28 951
Wonen, zorg en welzijn van ouderen

nr. 5
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 27 november 2003

De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1, de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport2, de commissie voor de Rijksuitgaven3 en de themacommissie Ouderenbeleid4 hebben op 5 november 2003 overleg gevoerd met mevrouw Dekker, minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, en mevrouw Ross-van Dorp, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, over:

het rapport van de Algemene Rekenkamer van 5 juni 2003 over Wonen, zorg en welzijn van ouderen (28 951, nrs. 1 en 2);

de brief van de minister van VROM en de staatssecretaris van VWS van 15 september 2003 over Investeren voor de Toekomst: de kwantitatieve opgave voor wonen, zorg en welzijn (26 631, nr. 57);

de lijst van vragen en antwoorden van 1 oktober 2003 over het rapport «Wonen, zorg en welzijn van ouderen» (28 951, nr. 3);

de brief van de minister van VROM en de staatssecretaris van VWS van 29 oktober 2003 met antwoorden op schriftelijke vragen over het rapport van de Algemene Rekenkamer over het rapport «Wonen, zorg en welzijn van ouderen» (28 951, nr. 4).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

Mevrouw Van Gent (GroenLinks) vindt het gelet op de bevolkingsontwikkeling onbegrijpelijk dat de bewindslieden niet meer urgentie toekennen aan de bouw van woningen voor ouderen. Als er niets aan gedaan wordt, zal het huidige tekort van 40 000 woningen zich vertienvoudigen en zal er een groot maatschappelijk probleem ontstaan. Dan zullen er tienduizenden extra alfahulpen nodig zijn. De regering voelt zich verantwoordelijk voor het systeem, maar wat hebben ouderen met een niet aangepaste woning hieraan? Bovendien deugt het systeem volgens mevrouw Van Gent niet, omdat gemeenten en corporaties door het ontbreken van sturingsinstrumenten maar wat aan kunnen rommelen. Zij vindt dat gemeenten en regio's een plan van aanpak moeten ontwikkelen om het benodigde aantal van 440 000 goed toegankelijke woningen in 2015 beschikbaar te hebben. Bij nieuwbouw zouden er locaties moeten worden vrijgemaakt in de buurt van winkels en openbaar vervoer. Het is ook mogelijk om woningen «op te plussen», wat een stuk goedkoper is dan individuele woningen aanpassen via de WVG. De provincie zou bij het achterwege blijven van een gemeentelijk plan van aanpak vanaf 2005 geen ISV-subsidies meer moeten verstrekken.

De minister heeft aangegeven dat er geen Woonwet zal komen, zodat er ook geen basis zal ontstaan om corporaties te dwingen, hun maatschappelijke taken uit te voeren. Zo blijft het doormodderen met vrijblijvende prestatieafspraken; mevrouw Van Gent zou echt dwang willen zien. Verder zouden alle corporaties «verzilverd wonen» in hun dienstenpakket moeten opnemen.

Er staan 40 000 ouderen op een wachtlijst voor thuiszorg. Dit strookt niet met het streven om ouderen in staat te stellen, zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen. Bovendien zullen de kosten voor ouderen fors oplopen, als de onzalige aangekondigde bezuinigingen doorgaan. De Wet maatschappelijke zorg die de staatssecretaris voorstelt, is een lege huls; ze komt ook pas in 2006.

Uit een onderzoek van de Consumentenbond blijkt dat er op het vlak van de WVG enorme verschillen tussen gemeenten zijn, zodat de mensen niet weten waar zij aan toe zijn. Mevrouw Van Gent pleit er dan ook voor, per 2005 het minimale voorzieningenniveau vast te leggen. Haar fractie zou het ook heel goed vinden om een loket «Postbus 51-plus» in te richten voor wonen, zorg en welzijn, opdat ouderen niet meer van het kastje naar de muur gestuurd worden. Zo'n loket zou er ook in gemeenten moeten zijn.

Mevrouw Kruijsen (PvdA) is blij met de interdepartementale aanpak van dit onderwerp. De regering is voor een deel tegemoetgekomen aan de kritiek van de Algemene Rekenkamer door een kwantitatieve doelstelling te bepalen, maar die moet natuurlijk nog wel gerealiseerd worden. In dat verband vraagt ook mevrouw Kruijsen zich af of alle betrokkenen wel doordrongen zijn van de urgentie hiervan.

Zij is het ermee eens dat ouderen zelfstandig moeten kunnen blijven wonen, maar dat moet voor hen dan ook financieel mogelijk zijn. Uiteindelijk zal een deel van de ouderen echter toch intramuraal moeten worden opgevangen. Op welk moment is dat nodig? De Rekenkamer wijst erop dat dit kantelpunt niet helder gedefinieerd is, terwijl dit toch belangrijk is voor de intramurale capaciteit.

