Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2002-2003 | 28881 nr. 2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2002-2003 | 28881 nr. 2 |
Vastgesteld 11 juni 2003
De commissie voor de Rijksuitgaven1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de regering over het rapport van de Algemene Rekenkamer «Rijk verantwoord 2002». Rapport bij het Financieel Jaarverslag van het Rijk en uitkomsten rechtmatigheidsonderzoek (28 881, nr. 1).
De minister van Financiën heeft deze vragen beantwoord bij brief van 10 juni 2003.
Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
Op diverse plaatsen wordt geconstateerd dat er nog te weinig toezicht is op de Europese geldstromen. Verder wordt geconstateerd dat in sommige gevallen de Europese aanbestedingsrichtlijnen niet opgevolgd worden. Hoe denkt de minister dit probleem op te lossen?
De afgelopen jaren is veel energie besteed aan het toezicht op de Europese Structuurfondsgelden. Deze gelden vormen, samen met de landbouwsubsidies, het overgrote deel van de Europese geldstromen naar Nederland. Ten behoeve van het toezicht op de overige Europese geldstromen is in 2002 de wet Toezicht Europese subsidies (wet TES) van kracht geworden. Ten aanzien hiervan wordt ook verwezen naar de beantwoording van vraag 15.
De tweede vraag gaat in op de Europese aanbestedingsrichtlijnen (EAR). De oorzaak van het niet naleven van de EAR ligt vooral in het feit dat het Nederlandse managementmodel (integraal manager) niet goed aansluit bij de opzet van de EAR (aggregatie). De EAR zijn namelijk op het Franse model (centraal besturingsmodel) geënt. Nederland heeft indertijd de EAR integraal overgenomen zonder vertaling naar de Nederlandse situatie. Om dit aansluitingsprobleem te ondervangen is een tweetal acties in gang gezet. Ten eerste worden de departementen vanuit de projectdirectie Professioneel Inkopen en Aanbesteden (PIA) gestimuleerd om de (centrale) inkoopfunctie te professionaliseren. In dit kader hebben alle departementen Centrale Directeuren Inkoop (CDI's) aangesteld. Door gebruik te maken van de centrale kennis inzake de toepassing van de EAR zal de niet-naleving in omvang steeds verder moeten afnemen. Ten tweede is van belang dat op dit moment een nieuwe Europese Aanbestedingsregeling door de EU wordt voorbereid. Het is de verwachting dat die nieuwe regeling in 2004 wordt vastgesteld. Het is het voornemen mede naar aanleiding van de parlementaire enquête Bouwnijverheid deze nieuwe Europese Aanbestedingsregeling specifiek door te vertalen naar de Nederlandse situatie ten aanzien van aanbestedingen.
Welke lessen heeft het kabinet getrokken uit de opmerkingen van de Algemene Rekenkamer ten aanzien van het Diergezondheidsfonds nu Nederland weer wordt getroffen door een besmettelijke dierziekte, te weten de vogelpest?
Naast de diverse opmerkingen spreekt de Algemene Rekenkamer ook haar waardering uit over de wijze waarop LNV de MKZ-crisis heeft opgepakt. De leerpunten zijn geïnventariseerd en uitgezet bij de organisatieonderdelen. Deze rapporteren per kwartaal over de voortgang bij de afwikkeling van de leerpunten aan de bestuursraad.
Kan het kabinet een plan van aanpak opstellen inclusief tijdschema voor de 105 gesignaleerde onvolkomenheden?
Elke minister is zelf verantwoordelijk voor het oplossen van de onvolkomenheden op zijn departement. Belangrijk is dat de onvolkomenheden worden opgenomen in de planning en controlcyclus van het departement om de voortgang van de verbetermaatregelen te monitoren. Het afgelopen jaar is bij de departementen de centrale monitoring van de implementatie en werking van de verbetermaatregelen versterkt. Over het algemeen beschikken de departementen over een goed opgezet management control systeem (MCS). Overigens zij opgemerkt dat de 105 door de Algemene Rekenkamer gesignaleerde onvolkomenheden zich kenmerken door een grote verscheidenheid en ook kleinere aandachtspunten bevatten, zoals het niet gebruiken van de voorgeschreven modellen. Bovendien zijn ten aanzien van een groot aantal onvolkomenheden reeds verbeterplannen opgesteld en is ten opzichte van vorig jaar reeds de nodige vooruitgang geboekt bij het oplossen van veel van deze onvolkomenheden.
