Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2002-2003 | 28915 nr. A |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2002-2003 | 28915 nr. A |
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 10 april 2003 en het nader rapport d.d. 16 mei 2003, aangeboden aan de Koningin door de minister van Financiën. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 26 februari 2003, no. 03.000890, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Noodwet financieel verkeer in verband met de dekking van het terrorismerisico door verzekeraars.
Het voorstel voorziet door wijziging van de Noodwet financieel verkeer (de Noodwet) in de bevoegdheid van de Minister van Financiën te bepalen dat in verband met de dekking van het terrorismerisico door hem vast te stellen kortingen worden toegepast op verzekerde bedragen. De memorie van toelichting bespreekt de Nederlandse Herverzekeringsmaatschappij voor Terrorismeschaden N.V. (NHT) en de daarmee verband houdende staatsherverzekering. De Raad van State plaatst enkele kanttekeningen bij het voorstel en de toelichting en adviseert een en ander aan te passen.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 26 februari 2003, nr. 03.000890, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 10 april 2003, nr. W06.03.0084/IV, bied ik U hierbij aan.
In reactie op het advies van de Raad van State merk ik het volgende op, waarbij de volgorde van de punten wordt aangehouden zoals die door de Raad is gehanteerd.
1. Het voorstel is aan artikel 1 van de Noodwet een definitie toe te voegen, luidende:
«i. overeenkomst van schadeverzekering: de overeenkomst van schadeverzekering in de zin van artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, gesloten door ondernemingen, waarop die wet van toepassing is;»
Artikel 12 van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 (WTV) bepaalt dat die wet van toepassing is op:
a) verzekeraars met zetel in Nederland;
b) verzekeraars met zetel buiten Nederland voor wat betreft:
1° een bijkantoor in Nederland;
2° het verrichten van diensten naar Nederland.
De vraag rijst of met de term «verzekeringsondernemingen» in het voorgestelde artikel 18b, eerste lid, (dan wel de term «verzekeraars in Nederland» waarmee in de memorie van toelichting wordt aangeduid wie NHT hebben opgericht) de verzekeraars zijn bedoeld waarop de WTV van toepassing is, of dat het wetsvoorstel hier een andere afbakening beoogt. De Raad adviseert hierover in de toelichting opheldering te verschaffen en het voorstel zo nodig aan te passen, bijvoorbeeld door te bepalen in artikel 18b dat kortingen kunnen gelden wèl voor deze maar niet voor een andere categorie verzekeraars in de zin van de WTV. In dat geval zou ook aanpassing van artikel 20 aangewezen kunnen zijn.
1. De vraag of met de termen «verzekeringsondernemingen» en «verzekeraars in Nederland» de verzekeraars zijn bedoeld waarop de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 (Wtv 1993) van toepassing is, kan bevestigend worden beantwoord, met dien verstande dat dit tevens geldt voor natura-uitvaartverzekeraars waarop de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf (Wtn) van toepassing is. In de toelichting op de in artikel 1 ingevoegde definities van de begrippen «overeenkomst van schadeverzekering» en «overeenkomst van natura-uitvaartverzekering» is hiervan melding gemaakt.
2. Het voorgestelde artikel 18b, eerste lid, van de Noodwet, luidt als volgt:
«Onze Minister is bevoegd te bepalen dat verzekeringsondernemingen die ingevolge door hen gesloten overeenkomsten van levensverzekering of overeenkomsten van schadeverzekering uitkeringen zullen verrichten naar aanleiding van terroristische handelingen, door hem vast te stellen kortingen toepassen, dan wel niet gehouden zijn tot uitkeringen die een door hem te bepalen bedrag voor alle verzekeringsondernemingen gezamenlijk overschrijden.»
Het voorstel plaatst artikel 18b in een nieuw «Hoofdstuk IXa. Dekking terrorismerisico door verzekeringsondernemingen».