Er worden in het land door zeer gemotiveerde mensen goede projecten opgezet, maar het is niet duidelijk wie de regie heeft. Wat vindt de regering ervan om de regie in handen te geven van de gemeente en zo nodig de regio of de provincie deze rol te laten vervullen?

De fractie van de PvdA zou het accent bij het realiseren van de kwantitatieve doelstelling vooral op het bouwen voor ouderen willen leggen. Een bijkomend voordeel daarvan zou het op gang brengen van doorstroming zijn. Er moet heel veel gedaan worden om deze opgave te volbrengen, ook in de zin van het wegnemen van lokale knelpunten. Hoe wil de regering dit aanpakken? Verder is wonen is meer dan een dak boven je hoofd, het gaat ook om de woonomgeving. Hoe denkt de regering te kunnen sturen dat ook hieraan voldoende aandacht wordt besteed?

Mevrouw Kruijsen ziet bij de woningtoewijzing echt een taak voor de regering, want soms zijn er wel geschikte woningen voor ouderen beschikbaar, maar is de indicatie nog niet rond. Ook deze twee werelden moeten op elkaar worden afgestemd.

Mevrouw Van Oerle-van der Horst (CDA) is het eens met de analyse van de regering van de achterstand op het gebied van woningen voor ouderen en het bieden van een adequate leefomgeving. Ook zij wijst op de urgentie van de aanpak van het vergrijzingsprobleem en zij legt de nadruk op voortdurende aandacht voor de sterk toenemende behoefte aan intramurale woonruimte voor ouderen. Van welke prognoses gaat de regering hierbij uit voor de lange termijn en hoe wil zij hierbij sturen?

Mevrouw Van Oerle is het er wel mee eens dat ook de corporaties een belangrijke taak hebben bij de complexe opgave om het tekort aan woningen voor ouderen weg te werken, maar zij mist mogelijkheden voor de regering om echt door te zetten. Kan de regering hierover afspraken met de corporaties maken? Er zijn allerlei beleidsdoelstellingen vastgesteld, maar waarop kan de regering afgerekend worden?

De CDA-fractie is een groot voorstander van «nultredenwoningen», omdat die ook voor andere categorieën bruikbaar zijn. Wat wordt er bedoeld met de kwalificatie «primair kwaliteitsniveau» voor deze woningen? Verder zou zij graag een stappenplan voor zorgwoningen zien, met sanctiemogelijkheden.

De regering deelt in dit verband verschillende partijen taken toe. Mevrouw Van Oerle zou hierbij in ieder geval de consumentenorganisaties betrokken willen zien en zij vraagt extra aandacht voor de positie van allochtone ouderen en voor de vorming van speciale woongroepen en dergelijke, of zoals de inwonende ouderen in Boekel. De gemeenten zouden hierbij de regie moeten hebben, maar de regering zou kunnen aangeven wat de «best practice» is. Wie zou volgens de regering voor de monitoring en het toezicht moeten zorgen?

Is de regering het verder met de VNG eens dat instandhouding van de stimuleringsregeling voor projecten voor zorg en welzijn de gemeenten zou helpen? Zal de subsidieregeling voor diensten bij wonen met zorg inderdaad per 1 januari a.s. ingaan? Welke diensten vallen hieronder? Het veld zou hieromtrent graag zekerheid hebben.

De regering wil «van hindermacht naar ontwikkelkracht»; dit steunt mevrouw Van Oerle van harte, maar zij zou een en ander graag beoordelen op basis van de uitgangspunten voor VBTB. Zij dringt er bij de regering op aan, de problemen voortvarend aan te pakken en de Kamer een concreet actieplan voor te leggen. Met goede woonvoorzieningen zullen ouderen minder snel zorg nodig hebben, maar er dient voldoende thuiszorg te zijn voor degenen die deze zorg wel al nodig hebben.

De heer De Ruiter (SP) beschouwt vergrijzing op zichzelf veeleer als een verworvenheid dan als een probleem, waarbij de aanpak van de problemen die eruit voortvloeien, zoals de woningnood, als een uitdaging moeten worden gezien. Het roer moet omgegooid worden om te kunnen voorzien in het geschatte tekort van 140 000 woningen voor zorgbehoevende ouderen; hoe wil de regering dit doen? Wat kan er bijvoorbeeld gedaan worden aan de grondprijzen, om te voorkomen dat ouderenwoningen voor velen onbetaalbaar worden?

Ook de heer De Ruiter vraagt aandacht voor de regiefunctie op dit vlak; hij voelt er wel iets voor om deze in handen te geven van de rijksoverheid. Verder zijn er volgens het veld veel problemen bij de uitvoering van de woonzorgstimuleringsregeling door de bureaucratie en doordat de twee betrokken ministeries elkaar lijken tegen te werken.

