het waterschap voor de verontreinigingsheffing. Integratie voor het realiseren van meer doelmatigheid en wellicht een lager tarief vindt zij wenselijk. Deze integratie moet bottom up tot stand komen, maar het is niet de bedoeling dat de rijksoverheid in dezen lijdzaam toeziet. Het is dan ook jammer dat het ijkmoment voor het jaar 2011 is gepland, want dat houdt in dat in de tussentijd geen stappen kunnen worden gezet. Welke doelstelling heeft de minister voor ogen met het bestuursakkoord?

Een aantal woningen heeft nog steeds loden drinkwaterleidingen, terwijl elke loden drinkwaterleiding er één te veel is. Mevrouw Neppérus is het met de minister eens dat goede informatievoorziening van belang is, maar vraagt toch om een tijdschema waaruit blijkt wanneer de laatste woning zal zijn gesaneerd.

Voor het voorkomen van de aanwezigheid van de legionellabacterie in leidingen vertrouwt de minister op de koper-/zilverionisatie. In een aantal EU-lidstaten is dit instrument verboden, terwijl in de lidstaten waarin het is toegestaan, drinkwater voornamelijk in flessen wordt geleverd. Kan de minister toelichten waarom zij denkt dat aan het gebruik van dit instrument geen gezondheidsrisico’s kleven? Wat gebeurt er als het College Toelating Bestrijdingsmiddelen niet akkoord gaat met de koper-/zilverionisatie?

De heer Jansen (SP) verwijst naar gegevens van het CBS waaruit blijkt dat de gemeenten in 2007 voor het eerst winst zullen maken op rioolbeheer. De gemeenten motiveren de tariefstijging met het argument dat riolen worden vervangen of verbeterd. Het maken van winst is echter niet toegestaan. Vindt de minister dit toch acceptabel en zo nee, wat gaat zij daar dan aan doen? De heer Jansen vindt de bedrijfsvoering van gemeenten en waterschappen onvoldoende gericht op efficiencyverhoging en geeft hiervan voorbeelden die blijken uit de benchmark van 2005. Er is volgens hem alle reden om de benchmark te verplichten en de doelstelling voor de te behalen doelmatigheidswinst aan te scherpen.

Door integratie binnen de waterketen zijn grote kostenvoordelen te behalen, vooral bij rioolbeheer en afwaterzuivering. Kiwa/RIONED voorzag in 1998 zelfs een kostenbesparing van 400 mln. De universiteit van Tilburg en de Erasmus Universiteit Rotterdam bevestigden dit. Er moet dan ook meer druk worden gezet op een niet vrijblijvende samenwerking in de afvalwaterketen tussen gemeenten en waterschappen.

Kan de minister uiteenzetten welke samenwerkingsvormen er nu al zijn? Het ijkmoment ver vooruitschuiven is een slecht signaal. In de komende jaren zijn door de Kaderrichtlijn water en de verwachte grote regenpieken forse uitgaven nodig in de afvalwaterketen. Bij een scherp kostenbewustzijn kunnen deze grotendeels worden gefinancierd uit de efficiencywinst.

De heer Jansen is niet tevreden met de informatie van de minister over de koper-/zilverionisatie. Door het hanteren van deze techniek komen ongewenste stoffen in het water. De minister doet daar te makkelijk over met als risico dat partijen om financiële redenen kiezen voor dit goedkopere alternatief. Aan het tijdelijk gedogen van de koper-/zilverionisatie verbindt de heer Jansen daarom drie voorwaarden: 1. de VROM-inspectie moet sturen op de beperking van het aantal te plaatsen apparaten, 2. de overheid moet hierover communiceren met de beheerders van drinkwaterinstallaties en 3. de VROM-inspectie moet aantoonbaar actief handhaven en het gebruik van de apparaten afkeuren als alternatieven mogelijk zijn.

Bij de opmerkingen over de loden drinkwaterleidingen sluit de heer Jansen zich aan. Hij vraagt nog hoeveel woningen met loden drinkwaterleidingen nog aangepakt moeten worden.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie) vindt het een prestatie van formaat dat in de waterketen op alle fronten forse vooruitgang is geboekt. Het is goed dat het kabinet de lonende lijn van samenwerking in de toekomst wil doortrekken, maar het doel mag niet uit het oog worden verloren: het verbeteren van de ecologische kwaliteit en de leefbaarheid voor mens, plant en dier.