Dit artikellid en de daarvoor gekozen inbedding geven het college aanleiding tot de volgende opmerkingen.
a. De memorie van toelichting zet uiteen dat conform de systematiek van de Noodwet ervan is afgezien het begrip «terrorismerisico» te definiëren nu er voor de huidige kernbegrippen «oorlogsrisico» en «buitengewone omstandigheden» evenmin definities in deze wet zijn opgenomen. De voorkeur werd gegeven een nadere omschrijving van deze begrippen over te laten aan de Minister van Financiën. Het is echter naar de mening van de Raad de vraag of de beslissing dat bepaalde gebeurtenissen moeten worden aangemerkt als terroristische handelingen die aanleiding kunnen geven tot het in werking stellen van artikel 18b geheel kan worden overgelaten aan het beleidsoordeel van de minister zonder dat er enkele algemene criteria worden genoemd waaraan dit oordeel kan worden getoetst. Daarbij kan nog worden opgemerkt dat het onderscheid tussen terroristische handelingen enerzijds en oorlogshandelingen of andere gevallen van het opzettelijk toebrengen van schade anderzijds niet altijd even duidelijk is, terwijl deze handelingen tot verschillende juridische gevolgen kunnen leiden. Het college beveelt dan ook aan ten minste in de toelichting de term «terroristische handelingen» nader te verduidelijken ook in het licht van een noodzakelijke afbakening van andere gevallen waarbij sprake is van het opzettelijk toebrengen van schade. Daarbij kan mede worden ingegaan op de vraag op welke wijze het risico van terroristische handelingen in de verzekeringspolissen waarop de wettelijke regeling beoogt aan te sluiten wordt omschreven. Nu verzekeraars verplichtingen – mede ingevolge ander dan Nederlands recht – ten aanzien van personen en objecten in vele landen kunnen hebben die aldaar door terroristische handelingen kunnen worden getroffen, verdient ten slotte bespreking in hoeverre aan de voorgestelde regeling globale strekking toekomt.
b. In zoverre ten vervolge op het hiervoor vermelde onderdeel 1 merkt het college op dat de term «verzekeringsondernemingen» in het voorgestelde artikel 18b, eerste lid, niet is gedefinieerd. Om het in de toelichting bedoelde probleem van nadere kwalificatie te voorkomen, ware te spreken van één of meer terroristische handelingen. Het lijkt niet nodig, na het zinsgedeelte betreffende «kortingen», het voorgestelde gedeelte «dan wel niet gehouden zijn tot uitkeringen die overschrijden» te behouden; laatstbedoelde gedeelte – kennelijk geïnspireerd door de NHT-regeling – leidt immers óók tot kortingen en geeft – waartoe deze bepaling overigens niet dient – voorts één maatstaf ter bepaling van een korting, terwijl denkbaar is dat de minister ook andere maatstaven zou willen toepassen. Zou evenwel het criterium «voor alle verzekeringsondernemingen gezamenlijk» gehandhaafd blijven, dan behoeft de term «gezamenlijk» verduidelijking, waarbij mede waarborging van gelijke behandeling van gelijke gevallen aan de orde dient te komen. Voorts zou tot uitdrukking dienen te komen dat het niet alleen noodzakelijk kan zijn kortingen toe te passen ter zake vanéén of meer gebeurtenissen die als terroristische handelingen kwalificeren, maar ook terzake van alle dergelijke gebeurtenissen in een bepaalde verzekeringsperiode. Het college adviseert het eerste lid, en dientengevolge het derde lid overeenkomstig het voorgaande aan te passen.
c. Volgens het college verdient overweging de vraag of artikel 23 (contractuele bepalingen buiten toepassing), en artikel 24 van de Noodwet (pensioen- en spaarfondsen) van overeenkomstige toepassing dienen te zijn op terroristische handelingen.
d. Hoofdstuk X van de Noodwet heeft tot titel «Dekking oorlogsrisico ».