Verder vraagt hij zich af of het wel in alle gevallen kostenbesparend werkt als ouderen langer zelfstandig blijven wonen, bijvoorbeeld als er zeer specifieke aanpassingen nodig zijn. Heeft de regering gegevens op dit punt? Bij nieuwbouw die ook voor ouderen geschikt is, blijken soms belangrijke zaken over het hoofd te worden gezien. Moet het Bouwbesluit niet worden aangepast om bepaalde minimumeisen te kunnen stellen?

De heer De Ruiter is het met mevrouw Van Gent eens dat er eisen zouden moeten worden gesteld aan het minimumaantal woningen dat de corporaties in de categorie zorgwoningen moeten opleveren.

De heer Van As (LPF) kan zich grotendeels aansluiten bij het betoog van mevrouw Van Gent. Hij vindt het van belang dat het Rijk faciliteiten en randvoorwaarden biedt waarmee de gemeenten en de corporaties beleid kunnen uitvoeren. Niet iedere gemeente heeft een goed inzicht in de ontwikkeling van de woonvraag van ouderen. De gemeenten zouden dan ook verplicht moeten worden, te zorgen voor voldoende diversiteit in een op de behoefte toegesneden volkshuisvestingsplan, maar dan moeten belemmeringen in het ruimtelijkeordeningsbeleid wel worden weggenomen. Zij kunnen daarbij de huurprijzen sturen door met de grondkosten te schuiven. Daarnaast is voldoende doorstroming zeer belangrijk.

Verder denkt de heer Van As aan het invoeren van een bejaardentoeslag voor degenen die op basis van een indicatie een zorgbehoevend familielid in huis nemen. Het persoonsgebonden budget biedt hiervoor naar zijn mening onvoldoende soelaas.

De Algemene Rekenkamer constateert een gebrek aan sturing op het terrein van wonen, zorg en ouderen. De regering beschikt ook over onvoldoende informatie om de effecten van het beleid te kunnen beoordelen en zich te verantwoorden volgens de VBTB-systematiek. Hoe wil zij hier verandering in brengen?

Mevrouw Van Miltenburg (VVD) is het van harte met de heer De Ruiter eens dat vergrijzing een verworvenheid van de Nederlandse samenleving is en dat het vooral gaat om anticiperen op de consequenties hiervan. Het is de hoogste tijd om te handelen, en niet alleen vanwege de vergrijzing, maar ook omdat steeds meer mensen met een lichamelijke of psychische beperking zelfstandig gaan wonen. Er is nu een kwantitatief overzicht van de ontwikkeling van de behoefte aan woonruimte. De VVD-fractie gaat ervan uit dat dit de basis vormt voor verdere afspraken met de gemeenten waarop zij kunnen worden afgerekend. Zij vraagt zich overigens af of het knelpunt vooral bij het wonen of bij de zorg zit.

Uit de inventarisatie van de regering blijkt dat er draconische maatregelen nodig zijn om aan de behoefte aan woningen voor ouderen te voldoen, vooral omdat de algemene behoefte aan woningen ook nog steeds toeneemt. De VVD-fractie steunt de keuze om de regie bij de gemeente te leggen, omdat deze bestuurslaag het beste inzicht in de wensen en behoeften van ouderen heeft. Het Rijk moet dan wel de belemmeringen hiervoor wegnemen, ook op het gebied van de ruimtelijke ordening. De VVD vindt dat de mensen best zelf een grote verantwoordelijkheid kunnen dragen voor de keuzes die zij maken.

De minister geeft aan dat het Rijk zal stimuleren, faciliteiten zal bieden en zal helpen bij het wegnemen van knelpunten en belemmeringen die lokale partijen ondervinden. Zijn deze nog steeds niet precies bekend? En aan welke concrete faciliteiten denkt de minister? De gemeente heeft de grootste invloed op bouwontwikkelingen en zij beslist via de WVG-pot over kleinere aanpassingen waarmee een grote groep woningen alsnog toegankelijk kan worden gemaakt. Zal de WVG-vergoeding voor de gemeenten evenredig verhoogd worden en zullen ze in het algemeen voldoende compensatie krijgen voor de toenemende druk van de vergrijzing en de vermaatschappelijking van de zorg? De WVG is alleen bestemd voor individuele aanpassingen; hoe kunnen gemeenten aanpassingen bekostigen voor een aantal woningen tegelijk, zoals een lift in een portiek?