In de brief van de staatssecretaris (28 966, nr. 10) wordt zwaar ingezet op doelmatigheidswinst, optimalisatie, transparantievergroting enzovoorts. Dat zijn belangrijke zaken, maar er moet ook zuinig worden omgegaan met het geld dat door de burgers wordt opgebracht. Mevrouw Wiegman vraagt zich af of niet te veel wordt gebenchmarkt. Zij heeft de indruk dat de kwaliteitsdoelstelling naar de tweede plaats wordt gedrongen. Een verbruiksafhankelijke financiering van de producten uit de waterketen spreekt haar overigens aan omdat daarmee de mate van vervuiling als basis wordt genomen. De prijselasticiteit van deze producten is beperkt. Aandacht voor de positie van bijvoorbeeld gezinnen verdient daarom aanbeveling. Wellicht kan een evenwicht worden gevonden door te schuiven met het vaste en het variabele deel van de tarieven.

Het valt op dat vooral bij de rijkswateren de afstemming tussen de verschillende overheden verbetering behoeft. Juist hiervoor is de rijksoverheid verantwoordelijk. Kan de minister aangeven wat hiervan de oorzaak is?

De voorgestelde innovatie is opnieuw gericht op de bestuurlijke aspecten van de waterketen. De ChristenUnie wil graag innovatie bij de aanpak van problemen bij de bron en bij het voorkomen van vervuiling. Als voorbeeld geeft mevrouw Wiegman het initiatief Anders Plassen, waarbij forse milieuwinst wordt behaald doordat onder andere ziekenhuizen en verpleeghuizen anders omgaan met de urineafvalstroom. Zij vraagt of de minister bekend is met dit initiatief en of daar iets mee wordt gedaan.

Het is goed dat een groot aantal loden drinkwaterleidingen is vervangen, maar de minister zegt in haar brief (26 076, nr. 4) niets over de constatering in het rapport dat aan deze brief ten grondslag ligt, namelijk dat het ministerie van VROM een vrij passieve houding aanneemt bij het controleren van informatieoverdracht van intermediaire organisaties aan de doelgroep. De schrijvers van het rapport constateren een spanning met het advies van de Gezondheidsraad. De loden drinkwaterleidingen worden in de huursector 100% gesaneerd, maar welk percentage is daadwerkelijk gerealiseerd? Uit het rapport blijkt dat woningcorporaties wel voor grote complexen subsidies konden aanvragen, maar voor een kleiner project in Utrecht niet. Waarom kon de subsidieregeling hiervoor niet flexibeler worden gemaakt? Het is mevrouw Wiegman verder niet duidelijk waarom niet preciezer kan worden ingeschat hoeveel woningen nog loden drinkwaterleidingen hebben. De sanering van de loden drinkwaterleidingen moet mogelijk blijven. Zij vraagt zich af of het gebruik van deze leidingen in de toekomst niet gewoon verboden kan worden.

Mevrouw Vermeij (PvdA) steunt de bottom up benadering waarvoor in de brief van de staatssecretaris (28 966, nr. 10) wordt gekozen, maar de rijksoverheid mag niet achterover leunen. Uit deze brief blijkt dat vooral goed overleg wordt gevoerd, maar dat de daadwerkelijke initiatieven, Friesland en wellicht Amsterdam, beperkt zijn. Heeft de minister weet van nog meer initiatieven op dit vlak en welk percentage aan doelmatigheidsbesparingen heeft zij voor ogen?

Mevrouw Vermeij steunt het pleidooi van haar collega’s voor het naar voren halen van het ijkmoment. Overigens kan door het hanteren van één waterrekening een enorme vooruitgang worden geboekt. Ook op dit vlak zouden partijen nader tot elkaar moeten komen en transparantie tot stand moeten brengen. De activiteiten die voor het jaar 2007 zijn gepland, een paar workshops, vindt mevrouw Vermeij te gering. Zij vraagt de minister naar haar plannen in dezen.