Dat is aangewezen omdat artikel 19 de minister de bevoegdheid verleent te bepalen dat in overeenkomsten van levensverzekering het oorlogsrisico van een door hem vast te stellen tijdstip af wordt geacht mede te zijn verzekerd. Het voorgestelde artikel 18b regelt uitsluitend de mogelijkheid van kortingen. Het hoofdje «Dekking terrorismerisico » lijkt daarvoor minder passend. Het college adviseert de voorgestelde regeling in een nieuw hoofdstuk Xa, als artikel 24a, onder te brengen, met vernummering van het huidige hoofdstuk Xa respectievelijk artikel 24a, onder een passende titel.
2.a. De aanbeveling om de term «terroristische handelingen» nader te verduidelijken is opgevolgd in de toelichting op artikel 18b, eerste en derde lid. Daarbij is mede ingegaan op de omschrijving die de Nederlandse Herverzekeringsmaatschappij voor Terrorismeschaden N.V. (NHT) hanteert voor het terrorismerisico.
Zoals aangegeven onder punt 1 geldt de voorgestelde regeling voor verzekeraars waarop de Nederlandse toezichtswetgeving van toepassing is. Het betreft verzekeraars met zetel in Nederland, alsmede verzekeraars met zetel buiten Nederland voor wat betreft hun bijkantoren in Nederland en de diensten die zij naar Nederland verrichten.
Voor verzekeraars met zetel buiten Nederland die hier te lande werkzaam zijn door middel van een bijkantoor of door het verrichten van diensten naar Nederland, leert de praktijk dat in overgrote meerderheid dekking wordt geboden aan in Nederland gelegen risico's. Op dergelijke risico's is normaliter Nederlands recht van toepassing.
Voor verzekeraars met zetel in Nederland geldt eveneens dat zij voornamelijk Nederlandse risico's dekken. Voor wat betreft de activiteiten van deze verzekeraars door middel van bijkantoren in het buitenland en dienstverrichting naar het buitenland, geldt dat het onwaarschijnlijk moet worden geacht dat de Nederlandse verzekeringssector als geheel in capaciteitsproblemen kan komen door een terroristische aanslag in het buitenland. In dit verband zij volledigheidshalve opgemerkt dat zelfstandige dochtermaatschappijen in het buitenland van verzekeraars met zetel in Nederland, als buitenlandse verzekeraars worden beschouwd, waarop de voorgestelde regeling niet van toepassing is.
2.b. De suggestie om in artikel 18b, eerste lid, de term «terroristische handelingen» te wijzigen in «één of meer terroristische handelingen» is overgenomen.
In het geval dat binnen een korte periode meer dan één terroristische actie plaatsvindt, moet de kans niet worden uitgesloten dat, hoewel op voorzichtige wijze een schatting is gemaakt van de toe te passen kortingen voor eerdere schadegevallen, de verzekeringsmarkt niet meer in staat is om welke uitkering dan ook te verrichten. In een dergelijk zeer uitzonderlijk geval moet de minister kunnen besluiten dat verzekeraars in het geheel niet meer gehouden zijn tot uitkeringen. Tegemoetkomend aan de opmerking van de Raad zou kunnen worden gesteld dat in een dergelijk geval een korting van 100% wordt toegepast. Een dergelijke interpretatie van het begrip korting wijkt naar de mening van ondergetekende echter sterk af van het normale spraakgebruik en is daarom zeker niet duidelijker dan de in het wetsvoorstel gehanteerde formulering. Op grond van het vorengaande en omdat ondergetekende geen bezwaar ziet in het beschikken over één maatstaf ter bepaling van een korting, is geen uitvoering gegeven aan het voorstel van de Raad om de zinsnede «dan wel niet gehouden zijn tot uitkeringen die overschrijden» te schrappen.
In de toelichting is naar aanleiding van de opmerking van de Raad over het begrip «gezamenlijk», toegevoegd dat de aldaar genoemde totaal beschikbare dekkingscapaciteit betrekking heeft op de capaciteit van de gehele Nederlandse verzekeringssector.
Uiteraard zal de minister bij de uitoefening van zijn bevoegdheid er naar streven gelijke gevallen gelijk te behandelen. Dit algemeen beginsel van behoorlijk bestuur is echter zo vanzelfsprekend dat ondergetekende een afzonderlijke vermelding daarvan niet nodig acht.