Zijn er aanwijzingen dat de problemen met het financieel beheer bij DGM zich niet beperken tot bodemsanering en het clean development mechanism?
Nee. De minister van VROM heeft bij brief van 1 mei 2003 gereageerd op het rapport van de Algemene Rekenkamer. In zijn reactie heeft de minister aangegeven de conclusie van de Algemene Rekenkamer dat de onvolkomenheden in het financieel beheer bij DGM structureel zijn en zich uitstrekken over het gehele directoraat-generaal niet te delen. In haar nawoord erkent de Algemene Rekenkamer dat voor de stelling dat de problemen zich over geheel DGM uitstrekken voorshands onvoldoende onderbouwing is (28 880, nr. 25, pagina 70).
Bij tien van de vierentwintig agentschappen voldeden de verantwoordingsstaten niet aan de gestelde eisen. Kan worden bericht om welke bedragen het hier gaat?
De Algemene Rekenkamer heeft bij acht agentschappen fouten en onzekerheden geconstateerd in de verantwoording of vastgesteld dat de toelichting niet geheel voldoet aan de eisen.
In de Rijksbegrotingsvoorschriften zijn modellen en voorschriften opgenomen, die de agentschappen moeten hanteren bij het opstellen van de verantwoordingsstaten en de toelichting daarop. Als de agentschappen van deze modellen en voorschriften afwijken wordt volgens de AR niet voldaan aan de gestelde eisen. Deze eisen betreffen vormvoorschriften, waaraan geen bedragen zijn gerelateerd. De AR noemt in dit kader alleen de Rijks Archief Dienst (RAD).
Voorzover sprake is van fouten en onzekerheden in de verantwoording zijn de bedragen opgenomen in bijlage 2 Overzicht fouten en onzekerheden (TK 28 881, nr. 1). Hieronder is een korte opsomming opgenomen van de fouten en onzekerheden die betrekking hebben op de verantwoordingen van de agentschappen. Overigens zij opgemerkt dat het niet naleven van de Europese Aanbestedingsregels betekent dat de procedures niet zijn nageleefd. Het betekent niet dat onduidelijkheid bestaat over de besteding van de middelen.
| onzekerheid (x 1 mln euro) | fout (x 1 mln euro) | toelichting | |||
|---|---|---|---|---|---|
| juistheid | volledigheid | onjuist | onvolledig | ||
| Uitgaven | |||||
| Justitie | |||||
| – IND | 6,1 | 0,6 | volledigheid opbrengsten | ||
| – DJI | 9,2 | 10,1 | EAR en voorzieningen | ||
| BZK | |||||
| – KLPD | 2,0 | 12,4 | naleving EAR | ||
| Defensie | |||||
| – DTO | 2,6 | 6,6 | naleving EAR | ||
| Ontvangsten | |||||
| VWS | |||||
| – CBG | 0,6 | materiële activa | |||
| Saldibalans | |||||
| Defensie | |||||
| – DGWT | 0,4 | ||||
| VWS | |||||
| – CTBG | 0,6 | ||||
Bij de meeste ministeries ontbreekt op centraal niveau een goed inzicht in de wijze waarop het contactbeheer decentraal wordt uitgevoerd. Wat zijn hiervan de oorzaken en is er op dit vlak een verbetering te verwachten?
Het ontbreken van een centraal inzicht in het contractbeheer wordt voornamelijk veroorzaakt doordat de interne regelgeving (o.a. de regeling Contractbeheer) onvoldoende bekend is bij de decentrale managers. Mede naar aanleiding van opmerkingen van de Algemene Rekenkamer hebben de departementen reeds acties ondernomen of aangekondigd acties te zullen ondernemen om hierin verbetering te brengen. Hierbij valt te denken aan het duidelijker positioneren van de inkoopfunctie in de P&C-cyclus en het zorgdragen voor een betere communicatie van de interne regelgeving in de richting van de decentrale managers.
Hoe kan het dat de minister van Financiën niet weet welk criterium de Rekenkamer gebruikt voor ernstige onvolkomenheden, terwijl de Rekenkamer beweert dezelfde normatiek voor 2002 te hanteren als voor 2001?
