nr. 3
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel,
heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen.
De door de regering gegeven antwoorden zijn hierbij afgedrukt.
De voorzitter van de commissie,
Noorman-Den Uyl
De griffier van de commissie,
De Gier
1
Hoe komt het dat de benodigde statistische informatie
op basis waarvan de algemene uitkering wordt bepaald, op het moment van uitkering
nog niet bekend was? Is dit een structureel probleem?
De verdeling van de algemene uitkering wordt bepaald aan de hand van een
hoog-ontwikkeld systeem van maatstaven. Bij de bepaling van de scores van
gemeenten op die maatstaven zijn objectieve statistische gegevens, grotendeels
afkomstig van het CBS, essentieel. Een greep: het aantal woonruimten, het
aantal huishoudens met een laag inkomen, de omgevingsadressendichtheid, het
aantal ha oppervlakte buitenwater etc. (Een compleet overzicht is opgenomen
in het Besluit financiële verhouding 2001 (Stb. 2001, 88) dat jaarlijks
wordt geactualiseerd). De gegevens voor deze maatstaven worden elk jaar behoedzaam
geraamd. Hierop wordt een bevoorschotting voor de gemeenten gebaseerd. Al
gedurende het lopende jaar is een groot gedeelte van deze statistische gegevens
definitief beschikbaar. De gegevens van enkele maatstaven zijn echter pas
in de loop van het volgende en het daaropvolgende jaar definitief beschikbaar.
Dit veroorzaakt een tijdelijk verschil tussen de bevoorschotting en de begrotingsstand
van het gemeentefonds.
Omdat de beheerders van het gemeentefonds gegevens willen gebruiken die
zo accuraat en actueel mogelijk zijn, is in de systematiek ingebouwd dat de
definitieve uitkering aan gemeenten pas later wordt bepaald. Doordat deze
systematiek behoedzaam wordt toegepast leidt dat niet tot problemen voor de
gemeenten. Er is dus gelukkig geen sprake van een probleem, laat staan van
een structureel probleem.
2
Van welke doelgroep is uitgegaan bij de bepaling van
de hoogte van het bedrag aan extra middelen minima zonder arbeidsperspectief?
Hoe wordt deze doelgroep gedefinieerd, zowel naar de periode waarop de personen
uit de doelgroep zich op het minimumniveau moeten bevinden als ook naar de
herkomst van het inkomen?
Aan het gemeentefonds is eenmalig een bedrag van € 20 miljoen
toegevoegd omdat de eenmalige verstrekking van extra middelen voor de financiële
ondersteuning van langdurige minima via de gemeenten verloopt. De beleidsmatige
achtergrond van deze verstrekking valt niet onder de verantwoordelijkheid
van de fondsbeheerders, maar onder die van de staatssecretaris van SZW. Deze
heeft de gemeenten geïnformeerd middels een brief van 17 februari
2003 (kenmerk Intercom/2003/12 805); in onderdeel 9 van die brief wordt
uitleg gegeven over dit onderwerp.
De fondsbeheerders zijn systeemverantwoordelijk voor het gemeentefonds.
Zij dragen zorg voor een adequate en juiste financiële verwerking van
de maatregel in de richting van de gemeenten, in dit geval door een eenmalige
toevoeging aan het gemeentefonds.
Voor de volledigheid zij hier nog gewezen op het wetsvoorstel Wet werk
en bijstand, dat op 12 mei 2003 bij de Tweede Kamer is ingediend (Kamerstukken
II 2002/03, 28 870, nr. 2). De financiële ondersteuning aan
langdurige minima is in dit wetsvoorstel opgenomen in de vorm van een zgn.
langdurigheidstoeslag (zie artikel 36).
3
Leiden de extra structurele middelen voor apparaatskosten
Bouwstoffenbesluit ook werkelijk tot een beter toezicht en handhaving door
gemeenten?
Op grond van de wet Bodembescherming en de Wet verontreiniging oppervlaktewater
wijst het bouwstoffenbesluit de gemeenten een aantal toezichts- en handhavingstaken
toe voor het gebruik van steenachtige bouwstoffen. Dit betreft
dus wetgeving van de staatssecretaris van VROM; de beleidsmatige achtergrond
van deze keuzes valt niet onder de verantwoordelijkheid van de fondsbeheerders.
Zij zijn systeemverantwoordelijk voor het gemeentefonds. Wel is relevant om
te melden dat de toevoeging van de bijbehorende middelen aan het gemeentefonds
in eerste instantie op tijdelijke basis heeft plaatsgevonden, juist met het
oog op een evaluatie, door het ministerie van VROM, van de gemeentelijke uitvoeringspraktijk.
Deze evaluatie heeft inmiddels plaatsgevonden, zoals ook aangegeven in de
1ste suppletore begroting 2003 van het gemeentefonds, en heeft tot de conclusie
geleid dat de toevoeging aan het gemeentefonds structureel wordt gemaakt.
Daaruit valt af te leiden dat de evaluatie een positieve uitkomst liet zien
ten aanzien van de uitvoering van de toezichts- en handhavingstaken door de
gemeenten.
4
Wanneer in het begrotingsjaar 2003 vindt de feitelijke
uitbetaling van behoedzaamheidsreserve/nacalculatie 2002 plaats?
De feitelijke uitbetaling heeft plaatsgevonden in één keer,
op 1 april 2003. Dit is aan de gemeenten gemeld in de maartcirculaire
gemeentefonds.
XNoot
1Samenstelling:
Leden: Van Fessem (CDA), Kalsbeek (PvdA), Van Heemst (PvdA), Noorman-den
Uyl (PvdA), voorzitter, Vos (GL), Cornielje (VVD), Adelmund (PvdA), De Wit
(SP), Van Beek (VVD), ondervoorzitter, Van der Staaij (SGP), Luchtenveld (VVD),
De Pater-van der Meer (CDA), Van As (LPF), Lazrak (SP), Wolfsen (PvdA), Tonkens
(GL), Smilde (CDA), Spies (CDA), Eerdmans (LPF), Sterk (CDA), Haverkamp (CDA),
Straub (PvdA), Boelhouwer (PvdA), Hirsi Ali (VVD), Szabó (VVD), Vacature
(CDA), Vacature (D66).
Plv. leden: Van Bochove (CDA), De Vries (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Fierens
(PvdA), Halsema (GL), Schippers (VVD), Dubbelboer (PvdA), Kant (SP), Rijpstra
(VVD), Slob (CU), Wilders (VVD), Rambocus (CDA), Varela (LPF), Vergeer-Mudde
(SP), Van Nieuwenhoven (PvdA), Van Gent (GL), Algra (CDA), Çörüz
(CDA), Nawijn (LPF), Atsma (CDA), Bruls (CDA), Hamer (PvdA), Leerdam, MFA
(PvdA), Griffith (VVD), Balemans (VVD), Meijer (CDA), Giskes (D66).