Aan de toelichting bij het eerste lid van artikel 18b is aan de zinsnede dat de minister van zijn bevoegdheid gebruik kan maken indien de te verrichten uitkeringen de capaciteit van de Nederlandse verzekeringssector te boven gaat, toegevoegd dat het de capaciteit betreft die beschikbaar is binnen een bepaald kalenderjaar.
2.c. De suggestie om artikel 23 van overeenkomstige toepassing te verklaren op terroristische handelingen is overgenomen door opneming van een nieuw artikel 18d. Dit geldt echter niet voor wat betreft artikel 24. Vanuit de pensioensector zijn namelijk geen problemen gemeld zoals vanuit de verzekeringssector. Dit kan worden verklaard uit het feit dat pensioenfondsen op grond van de door hen gehanteerde reglementen, gerechtigd zijn de aanspraken te beperken en de premies aan te passen indien de beschikbare middelen onvoldoende zijn. Een dergelijke mogelijkheid hebben verzekeraars niet.
2.d. De titel van hoofdstuk IXa is gewijzigd in «Korting op dekking terrorisme-risico door verzekeringsondernemingen».
Het advies van de Raad om de voorgestelde regeling in een nieuw hoofdstuk Xa op te nemen, met vernummering van het huidige hoofdstuk Xa en het daarin opgenomen artikel 24a, is niet overgenomen. Met de in het wetsvoorstel gekozen invoeging van hoofdstuk IXa en de artikelen 18b tot en met 18d, blijven de vernummeringen in de wet tot het minimum beperkt.
3. De regeling van NHT is geen onderdeel van het voorstel. De memorie van toelichting vermeldt daarover, kort samengevat, dat verzekeraars in Nederland NHT hebben opgericht. NHT zal de terrorismerisico's van de verzekeraars overnemen. De staat biedt aan NHT aanvullende herverzekeringsdekking. De totale terrorismedekking zal beperkt zijn tot de capaciteit van NHT. Het college stipt hierna enkele juridische punten aan die bij die regeling aan de orde zouden kunnen komen en voor een evenwichtige beoordeling van het thans voorliggende wetsvoorstel van betekenis kunnen zijn.
– Het lijkt wenselijk onder ogen te zien of bescherming van de financiële sector tegen het thans bedoelde gevaar een Europese in plaats van nationale aanpak vereist en zo ja, hoe Nederland zo'n aanpak zou kunnen bevorderen.
– In NHT werken verzekeraars samen. Deze samenwerking dient mede te worden beoordeeld naar Europees en nationaal mededingingsrecht. Het college verwijst naar de Oostenrijkse terreurpool (zaak COMP/38 526 – 2003/C 49/04).
– Volgens artikel 87, eerste lid, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap zijn steunmaatregelen met staatsmiddelen bekostigd die de mededinging dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt, behoudens uitzondering zoals voorzien in het tweede lid, onder b, in geval van schade veroorzaakt door buitengewone gebeurtenissen. De voorgestelde herverzekering van staatswege ware in dit kader te bezien.
– Verlies van mensenlevens door terrorisme kan voor verzekeraars, behalve tot financiële nadelen, ook tot voordelen leiden. De vraag rijst of en zo ja hoe bij de behandeling van aanspraken op NHT met eventuele voordelen zal worden rekening gehouden.
– Nader te bespreken ware of en zo ja in hoeverre NHT en de staatsherverzekering al dienen te zijn aangesproken vóór de onderwerpelijke ministeriële bevoegdheid toepassing zal vinden.
– Bij korting kan de vraag opkomen van «fair balance» tussen algemeen belang en bescherming van contractuele rechten van verzekerden in de zin van artikel 1, tweede lid, van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Het lijkt raadzaam voorzover mogelijk te verkennen hoe de minister bij uitoefening van de thans besproken bevoegdheid deze «balance» kan vinden.