In het rapport van de Algemene Rekenkamer wordt op pagina 33 aangegeven dat de AR spreekt van een ernstige onvolkomenheid als die:
– kan leiden tot disfunctioneren van het financieel beheer en/of
– betrekking heeft op kritieke processen en/of
– wijd verbreid is binnen het ministerie en/of
– kan leiden tot aanzienlijke risico's.
Vervolgens worden de ernstige onvolkomenheden genoemd die de AR dit jaar bij de departementen heeft aangetroffen. Hierbij wordt echter door de AR niet aangegeven welke van de bovenstaande vier criteria heeft geleid tot de kwalificatie ernstige onvolkomenheid. Bovendien wordt er geen direct verband gelegd tussen de gesignaleerde problemen en deze criteria. Om die reden is het onduidelijk op basis van welke afwegingen de AR komt tot de kwalificatie ernstige onvolkomenheid en heeft de minister van Financiën in zijn reactie aangegeven dat onduidelijk is op grond van welk criterium een ernstige onvolkomenheid als zodanig wordt gekwalificeerd.
De reden waarom dit punt nu actueel is en niet reeds bij het rechtmatigheidonderzoek 2001 aan de orde is gekomen, is dat er over 2002 voor het eerst sprake is van een duidelijk verschil in beooordeling tussen de Algemene Rekenkamer en de minister van Financiën over het totaalbeeld van het financieel beheer. In 2001 kwam de minister van Financiën tot min of meer dezelfde beoordeling van het financieel beheer als de AR. In 2002 is sprake van een duidelijk verschil in waardering terwijl beide partijen zich baseren op dezelfde feiten. Omdat over de feiten geen verschil van mening bestaat maar over de waardering wel, is de vraag actueel op basis waarvan de Algemene Rekenkamer tot haar oordeel komt.
Kunnen de extra kosten van stringentere toepassing gekwantificeerd worden? Kunnen eventuele extra kosten afgezet worden tegen de baten als gevolg van minder risico's?
De uiterste vorm van een stringentere toepassing van de normen is dat achter elke ambtenaar een controleur zou moeten worden geplaatst en dat achter elke controleur ook weer een controleur staat. Een concreet voorbeeld van de extra kosten van de door de AR bepleite stringentere toepassing is de schadeloosstelling van het ministerie van LNV aan eigenaren van dieren die worden gedood in het kader van de bestrijding van BSE. Zolang de dieren individueel herkenbaar zijn, worden deze individueel geregistreerd en gevolgd door de RVV. Op een bepaald moment gedurende het destructieproces zijn de dieren echter niet meer individueel herkenbaar. Door LNV is vanaf dat moment in het destructieproces een aantal waarborgen ingebouwd om te voorkomen dat het vlees consumptief wordt gebruikt (blauwkleuring van het vlees). Om absolute zekerheid te hebben over de eindbestemming van elk individueel dier zoals de AR wenst, zou elke koe apart in de destructiemachine moeten worden gestopt en zou ook daarna elke koe tot en met het einde van het destructieproces individueel gevolgd moeten worden. Dit leidt tot een aanzienlijke kostenstijging met een zeer beperkte opbrengst in de vorm van minder risico. Bovendien zou de noodzakelijke snelheid en efficiency van het destructieproces met een dergelijke maatregel in gevaar worden gebracht.
Op bladzijde 29 wordt gesteld dat bij het Infrastructuurfonds sprake is van onzekerheden doordat de administratie van de directie IJsselmeergebied door brand is vernietigd. Houdt dat in dat er geen andere mogelijkheden zijn om op andere wijze zekerheid over de rechtmatigheid van genoemde uitgaven en verplichtingen te krijgen?
Zonder administratie is geen volledige zekerheid omtrent de rechtmatigheid van genoemde uitgaven en verplichtingen te krijgen. Om alle onzekerheden ten aanzien van de rechtmatigheid uit te sluiten, zou de gehele administratie opnieuw moeten worden opgebouwd. Dit betekent dat voor alle uitgaven, verplichtingen en ontvangsten alle facturen en overige documentatie zou moeten worden opgevraagd bij alle afnemers en leveranciers. Voorzover dit al mogelijk is, is de vraag of deze informatie volledig betrouwbaar is. Bovendien zouden de overheadkosten opnieuw moeten worden gereconstrueerd.
In hoeverre brengen de onvolkomenheden bij DGM de doelstellingen t.a.v. bodemsanering, het clean development mechanism en eventuele andere milieudoelstellingen in gevaar?