Tot slot vraagt zij aan de minister wat nog wordt gedaan aan het saneren van de loden drinkwaterleidingen. Denkt de minister aan een verbod van deze leidingen? Mevrouw Vermeij sluit zich aan bij de vragen van de heer Jansen over de koper-/zilverionisatie. Hoe lang wordt deze ionisatie gedoogd?

Antwoord van de minister

De minister herinnert eraan dat in de waterketen al eerder is geprobeerd om een efficiencytraject in gang te zetten. Daarbij werd gekozen voor een top down benadering, waarbij een financieringssystematiek werd ingezet om partijen in de keten aan te sporen tot doelmatigheid, efficiency en samenwerking. Omdat de Kamer veel meer voor een bottom up benadering was, is juist ruimte gegeven aan partijen om zelf samenwerking in de keten tot stand te brengen. De afgelopen vijf jaar is een aantal punten scherper op de agenda komen te staan. 1.Door de klimaatverandering moet bewuster worden omgegaan met grotere volumes regenwater. 2. De huidige riolering is vaak 50 tot 100 jaar oud, zodat hierin geïnvesteerd moet worden. 3. Er zijn nog overal riooloverstorten waardoor het afvalwater ongezuiverd in het oppervlaktewater terechtkomt. 4. Er is een verbetering nodig van de zuiveringseffluent.

In de rijksvisie op de waterketen staan doelmatigheid en transparantie voorop. De economische doelmatigheid gaat daarbij hand in hand met ecologische doelstellingen. De regio staat centraal en samenwerking in de keten is de basis. Het idee achter het bestuursakkoord, waarvan de Kamer een afschrift zal krijgen, is dat partijen zelf vorm en inhoud geven aan het proces naar meer doelmatigheid en transparantie. Benchmarking is daarbij nodig omdat er ketens zijn die veel efficiënter werken dan andere. Bij een bottom up benadering kan aan de hand van de benchmark worden beoordeeld wie goed functioneert. Anderen kunnen daarvan leren en op dezelfde manier gaan werken. De benchmark is dan ook een onderdeel van het bestuursakkoord. Degenen die niet meewerken aan de benchmark zullen daarop worden aangesproken. Ook de samenwerking is in het akkoord opgenomen. Deze samenwerking heeft niet alleen betrekking op de eigen keten, maar behelst ook de mogelijkheid om kennis en capaciteit te ontwikkelen, te bundelen en uit te wisselen. Een ander onderdeel van het akkoord is het transparant maken van de kosten. Verder zal de rijksoverheid de ontwikkeling van de doelmatigheid en de transparantie monitoren ten opzichte van het referentiejaar 1998. In 2007 wordt de eerste monitor uitgevoerd, zodat er een nulmeting is. De minister vindt het te snel om al in 2008 te ijken, maar een eerste check in 2009 en een evaluatie in 2011 vindt zij niet irreëel. Blijkt in 2009 dat er ten opzichte van het jaar 2007 weinig of geen verbetering is, dan kan worden overwogen om maatregelen te nemen om het proces te versnellen. Zij zegt dan ook toe, in 2009 een ijkmoment in te gelasten. In een brief zal aan de Kamer duidelijk worden gemaakt, wat zij precies van dit ijkmoment kan verwachten. Zaken kunnen dan op een rij worden gezet en verbeteringen kunnen worden doorgevoerd.

De regionale initiatieven zijn inderdaad schaars. Er komen wel andere initiatieven van de grond, maar deze zijn niet zo integraal als in Amsterdam en Friesland, waar men een deel van de autonomie heeft ingeleverd om te kunnen samenwerken. De minister wil initiatieven graag stimuleren, maar is er geen voorstander van om meteen subsidie te verstrekken. Zij wil het op dit moment voor heel Nederland beschikbare budget van ongeveer 2 mln. ook besteden aan het uitdragen van de meerwaarde van projecten zoals in Amsterdam en Friesland, bijvoorbeeld door gemeenten via de VNG te informeren, door conferenties te organiseren en op gemeenten gerichte workshops te laten plaatsvinden. Keteninitiatieven komen immers alleen maar van de grond als mensen daarin financiële voordelen en duurzaamheidsvoordelen zien. Het multipliereffect doet zich pas voor nadat men met samenwerking aan de slag is gegaan.