– Het is niet uitgesloten dat na gebruik van de bedoelde ministeriële bevoegdheid de verzekeraars weer in zodanige financiële positie komen dat, gelet op de rangorde van hun verplichtingen, de door de minister toegestane kortingen op de uitkeringen «achteraf» in een ander licht komen te staan. Te bespreken is of en zo ja hoe met zo'n nieuwe situatie kan worden rekening gehouden, mede gelet op het verzekeringstechnisch en maatschappelijk onderscheid tussen schade- en levensverzekeringen dat daarbij van belang kan zijn.
– Tenslotte verdient, vooral gelet op de uitkeringsrechten die ingevolge de voorgestelde regeling niet of onvolledig tot uiting zullen komen, precisering de verhouding tussen enerzijds de nieuw voorgestelde regelingen, met inbegrip van NHT en de staatsherverzekering, en anderzijds de Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen.
Het college adviseert in de toelichting op een en ander (nader) in te gaan, voorzover van betekenis voor een goede beoordeling van het wetsvoorstel.
3. Met betrekking tot de door de Raad aangestipte juridische punten inzake de NHT wordt het volgende opgemerkt.
– Na de aanslagen op 11 september 2001 zijn in Europees verband de mogelijkheden bezien van grensoverschrijdende oplossingen, onder andere in verband met de potentiële voordelen van risicospreiding en draagkracht-verbreding. Verwacht moet echter worden dat met de uitwerking van een grensoverschrijdende constructie geruime tijd gemoeid zal zijn. Het is immers duidelijk dat nationale poolconstructies – het Verenigd Koninkrijk en Spanje kennen reeds enige tijd oplossingen voor het verzekeren van terrorismerisico's op basis van de in die landen bestaande ervaring met terroristische aanslagen (IRA en ETA) – reeds worden gekenmerkt door een hoge mate van complexiteit. Mede vanwege het feit dat de behoefte bestond om snel te reageren, is geconcludeerd dat een Europese oplossing vooralsnog als te ambitieus moet worden beoordeeld. Daar komt bij dat nationale oplossingen als voordeel hebben dat deze specifiek toegesneden kunnen worden op de marktsituatie in de betrokken lidstaat, zoals bijvoorbeeld wordt gereflecteerd door een per lidstaat verschillend belang van de industriële verzekeringsmarkt. Een Europese constructie wordt bovendien bemoeilijkt door de gevraagde onderlinge solidariteit bij een wellicht verschillend risicoprofiel van de lidstaten. De huidige nationale benadering is dus te verklaren en te rechtvaardigen. Gezien de potentiële voordelen ervan is Nederland uiteraard bereid constructief mee te denken over een Europese oplossing, maar zal in het licht van het vorengaande het initiatief laten aan de Europese Commissie. Aan de memorie van toelichting is een passage in deze zin toegevoegd.
– Poolconstructies, waarin verzekeraars risico's delen, kunnen effect hebben op de mededinging. Gekozen is voor een marktconforme opzet van de pool. De NHT treedt op als herverzekeraar; in de acceptatie van risico's en in de prijsstelling op de directe markt blijven de concurrentieverhoudingen tussen verzekeraars ongewijzigd. Zo staat deelname aan de NHT open voor alle verzekeraars die bevoegd zijn in Nederland het verzekeringsbedrijf uit te oefenen. In dit verband is tevens relevant dat de poolconstructie een algemeen belang dient. Zonder de pool zouden terrorismerisico's in Nederland immers niet gedekt kunnen worden. Opgemerkt wordt dat de NHT is vormgegeven naar het model van de eerder door mededingingsautoriteiten gefiatteerde millenniumpool. Het Verbond van Verzekeraars zal de NHT op korte termijn aanmelden bij zowel de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) als bij de Europese Commissie.
– Over de mogelijke toepasselijkheid van artikel 87, eerste lid, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, is contact opgenomen met de Europese Commissie.