De door de AR gesignaleerde onvolkomenheden rond het financieel beheer bij bodemsanering brengen de doelstellingen van bodemsanering niet in gevaar omdat inmiddels een plan van aanpak in uitvoering is genomen dat erop gericht is die onvolkomenheden tijdig weg te nemen. Zoals door de minister van VROM in zijn brief van 31 oktober 2002 aan de Tweede Kamer (18 199, nr. 4) is gesteld, wordt thans in samenspraak met de betreffende provincies en gemeenten gewerkt aan het nader concretiseren van de prestaties, zodanig dat zij alsnog een voldoende basis bieden voor de toetsing van de bij de afrekening aan het eind van de budgetperiode gerealiseerde prestaties. Aldus kan worden vastgesteld of de bodemsanering daadwerkelijk en milieuhygiënisch verantwoord heeft plaatsgevonden, en daarbij een bijdrage heeft geleverd aan de beleidsdoelstelling, namelijk de beheersing van de bodemverontreinigingsproblematiek per 2023.
Met betrekking tot het clean development mechanism wordt opgemerkt dat de onvolkomenheden in 2002 het proces van totstandkoming van de contracten met multilaterale instellingen betroffen. Bij de controle van de accountantsdienst van VROM is vastgesteld dat de contracten niet afwijken van de gemaakte afspraken in het Kyoto-verdrag en de Marakkesh-akkoorden. Daarnaast heeft de accountantsdienst vastgesteld dat evenmin wordt afgeweken van overige voorwaarden die aan dergelijke contracten moeten worden gesteld.
Duidt het feit dat er bij het ministerie van VROM sprake is van 3 ernstige onvolkomenheden er op dat het financieel beheer bij het ministerie als geheel niet in orde is?
Nee.
Ten aanzien van het financieel beheer bij DGM heeft de Algemene Rekenkamer gesteld dat een brede probleemanalyse duidelijk zal moeten maken wat de exacte reikwijdte van de problemen binnen dit directoraat-generaal is. In haar nawoord erkent de Algemene Rekenkamer dat voor de stelling dat de problemen zich over geheel DGM uitstrekken voorhands onvoldoende onderbouwing is (28 880, nr. 25, blz. 70) (zie ook antwoord op vraag 4).
Ten aanzien van de huursubsidie constateert de Algemene Rekenkamer dat zich bij de uitvoering ernstige onvolkomenheden hebben voorgedaan. In haar nawoord geeft de Algemene Rekenkamer aan dat naar haar mening inmiddels adequate maatregelen zijn getroffen om de bedrijfsvoering te verbeteren en de rechtmatigheid te waarborgen.
Voor de Rijksgebouwendienst geldt dat in 2002 sprake was van een verdere verbetering van het financieel beheer. De Algemene Rekenkamer heeft op grond hiervan besloten haar vervolgbezwaaronderzoek niet voort te zetten. De AR kan zich vinden in de door de minister van VROM voorgestelde maatregelen voor de nog resterende aandachtspunten, maar vraagt extra aandacht voor de managementinformatie. De maatregelen kunnen worden gezien als sluitstuk van het in 2000 ingezette verbetertraject bij de Rijksgebouwendienst.
De Algemene Rekenkamer ondersteunt de door de minister voorgenomen maatregelen voor de integratie van ICT-aspecten in de bedrijfsvoering. In dit licht zal aandacht worden gegeven aan de effecten die de oprichting van een Gemeenschappelijke Dienst met zich meebrengt.
Hoe is de enorme achteruitgang bij het ministerie van Justitie, dat al een zorgenkindje was, te verklaren?
In de opvatting van Financiën is er geen sprake van een achteruitgang bij het ministerie van Justitie. De AR heeft in 2002 bij Justitie geen ernstige onvolkomenheden meer geconstateerd en Financiën constateert vooruitgang ten aanzien van de overige onvolkomenheden. Hierbij heeft Financiën gekeken of de onvolkomenheden ook al in 2001 onderkend waren en of deze in 2002 goed zijn opgepakt. Hieruit resulteert over het geheel genomen een vooruitgang van het financieel beheer bij het minister van Justitie. Door het departement is hard gewerkt aan de bestaande knelpunten met duidelijke resultaten op de verschillende onderdelen.