Er wordt in de nota nauwelijks aandacht besteed aan de steeds groter wordende groep van dementerende ouderen die niet meer zelfstandig kunnen wonen en die zeer veel zorg nodig hebben. Zo lang mogelijk zelfstandig wonen is prima, maar in een behoorlijk aantal gevallen kan dit gewoon niet meer. Welke oplossing heeft de staatssecretaris voor dit probleem?

Antwoord van de regering

Minister Dekker stemt er van harte mee in dat vergrijzing op zichzelf geen probleem is. Zij vindt het ook van belang om dit proces niet steeds als een probleem te benoemen, omdat dit een stigmatiserend effect zou hebben. In 2015 zal men in twee van de vijf huishoudens, dus in 3 miljoen huishoudens, de leeftijd van 55 jaar bereikt hebben. Zo'n veertig jaar geleden vond iedereen het heel normaal dat ouderen in bejaardenhuizen opgevangen werden, maar dit concept is allang verlaten, omdat de mensen mondiger zijn geworden en hun leven zelf willen inrichten. Mensen worden in Nederland ook steeds ouder. Nu gaat het erom, de voorzieningen te kunnen aanbieden die nodig zijn om dit proces in goede banen te leiden.

De regering ziet de urgentie hiervan zeker in. En het gaat niet alleen om woningaanpassingen, maar om het hele pakket van voorzieningen dat nodig is. Hierbij kan er gebruik gemaakt worden van nieuwe technologische ontwikkelingen, zoals domotica. Het gaat om bouwen voor de levensfase waarin ouderen verkeren, maar ook jongere gehandicapten behoren in aanmerking te komen voor deze voorzieningen. Dit betekent dat er een veelzijdig woningaanbod moet zijn en dat het aanbod moet voldoen aan de kwaliteitseisen die voor de doelgroep van belang zijn. Het Rijk stuurt hierbij op hoofdlijnen. Toegankelijkheid is een basiskwaliteit.

Het zal een enorme opgave worden om in 2015 uit te komen op 395 000 nultredenwoningen, waarvan 115 000 woningen in de categorie verzorgd wonen. Hierbij zal gebruik gemaakt moeten worden van nieuwbouw, van vernieuwbouw en van aanpassingen in de voorzieningensfeer. In dit verband zullen in de eerste plaats de corporaties een inspanning moeten leveren; dit is het zesde prestatieveld in het Besluit beheer sociale huursector (BBSH). De minister zal via de raad van commissarissen en het Centraal fonds voor de volkshuisvesting nagaan hoe de individuele corporaties op dit vlak presteren en zij zal deze hierop zo nodig aanspreken. Uiteindelijk heeft zij zelfs de mogelijkheid van het geven van een aanwijzing, maar de minister is het met de heer De Ruiter eens dat het in ieder geval nuttig is om de goed presterende corporaties ten voorbeeld te stellen aan de corporaties die wat achterblijven.

De minister noemt het ongelooflijk belangrijk om consumentenorganisaties bij dit alles een rol te laten spelen, zoals bewonersverenigingen van woningen en de koepel van ouderenorganisaties.

Verder geldt dat de gemeenten hierbij de regierol dienen te vervullen. Bovendien moeten zij een meerjarenontwikkelingsplan maken waarvan het wonen voor ouderen deel moet uitmaken. Ook dit zal gemonitord worden en de gemeenten kunnen hierop aangesproken worden. Zij hebben heel lang met woningcontingenten moeten werken, maar in de nieuwe nota Ruimte, die de Kamer in februari volgend jaar zal ontvangen, is erin voorzien dat provincies en gemeenten zelf kunnen aangeven welke locaties zij willen ontwikkelen om te kunnen voorzien in de behoefte die zij constateren. Binnen de rijkshoofdstructuur zal er dan meer ruimte zijn voor initiatieven van deze bestuurslagen, maar er zal wel gelet worden op een evenwichtige demografische opbouw in een gemeente, ook in relatie tot die van gemeenten in de omgeving. In de herijkingsbrief heeft de minister ook al aangekondigd dat een aantal regels voor het bouwen zal worden versoepeld. Zij is zich bewust van de problemen op het gebied van de grondpolitiek; dit onderwerp wordt nu bestudeerd en half december zal het met de Kamer worden besproken.

De provincies hebben een zeer belangrijke taak bij het stimuleren en faciliteren van de gewenste ontwikkelingen, bij de bepaling en de uitgifte van de woningbouwlocaties en bij de wijze waarop er met extramuralisering rekening kan worden gehouden. Met name bij de regionale visies op de behoefte aan zorg op de lange termijn kan de provincie duidelijk een rol vervullen.