Binnen de keten wordt ernaar gestreefd burgers in de toekomst nog slechts één transparante factuur voor te leggen voor de waterketenlasten. In het kader van het overleg over het akkoord worden door de ketenpartners voorstellen ontwikkeld voor een differentiatie van het tarief op basis van het drinkwatergebruik. Daarmee is niet gezegd dat er daadwerkelijk een gedifferentieerd tarief komt, maar het idee is de burger te stimuleren om water bewust te gebruiken, waardoor de problemen in de keten worden verminderd. Er wordt naar gestreefd zichtbaar te maken hoe de kosten van het gebruik van water – vanaf het moment van het gebruik tot en met het verwerken van het afval – zijn gerelateerd aan het gebruik. Of de ketenpartners op één tarief willen overstappen, is een autonome verantwoordelijkheid van deze partijen. De rijksoverheid kan daarin niet sturen, maar wel aangeven dat het een interessante gedachte is. Zodra duidelijk wordt in welke richting de partners gaan besluiten, zal de Kamer hierover worden geïnformeerd.

Gemeenten hebben de rioolrechten tot nu toe op verschillende manieren doorberekend aan de burger. Een vergelijking van de kosten is daarom lastig. De minister zegt toe de door de heer Jansen aangehaalde berekeningen van het CBS over de prognoses van de kosten voor en de opbrengsten van rioolbeheer door gemeenten te bekijken en het resultaat daarvan aan de Kamer te sturen. Van een desbetreffend overschot van 4% is haar niets bekend, maar zij heeft wel begrepen dat gemeenten geld opzij leggen om daarmee in de toekomst investeringen te doen. Zij benadrukt dat bij het akkoord sterk de aandacht ligt op het verantwoorden van de opbouw van de kosten. De transparantie moet groter worden en de verschillen moeten verklaarbaar zijn. Overigens is het juist dat tussen de vaste en variabele delen geschoven kan worden. Ook dit aspect is een onderdeel van het gesprek tussen de ketenpartners.

Het is van groot belang dat niet alleen organisatorische innovatie plaatsvindt, maar ook technische innovatie. Alhoewel dit misschien niet steeds duidelijk uit de stukken blijkt, vinden beiden vormen van innovatie plaats. Het initiatief Anders Plassen is een voorbeeld van aanpak bij de bron. Binnen ziekenhuizen is een proces in gang gezet om te bezien of een dergelijke opzet moet worden gemaakt. Ook daaraan wordt dus gewerkt. In het kader van het bestuursakkoord wordt een langetermijnvisie ontwikkeld waarbij innovatie prominent aan bod zal komen. Het is de bedoeling dat deze visie wordt omgezet in een innovatieagenda waarop concrete acties kunnen worden genomen. De minister gaat ervan uit dat de Kamer hiervan in 2009 een overzicht kan krijgen.

De regeling voor het vervangen van de loden drinkwaterleidingen was oorspronkelijk voorzien voor ongeveer 20 000 woningen. Ongeveer 17 000 woningen hebben van deze subsidieregeling gebruikgemaakt en van het beoogde aantal zijn dus nog ongeveer 3000 woningen niet gesubsidieerd. Hoeveel woningen het precies zijn, zou achterhaald moeten worden door dit te checken bij een voorgenomen woningverbetering, maar de minister gaat ervan uit dat het aantal beperkt is. Het vervangen van de leidingen in deze laatste woningen is vaak kostbaar. Voor de woningen in Utrecht, waaraan mevrouw Wiegman refereerde, is vermoedelijk geen subsidie meer verstrekt omdat de regeling toen al was beëindigd. Hoe moet worden omgegaan met het restant huizen met loden drinkwaterleidingen is een kwestie van volksgezondheid. Zuigelingen die in het eerste levensjaar flesvoeding krijgen waarbij de voeding wordt aangelengd met kraanwater krijgen mogelijk te veel lood binnen. Er kan voor worden gekozen om de zuigelingenzorg de taak te geven erop te attenderen dat flessenvoeding moet worden aangelengd met flessenwater als in een huis nog loden drinkwaterleidingen zijn. Een andere mogelijkheid is om de resterende woningen op te sporen en te bezien in hoeverre vervanging mogelijk is, maar van deze woningen zijn er misschien maar enkele met een baby’tje. Volksgezondheidsklachten moeten vermeden worden, maar het probleem moet ook niet groter worden gemaakt dan het is. De minister stelt daarom voor om te kiezen voor de weg van de zuigelingenzorg. De uitvoeringsorganisatie die indertijd is belast met de uitvoering van de desbetreffende subsidieregeling heeft geconstateerd dat is gedaan wat kon worden gedaan. De resterende woningen zijn minder makkelijk op te sporen. In sommige gevallen is het saneren van de leidingen zo kostbaar dat de bewoners het niet willen. Bovendien zijn loden drinkwaterleidingen alleen een risico voor zuigelingen die daaruit water drinken. De minister zegt de Kamer toe dat de uitvoeringsorganisatie wordt gevraagd precies aan te geven waarom het restant woningen niet makkelijk opgespoord kan worden en waarom wel of niet verdere stappen kunnen worden gezet. De brief aan de uitvoeringsorganisatie, het antwoord daarop en een reactie van het kabinet worden aan de Kamer toegestuurd.