Daarnaast kunnen de nodige nuanceringen worden geplaatst bij de aantallen onvolkomenheden op basis waarvan de AR tot haar conclusie komt dat sprake is van een achteruitgang in het financieel beheer bij het ministerie van Justitie. In het algemeen deel van het rechtmatigheidsonderzoek over 2002 geeft de AR aan dat bij Justitie sprake zou zijn van 15 onvolkomenheden in 2002 tegenover 9 in 2001. In het deelrapport van het rechtmatigheidsonderzoek 2001 over het minsiterie van Justitie constateerde de AR echter 12 onvolkomenheden in 2001. De vergelijking van 12 onvolkomenheden in 2001 tegenover 15 in 2002 nuanceert reeds het door de AR geschetste beeld. Daarnaast is in 2002 in vergelijking met 2001 een ander aggretieniveau gehanteerd bij de opsomming van onvolkomenheden in de zin dat in 2002 een aantal onvolkomenheden is opgeknipt in meerdere onderdelen die als afzonderlijke onvolkomenheden meetellen in de genoemde 15. Een voorbeeld hiervan zijn de onvolkomenheden ten aanzien van het inkoopmanagement en de naleving van de Europese aanbestedingsregels. In 2002 zijn deze aangemerkt als vier aparte onvolkomenheden terwijl de tekortkomingen op dit terrein in 2001 onder één noemer waren gebracht. Het opnemen van 4 onvolkomenheden in 2002 tegenover 1 over 2001 is mede opmerkelijk omdat de AR bij de naleving van de Europese aanbestedingsregels ten opzichte van voorgaande jaren verbetering waarneemt en het totaal aan fouten en onzekerheden als gevolg van het niet-naleven van de EAR is afgenomen.
Had het ministerie van VROM betere controlemaatregelen kunnen treffen en een beter behandelproces kunnen hanteren bij de uitbetaling van de huursubsidie, gegeven het feit dat er sprake was van een noodsituatie waarin er met spoed iets moest gebeuren?
Op het moment dat geconstateerd werd dat er betalingsproblemen waren met de huursubsidie, is door de minister van VROM in overleg met de Tweede Kamer besloten voorschotbetalingen te doen op basis van standaardbedragen met controle (en terugvordering bij onterechte uitbetaling) achteraf. Tevens is binnen de uitvoerende directie een intern onderzoek uitgevoerd op basis waarvan een maatregelenpakket is genomen gericht op het normaliseren van de uitvoering. Het door de accountantsdienst uitgevoerde onderzoek bevestigt dat de genomen maatregelen de juiste waren. Daarnaast zijn door de acountantsdienst enkele aanvullende aanbevelingen gedaan die onverkort zijn overgenomen.
Wat vindt de regering van de naar de mening van de Rekenkamer wel erg beperkte controlebevoegdheden t.a.v. de gebundelde doeluitkering vanuit het Infrastructuurfonds?
Het ministerie van VenW hanteert ten aanzien van de gebundelde doeluitkering (GDU) een decentralisatiemodel. Dat betekent dat alleen wordt nagegaan of de gelden zijn aangekomen bij de provincies en kaderwetgebieden. De controle op de besteding van de middelen is verder de verantwoordelijkheid van de provincies en kaderwetgebieden. Dit betekent dat reviews niet verder hoeven te gaan dan bij de accountants van de provincies en kaderwetgebieden. Provincies en kaderwetgebieden zijn verplicht om over het volledige bedrag aan ontvangen GDU verantwoording aan Verkeer en Waterstaat af te leggen. Controles op verantwoordingsstukken en bijbehorende accountantsverklaringen die door de provincies en kaderwetgebieden van derden (zoals inliggende gemeenten) worden verlangd, dienen door provincies en kaderwetgebieden zelf te worden uitgevoerd. Mochten er naar aanleiding van de verantwoording twijfels ontstaan, dan zijn de desbetreffende provincies en/of kaderwetgebieden de meest geëigende organen om adequate maatregelen te treffen. Eén van die maatregelen zou dan kunnen zijn het uitvoeren van een review door de provincie of het kaderwetgebied bij de accountant van de desbetreffende gemeente of waterschap. De verantwoording van de provincie of kaderwetgebied inclusief accountantsverklaring dient dan ook te bevestigen dat alle aan derden doorgegeven GDU-gelden naar behoren zijn verantwoord. In het controleprotocol dat binnenkort naar de GDU-ontvangers zal worden gezonden zal expliciet worden aangegeven dat de accountants van de Provincie en Kaderwetgebieden reviews kunnen uitvoeren bij accountants van Gemeenten en Waterschappen.