Het Rijk is verantwoordelijk voor het systeem. VROM en VWS geven informatie over de opgave voor nultredenwoningen en verzorgd wonen, zij stimuleren partijen om hun verantwoordelijkheid te nemen en zij brengen partijen bij elkaar. Het Rijk geeft ook op basis van het totaaloverzicht aan hoe de bouwactiviteiten moeten worden ingevuld, zoals aangegeven in de brief over de woningproductie. Overeenkomstig de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer zal de rijksoverheid de prestaties van de partners op dit terrein monitoren en hen er zo nodig op aanspreken. Zij zal ook de effecten van het beleid in de praktijk beoordelen; een VBTB-achtige aanpak zal tot uitdrukking komen in een handzaam kader voor provinciale en lokale beleidsuitvoerders.

Er is een portal voor dit beleidsterrein op internet en daarnaast zal er een congres voor de verschillende actoren georganiseerd worden. Op basis van de praktijksignalen en de visie die de regering ontwikkeld heeft, zal er een actieplan opgesteld worden dat als meetlat gebruikt zal worden. Daarin zullen de te ondernemen acties uitgewerkt moeten worden.

Ten slotte geeft de minister aan dat er voor de kwestie die zich in Boekel heeft voorgedaan, in het Brabantse regelgeving is gemaakt. De inspectie heeft dit soort zaken overgedragen aan de provincies.

Ook staatssecretaris Ross-van Dorp vindt het belangrijk om ouderen en mensen met een beperking in discussies niet alleen maar als een kostenpost voor de samenleving te beschouwen. Zij is dan ook blij dat de Kamer een speciale commissie voor het ouderenbeleid heeft ingesteld.

Wonen, zorg en welzijn zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden; dit komt tot uiting in de intensieve samenwerking van de twee ministeries bij de opgave op dit terrein voor de periode tot 2015, waarbij zeker nog een inhaalslag nodig zal zijn. De arbeidsmarkt voor de zorg is sterk verbeterd, zodat de wachttijden voor het verkrijgen van zorg flink zijn verkort. Budgettair is er ook geen probleem, want er is zo geraamd dat gevraagde zorg ook geleverd kan worden. De volgende peildatum voor de wachtlijstmeting is 1 november; de staatssecretaris heeft goede hoop dat die meting wederom een verbetering zal laten zien.

Bij het bouwen zal het accent gelegd worden op geheel nieuwe concepten van wonen, zorg en welzijn. Het gaat daarbij om nieuwe vormen die recht doen aan de wensen van de klant, op basis van respect voor de burger, die er recht op heeft, serieus genomen te worden. Dit betekent dus ook de mensen in staat stellen, zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen, want dat blijken zij in het algemeen zelf te willen. Ook steeds meer mensen met een indicatie voor een intramurale instelling blijven liever thuis, maar er is inderdaad een omslagpunt. Daarop studeert het ministerie nog, maar er zullen op enig moment criteria moeten worden vastgelegd, wat heel goed past in het beleid rondom de modernisering van de AWBZ. Uiteraard moet het aantal intramurale plaatsen nog wel uitgebreid worden. Om alle wachtlijsten te kunnen wegwerken zouden er tot 2006 circa 14 000 verpleeghuisplaatsen bij moeten komen. Er zijn al plannen ingediend voor nieuwbouw met in totaal 4000 plaatsen; de overige zullen vooral met ombouw gerealiseerd worden. Er is een convenant van Zorgverzekeraars Nederland en Woonzorg Nederland om verzorgingshuiscapaciteit om te bouwen tot 7000 plaatsen met verpleegzorg. Veel gemeenten en corporaties zijn ook nog bezig met goede plannen waarmee aan de overige behoefte kan worden voldaan. Het is van belang om met deze partijen te blijven overleggen om de dynamiek in dit proces te behouden. Verder heeft de ervaring geleerd dat kleinschalige woonvormen zeer doelmatig zijn voor mensen die psychosomatische of psychogeriatrische zorg nodig hebben, dus ook deze worden sterk gestimuleerd.

De staatssecretaris is optimistisch gestemd over de mate waarin er voldaan kan worden aan de behoefte aan het leveren van zorg aan huis. Er zijn zeer goede initiatieven op het gebied van extramuralisering, waarbij zorgaanbieders steeds meer mogelijkheden zien om mensen in staat te stellen, zelfstandig te blijven wonen. Zij constateert in ieder geval dat er goed overleg is en dat er een draagvlak is voor dit soort projecten, maar er zal in de komende jaren nog flink aangepakt moeten worden. Naar verwachting zal er per 1 januari 2004 een subsidieregeling voor deze projecten in werking treden, met een verhoogd budget, als opmaat naar de Wet maatschappelijke zorg, die een perspectief voor de lange termijn zal bieden. De subsidieregeling betreft alarmering en sociale opvolging van alarmering, organisatie van sociaal-culturele activiteiten, maaltijdverstrekking, hand- en spandiensten en specifieke cliëntenondersteuning, maar ook nieuwe vormen van dienstverlening krijgen een kans.