De koper-/zilverionisatie wordt niet regulier gebruikt, maar wel gedoogd als andere technieken niet kunnen worden toegepast en bestrijding toch moet plaatsvinden. De minister zegt toe hierover een brief te schrijven waarin zij onder meer zal ingaan op de voorwaarden die de heer Jansen heeft genoemd en op de opmerking van mevrouw Neppérus.

Nadere gedachtewisseling

De heer Koppejan (CDA) vindt de acties die binnen het waterketenbeleid worden genomen te mager. Hij wil meer druk uitoefenen om initiatieven van de grond te laten komen. Daarom moet voorlichting worden gegeven én moeten initiatieven worden ondersteund die een stapje verder gaan in de waterketenintegratie.

Mevrouw Neppérus (VVD) is tevreden met het antwoord van de minister en benieuwd naar het bestuursakkoord.

De heer Jansen (SP) is tevreden met de toezegging dat een verplichte benchmark onderdeel wordt van het bestuursakkoord. Gelet op de potentie die er op dit moment is om efficiencywinst te boeken, pleit hij ervoor een hardere doelstelling voor doelmatigheid na te streven, een doelstelling die meer behelst dan de huidige 1% of 2%.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie) steunt de visie van de minister om partijen te bewegen tot het maken van goede prestatieafspraken waarop de ketenpartners elkaar kunnen aanspreken. Zij vraagt de minister nog in te gaan op de riolering in het buitengebied en de afstemming tussen de verschillende overheden in dit kader en op het verbod van loden drinkwaterleidingen.

Mevrouw Vermeij (PvdA) is er niet voor om als eerste stap partijen via een subsidieregeling tot experimenten te stimuleren. Het is juist de bedoeling om efficiencywinst te behalen en kosten te besparen.

Uit de reacties op de publieke tribune begrijpt zij dat in het land meer samenwerkingsinitiatieven worden genomen. Zij verzoekt de minister de Kamer een lijstje te overhandigen met alle initiatieven en vraagt haar tevens inzicht te geven in de efficiencywinsten van andere waterketenpartners dan gemeenten.

De minister benadrukt dat het aanleggen van loden drinkwaterleidingen verboden is.

Het is inderdaad zaak dat samenwerking in de waterketen snel tot stand komt. Het bestuursakkoord komt voor de zomer rond en zal aan de Kamer worden toegestuurd. Aan de hand hiervan wordt bekeken wat de ketenpartners zelf aan initiatieven ontwikkelen en welke aanvullende of stimulerende rol de rijksoverheid hierbij kan spelen.

Door het bestuursakkoord verplichten de partijen zich mee te doen aan een benchmark. Het akkoord heeft geen wettelijke status, maar het is de bedoeling dat partijen elkaar tot meewerken verplichten.

Over een hardere doelmatigheidsdoelstelling dan 1% of 2% kan de minister geen uitspraak doen omdat de ketenpartners deze doelstelling bepalen. De minister neemt wel aan dat een hogere doelstelling geformuleerd wordt als die haalbaar is. Aan partijen is gevraagd om hun ambitie ter zake in het bestuursakkoord op te nemen. Het ambitieniveau wordt zo hoog mogelijk gehouden.