– Indien voorafgaand aan de verwezenlijking van het terrorismerisico – waarmee voor verzekeraars het recht op uitkering van de NHT openstaat – een bepaalde vermogensopbouw onder de polis is gerealiseerd, wordt het bedrag van die reeds gerealiseerde vermogensopbouw in mindering gebracht op de uitkering van de NHT aan de verzekeraar. Het bedrag van de gerealiseerde vermogens-opbouw wordt gesteld op de krachtens de Wtv 1993 aan te houden premie-voorziening ten aanzien van de betrokken verzekering.
– Voor beantwoording van de vraag of en zo ja in hoeverre NHT en de staatsherverzekering al dienen te zijn aangesproken vóór de onderwerpelijke ministeriële bevoegdheid toepassing zal vinden, wordt verwezen naar de voorlaatste alinea van het algemeen deel van de memorie van toelichting. Daarin is opgemerkt dat bij schade die de capaciteit van de NHT overschrijdt, de grenzen van de draagkracht van het verzekeringsstelsel kunnen worden bereikt. In een dergelijk geval kan de minister gebruik maken van zijn bevoegdheid. Met de hantering van het begrip «capaciteit van de NHT» wordt gedoeld op de capaciteit die wordt geleverd door verzekeraars, herverzekeraars en de overheid gezamenlijk.
– De minister zal niet eerder van zijn bevoegdheid gebruik maken dan nadat is gebleken dat de verzekerde schade de capaciteit van de NHT overschrijdt. Zoals vermeld in de toelichting zal zich dan de situatie kunnen voordoen dat de stabiliteit van de verzekeringssector in gevaar komt, aangezien dan verzekeraars niet meer aan hun verplichtingen kunnen voldoen en failliet raken. Zou de minister in dat geval niet ingrijpen dan zullen veel verzekerden, ook zij met vorderingen die niets uitstaande hebben met terrorisme, achter het net vissen. Op dit moment kan moeilijk in abstracto worden aangegeven hoe de afweging tussen de bescherming van de contractuele rechten van individuele door terrorisme getroffen verzekerden enerzijds en de belangen van alle of een veel grotere groep verzekerden alsmede de stabiliteit van de verzekeringssector in zijn geheel anderzijds, zal uitvallen. Wel ligt het in de rede dat in zo'n uitzonderlijk geval de belangen van het collectief van groter gewicht zullen worden geacht dan die van individuele getroffenen.
– Het wetsvoorstel voorziet niet in de mogelijkheid om toegepaste kortingen terug te draaien. Bedacht dient te worden dat de kortingsmogelijkheid is gecreëerd voor zeer extreme situaties waarbij de nodige voorzichtigheid betracht zal worden. Toepassing van de ministeriële bevoegdheid kan pas aan de orde komen nadat de capaciteit van de NHT, inclusief de staatsherverzekering, is overschreden en het disfunctioneren van de verzekeringssector dreigt. Gezien deze voorzichtigheid acht ondergetekende het niet aangewezen om de mogelijkheid te creëren, kortingen in een later stadium gedeeltelijk terug te draaien.
– De gewenste precisering is naar de mening van ondergetekende reeds gegeven in de memorie van toelichting. In het algemeen deel is immers de volgende passage opgenomen: «Met deze aanvullende herverzekeringsdekking kan tevens een mogelijk beroep op de overheid, bij voorbeeld op grond van de Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen, worden vermeden. Die wet kan na afweging van alle in het geding zijnde belangen bij koninklijk besluit van toepassing worden verklaard in geval van schaden, anders dan uit zoetwateroverstroming en aardbeving, die een bepaalde omvang te boven gaan en bovendien onverzekerbaar zijn. In dergelijke gevallen kan maximaal € 450 miljoen aan benadeelden worden uitgekeerd. Met de totstandkoming van de NHT zal van feitelijke onverzekerbaarheid van het terrorismerisico tot op zekere hoogte dus geen sprake behoeven te zijn.»
4. Los van het advies van de Raad is de memorie van toelichting op enkele plaatsen geactualiseerd.
De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.
Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28915-A.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.