Verder zal er in 2004 veel aandacht besteed worden aan de communicatie met de verschillende partijen over de sense of urgency. Ook is kennis van nieuwe ontwikkelingen en best practices van belang, waarbij het innovatieprogramma wonen en zorg een rol kan spelen, terwijl ook het veld zelf zich niet onbetuigd laat, gelet op het kenniscentrum van Aedes en Arcares en de projectimpuls van een viertal brancheorganisaties. De samenwerking van partijen zal ook bevorderd worden door de «carebrede» regionale aanpak. In een zestal proefgebieden worden er nu plannen opgesteld om te kunnen voldoen aan de te verwachten behoefte aan wonen, zorg en welzijn. Bij de modernisering van de AWBZ wordt er in wet- en regelgeving ruimte geschapen voor meer keuzemogelijkheden en meer vraagsturing. Ook van de Wet maatschappelijke zorg kan een impuls verwacht worden voor meer samenhang in arrangementen voor wonen, zorg en welzijn. Die zullen ook een wettelijke basis moeten krijgen. Daarnaast wil de staatssecretaris ervoor zorgen dat de cliëntenorganisaties niet alleen op landelijk niveau een belangrijke gesprekspartner vormen, maar ook op lokaal niveau.

Bij het genoemde onderzoek van de Consumentenbond ging het om een enquête onder 25 gemeenten, maar daarbij behoorde geen cliënttevredenheidsonderzoek; het vorige onderzoek gaf een tevredenheid van 85% aan. De staatssecretaris wil onderscheid maken tussen de zaken die voor iedereen, waar ook in het land, beschikbaar moeten zijn, en de zaken waarbij maatwerk op gemeentelijk niveau mogelijk moet zijn. Daarover kan verder gesproken worden in het kader van de Wet maatschappelijke zorg, die zeker geen lege huls zal worden. Zij is het met mevrouw Van Gent eens dat er geen grote verschillen per gemeente mogen optreden als het gaat om algemene voorzieningen. En overigens wordt er ook op dit moment op toegezien hoe de WVG in de praktijk wordt uitgevoerd.

Naar aanleiding van een suggestie van de heer Van As wijst de staatssecretaris erop dat zorg aan huis wél met een persoonsgebonden budget betaald kan worden, omdat het daarbij om vastgestelde tarieven gaat voor de zorg die men nodig heeft.

Uiteraard zal de regering ernaar streven, de gemeenten voldoende compensatie te bieden voor de kosten van de vergrijzing. Ook bij de Wet maatschappelijke zorg zal dit een belangrijk aandachtspunt zijn.

Ten slotte geeft de staatssecretaris aan dat haar niet gebleken is dat er klachten zouden zijn over de samenwerking van de twee ministeries bij de uitvoering van de woonzorgstimuleringsregeling. Het lijkt haar op zichzelf geen bezwaar als ambtenaren van haar ministerie samen met lokale bestuurders bekijken hoe problemen het best opgelost kunnen worden. In gevallen waarin toch nog vertraging zou optreden, kan men zich het beste tot het ministerie wenden, opdat er zo snel mogelijk iets aan gedaan kan worden.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Van Gent (GroenLinks) constateert dat er algemene overeenstemming over de urgentie van het treffen van voorzieningen voor wonen, zorg en welzijn is, maar het valt haar op dat het toch enigszins bij management by speech blijft. Zij wijst nogmaals op de behoefte aan woningen voor ouderen in de periode tot 2015. Wanneer zullen er toetsbare en meetbare doelstellingen zijn waarop de Kamer de bewindslieden met de VBTB-procedure kan afrekenen? De rijksoverheid is al jarenlang verantwoordelijk voor het systeem, dus mevrouw Van Gent wil concrete aanduidingen van een andere aanpak dan die van de voorgangers van deze bewindslieden.

Mevrouw Kruijsen (PvdA) vraagt de regering, alsnog in te gaan op haar vragen over de samenwerking tussen VROM en VWS en over de knelpunten bij de bouwopgave. Zij wijst erop dat het bij domotica vooral om een acceptatieprobleem gaat. Ten slotte zou zij graag vernemen, over welke aantallen woningen voor ouderen er over een jaar gesproken zal kunnen worden.

Mevrouw Van Oerle-van der Horst (CDA) is benieuwd naar de stok achter de deur bij het actieplan en naar de knelpunten. Hoe denkt de regering te kunnen bewerkstelligen dat Rijk, provincie en gemeente gezamenlijk ervoor zorgen dat de beoogde prestaties geleverd worden? En wie moet de infrastructuur financieren?