De riolering in het buitengebied is een kwestie die door de rijksoverheid moet worden opgepakt, maar ook hierbij zijn gemeenten betrokken. Er wordt hard gewerkt aan een praktische oplossing voor de problemen en dat verloopt redelijk goed.

De voorzitter noteert de volgende toezeggingen:

1. Het bestuursakkoord waarin inzicht wordt gegeven in de benchmark, samenwerking, opbouw van de kosten en monitoring wordt naar de Kamer gestuurd.

2. Het ijkmoment waterketenbeleid staat gepland voor 2009. De Kamer wordt vooraf geïnformeerd over de informatie die daarbij wordt verstrekt.

3. De minister zegt toe regionale initiatieven te ondersteunen door gebruik te maken van goede ervaringen. Daarover wordt nog overlegd met de ketenpartijen. De Kamer wordt hierover geïnformeerd.

4. De Kamer wordt nader geïnformeerd over de gesprekken met de ketenpartners over een differentiatie van het tarief voor het gebruik van drinkwater.

5. De Kamer wordt geïnformeerd over de CBS-prognose van de kosten en opbrengsten van rioolbeheer, zoals opgenomen in het StatLine programma.

6. De Kamer wordt in 2009 in het kader van de langetermijnvisie geïnformeerd over innovatieagenda.

7. De Kamer ontvang op basis van de informatie van de uitvoeringsorganisatie een standpunt van het kabinet over het opsporen van de resterende woningen met loden drinkwaterleidingen.

8. De minister geeft nog nadere informatie over de koper-/zilverionisatie ten behoeve van de legionellabestrijding.

De voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Koopmans

De voorzitter van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat,

Roland Kortenhorst

De griffier van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Van der Leeden


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Gent (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Poppe (SP), Snijder-Hazelhoff (VVD), ondervoorzitter, Depla (PvdA), Van Bochove (CDA), Koopmans (CDA), voorzitter, Spies (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Haverkamp (CDA), De Krom (VVD), Samsom (PvdA), Roefs (PvdA), Neppérus (VVD), Van Leeuwen (SP), Jansen (SP), Jacobi (PvdA), Van der Burg (VVD), Van Heugten (CDA), Vermeij (PvdA), Madlener (PVV), Ouwehand (PvdD), Bilder (CDA) en Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie).

Plv. leden: Duyvendak (GroenLinks), Van der Vlies (SGP), Polderman (SP), Remkes (VVD), Crone (PvdA), Hessels (CDA), Koppejan (CDA), Ormel (CDA), Koşer Kaya (D66), Leijten (SP), Willemse-van der Ploeg (CDA), Kamp (VVD), Wolfsen (PvdA), Vos (PvdA), Zijlstra (VVD), Langkamp (SP), Gerkens (SP), Waalkens (PvdA), Van Beek (VVD), Schermers (CDA), Besselink (PvdA), Agema (PVV), Thieme (PvdD), Vietsch (CDA) en Ortega-Martijn (ChristenUnie).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Van der Staaij (SGP), Snijder-Hazelhoff (VVD), Mastwijk (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Roland Kortenhorst (CDA), voorzitter, Koopmans (CDA), Gerkens (SP), Van der Ham (D66), Nicolaï (VVD), Haverkamp (CDA), De Krom (VVD), Samsom (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), ondervoorzitter, Roefs (PvdA), Jansen (SP), Cramer (ChristenUnie), Roemer (SP), Koppejan (CDA), Vermeij (PvdA), Madlener (PVV), Besselink (PvdA), Ouwehand (PvdD), Polderman (SP), Tang (PvdA) en De Rouwe (CDA).

Plv. leden: Van der Vlies (SGP), Boekestijn (VVD), Bilder (CDA), Van Gent (GroenLinks), Hessels (CDA), Jager (CDA), Van Bommel (SP), Koşer Kaya (D66), Neppérus (VVD), Van Gennip (CDA), Aptroot (VVD), Crone (PvdA), Van Baalen (VVD), Smeets (PvdA), Van Gijlswijk (SP), Anker (ChristenUnie), Van Leeuwen (SP), Knops (CDA), Depla (PvdA), Agema (PVV), Jacobi (PvdA), Thieme (PvdD), Lempens (SP), Waalkens (PvdA) en Van Heugten (CDA).

Naar boven