De heer De Ruiter (SP) sluit zich aan bij de vraag van mevrouw Van Oerle naar de stok achter de deur. Hij verwacht dat die gelet op de ervaring van de afgelopen jaren nodig zal zijn. Hij herhaalt zijn vraag over aanpassing van het Bouwbesluit.

De heer Van As (LPF) vraagt zich af of het niet zinvol zou zijn om de gemeenten via de hoofdcontouren een taakstelling op te leggen en dit niet over te laten aan het vrije krachtenspel in de provinciebesturen. En zou het niet goed zijn om mensen die hun oude dag in het land van herkomst zouden willen doorbrengen, hun uitkering te laten behouden?

Mevrouw Van Miltenburg (VVD) vergelijkt de situatie op dit gebied met een dijkdoorbraak. Ook op dat vlak was er jarenlang onenigheid over de verdeling van de verantwoordelijkheden en verliepen de procedures moeizaam, maar toen besloot de minister van Verkeer en Waterstaat te zorgen voor de wettelijke mogelijkheden voor een goede aanpak, met het geld dat daarvoor nodig zou zijn. Er moet dus geld beschikbaar komen voor de keuzes die gemaakt worden, anders blijft het bij mooie woorden.

Minister Dekker schetst nogmaals de verdeling van de verantwoordelijkheden, de stimuleringsmaatregelen en de voortgangscontrolemiddelen. Een en ander zal nog in het actieplan worden uitgewerkt.

De minister zegt toe dat zij zal nagaan of er een Postbus 51-plus opgezet zou kunnen worden. Verzilverd wonen vindt zij een heel goed initiatief; zij zal het zeker ondersteunen, maar zij zou het niet verplicht willen stellen.

De woningtoewijzing is een zaak van de gemeente; die moet rekening houden met de demografische ontwikkelingen.

Verder is de minister van plan, de betrokken partijen uit te nodigen voor een gesprek dat echt over de inhoud zal gaan, niet over de procedures.

In de nota Ruimte zal eerst duidelijkheid geboden worden over de ruimtelijke hoofdstructuur; daarna zal er bekeken kunnen worden of de initiatieven daarmee sporen, maar de minister wil niet al bij voorbaat taakstellingen opleggen.

Het Bouwbesluit is al sterk aangepast en het biedt al vele mogelijkheden. De minister zegt toe, de Kamer schriftelijk te zullen informeren over de voorschriften waaraan bouwers zich bij aanpassingen dienen te houden.

Ten slotte geeft de minister aan dat de financiering van de woonomgeving in de exploitatieopzet van projecten is verwerkt.

Staatssecretaris Ross-van Dorp is het ermee eens dat het «VBTB-proof» maken van ambities een belangrijk aandachtspunt is. Het is wel een groeiproces, maar zij zal haar uiterste best doen om de verbeteringen op dit punt zichtbaar te maken.

De samenwerking bij de regionale aanpak van wachtlijsten is nog voor verbetering vatbaar. Op het ogenblik wordt hier in zes regio's aan gewerkt.

De staatssecretaris is verder van plan om bij de behandeling van de Wet maatschappelijke zorg aandacht te geven aan de woonomgeving van woonvoorzieningen. Zij wijst nogmaals op de belangrijke inbreng die consumentenbelangengroeperingen hierbij kunnen leveren.

Zij zegt toe dat zij contact zal opnemen met het ministerie van Sociale Zaken over de suggestie van de heer Van As inzake terugkeer van ouderen naar het land van herkomst en dat zij de Kamer over het resultaat daarvan zal berichten. Vooralsnog is het beleid inzake allochtone ouderen sterk gericht op integratie in de Nederlandse zorgvoorzieningen, maar wel met oog voor de specifieke behoeften van deze mensen.

Ten slotte hoopt de staatssecretaris dat zij samen met de minister duidelijk heeft kunnen maken dat het niet bij mooie woorden zal blijven. De regering wil met haar beleid echt inspelen op de gevolgen van de vergrijzing van de samenleving, zowel pro-actief als reagerend op acute problemen. Er wordt op verschillende beleidsterreinen ook veel geld voor beschikbaar gesteld. In dit verband geeft zij nog aan dat de gemeenten voor het uitvoeren van de Wet maatschappelijke zorg geld krijgen overeenkomstig de taakverzwaring die voortvloeit uit de overheveling van taken van de AWBZ naar de gemeenten.

De voorzitter concludeert dat de regering een brief zal sturen over de wijzigingen van het Bouwbesluit in relatie tot ouderenhuisvesting, dat de staatssecretaris een brief zal sturen over het resultaat van haar overleg met SZW over allochtone ouderen, dat de Kamer in maart nader geïnformeerd zal worden over de arrangementen voor wonen en zorg in het kader van de Wet maatschappelijke zorg en dat er een actieplan komt dat VBTB-proof zal zijn.

De voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Buijs

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Terpstra

De voorzitter van de commissie voor de Rijksuitgaven,

Bibi de Vries

De voorzitter van de themacommissie Ouderenbeleid,

Van Oerle-van der Horst

De griffier van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Van der Leeden


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Duivesteijn (PvdA), Hofstra (VVD), Buijs (CDA), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Van Gent (GroenLinks), Geluk (VVD), Örgü (VVD), Dijsselbloem (PvdA), ondervoorzitter, Snijder-Hazelhoff (VVD), Depla (PvdA), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van As (LPF), Van den Brink (LPF), Van Bochove (CDA), De Ruiter (SP), Duyvendak (GroenLinks), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Koopmans (CDA), Spies (CDA), Van Lith (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Timmer (PvdA), De Krom (VVD), Verdaas (PvdA), Kruijsen (PvdA) en Samsom (PvdA).

Plv. leden: Crone (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ormel (CDA), Van den Brand (GroenLinks), Luchtenveld (VVD), Oplaat (VVD), Boelhouwer (PvdA), Schippers (VVD), Dubbelboer (PvdA), Algra (CDA), Kraneveldt (LPF), Varela (LPF), Ten Hoopen (CDA), Vergeer (SP), Vos (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Vietsch (CDA), Sterk (CDA), Haverkamp (CDA), Giskes (D66), Gerkens (SP), Verbeet (PvdA), Balemans (VVD), Waalkens (PvdA), Van Heteren (PvdA) en Wolfsen (PvdA).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Terpstra (VVD), voorzitter, Van der Vlies (SGP), Kalsbeek (PvdA), Rijpstra (VVD), Lambrechts (D66), Buijs (CDA), Atsma (CDA), ondervoorzitter, Arib (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Kant (SP), Smits (PvdA), Örgü (VVD), Verbeet (PvdA), Van Oerle-van der Horst (CDA), Vergeer (SP), Vietsch (CDA), Tonkens (GroenLinks), Joldersma (CDA), Van Heteren (PvdA), Smilde (CDA), Nawijn (LPF), Van Dijken (PvdA), Timmer (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Hermans (LPF), Schippers (VVD) en Omtzigt (CDA).

Plv. leden: Geluk (VVD), Rouvoet (ChristenUnie), Verdaas (PvdA), Griffith (VVD), Bakker (D66), Ferrier (CDA), Çörüz (CDA), Blom (PvdA), Halsema (GroenLinks), Gerkens (SP), Dijsselbloem (PvdA), Weekers (VVD), Tjon-A-Ten (PvdA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), De Ruiter (SP), Ormel (CDA), Van Gent (GroenLinks), Van Loon-Koomen (CDA), Waalkens (PvdA), Mosterd (CDA), Varela (LPF), Bussemaker (PvdA), Heemskerk (PvdA), Blok (VVD), Kraneveldt (LPF), Hirsi Ali (VVD) en Eski (CDA).

XNoot
3

Samenstelling:

Leden: Duivesteijn (PvdA), Giskes (D66), ondervoorzitter, Crone (PvdA), Rouvoet (ChristenUnie), Bibi de Vries (VVD), voorzitter, De Haan (CDA), Atsma (CDA), Vendrik (GroenLinks), Halsema (GroenLinks), Kant (SP), Blok (VVD), Ten Hoopen (CDA), Balemans (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Van As (LPF), Rambocus (CDA), Gerkens (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Varela (LPF), De Nerée tot Babberich (CDA), Aptroot (VVD), Blom (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Heemskerk (PvdA), Van Dam (PvdA) en Schippers (VVD).

Plv. leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), Fierens (PvdA), Van der Vlies (SGP), De Grave (VVD), Mosterd (CDA), Kortenhorst (CDA), Van Gent (GroenLinks), Duyvendak (GroenLinks), De Ruiter (SP), Dezentjé Hamming (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), Hofstra (VVD), Ferrier (CDA), Eerdmans (LPF), Vergeer (SP), Jan de Vries (CDA), Hermans (LPF), Mastwijk (CDA), De Krom (VVD), Smeets (PvdA), Van Heemst (PvdA), Smits (PvdA), Boelhouwer (PvdA), Kalsbeek (PvdA) en Van Beek (VVD).

XNoot
4

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Rouvoet (ChristenUnie), Kant (SP), Verbeet (PvdA), Van Oerle-van der Horst (CDA), voorzitter, Tonkens (GroenLinks) en Van Miltenburg (VVD).

Plv. leden: De Ruiter (SP), Stuurman (PvdA) en Mosterd (CDA).

Naar boven