Waarom hebben de verantwoordelijke ministers zich terughoudend opgesteld bij het verkrijgen van inzicht in de Europese geldstromen?
De Wet toezicht Europese subsidies (TES) is van kracht geworden op 1 mei 2002. Decentrale bestuursorganen moeten jaarlijks aan de ministeries rapporteren over decentraal ontvangen geldstromen, waarvoor aansprakelijkheid bij de Staat bestaat. De eerste rapportage beslaat de periode 1 mei – 31 december 2002 en dient uiterlijk op 30 juni 2003 aan de departementen te zijn verzonden. Om deze reden heeft het accent van de voorbereidende activiteiten bij de ministeries gelegen in de afgelopen maanden en niet in 2002.
Om de verplichtingen, voortvloeiend uit de wet TES, nogmaals onder de aandacht te brengen hebben de departementen brieven verzonden aan de decentrale bestuursorganen en contactpersonen binnen de departementen aangewezen.
Wanneer zal uiterlijk voldaan zijn aan de belangrijkste VBTB-verslaggevingsvoorschriften?
Er zijn verbeteringen mogelijk voor het verantwoorden van beleid in WWW- en HHH-termen. Het feit dat de beleidsinformatie nog niet geheel voldoet aan de verslaggevingsvoorschriften heeft te maken met het groeitraject waarin VBTB zich bevindt. De ministeries hebben in de leeswijzers en in de groeiparagrafen van de departementale begrotingen aangegeven waar zij afwijken van en/of nog niet aan de voorschriften voldoen. De jaarverslagen zijn spiegelbeelden van de begrotingen. De eerder geconstateerde verbeterpunten in de departementale begrotingen over de concreetheid van de doelstellingen, de volledigheid van prestatiegegevens en het ontbreken van een dekkende evaluatieprogrammering hebben hun weerslag in de departementale jaarverslagen. In de ontwerpbegroting 2004 wordt een laatste groeiparagraaf opgenomen, waarin een eindperspectief moet worden geschetst. Op basis van deze laatste «VBTB-paragraaf» zal – in het kader van de evaluatie van VBTB in 2004 – door het ministerie van Financiën worden beoordeeld of de desbetreffende begroting in 2006 aan de thans geldende eisen zal voldoen en/of in hoeverre de VBTB-verslagleggingsvoorschriften moeten worden aangepast.
Kan de minister reageren op de kritiek van de Rekenkamer op de voorgestelde variant van het baten-lastenstelsel, die volgens de Rekenkamer in feite slechts een lastenstelsel is?
De Tweede Kamer zal zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd over de stand van zaken ten aanzien van de rijksbrede invoering van het baten-lastenstelsel, ook wel bekend onder de naam Eigentijds begrotingsstelsel (EBS).
Kan het kabinet de gehanteerde planning geven van de door te voeren verbeteringen op het gebied van het financieel beheer? Kan het kabinet mededelen in hoeverre de planning is gerealiseerd en welke concrete verbeteringen inmiddels zijn gerealiseerd?
Elke minister is zelf verantwoordelijk voor het oplossen van de onvolkomenheden op zijn departement (zie ook vraag 3). Vanuit zijn coördinerende verantwoordelijkheid voor het financieel beheer volgt de minister van Financiën de voortgang van de departementen bij het uitvoeren van verbeterplannen. Het afgelopen jaar is de aandacht voor het financieel management en de bedrijfsvoering bij het departementaal management versterkt. Over het algemeen beschikken de departementen steeds meer over een goed opgezet management control systeem, waardoor het mogelijk is om de bedrijfsprocessen op een adequate wijze te sturen en te beheersen. Wanneer zich verbeterpunten voordoen, worden deze over het algemeen tijdig gesignaleerd en op adequate wijze aangepakt. Ook de centrale monitoring van de implementatie en de werking van verbetermaatregelen is versterkt. In algemene zin is over het afgelopen jaar een goede vooruitgang geboekt bij de vorig jaar bestaande verbeterpunten.
Kan het kabinet mededelen bij welke twee ministeries sprake is van achteruitgang en kan het kabinet een plan van aanpak opstellen met een tijdpad zodat deze twee ministeries bij het volgende jaarverslag vooruitgang zullen hebben geboekt?
De twee ministeries waarbij in 2002 sprake is van achteruitgang zijn VWS en VROM. Bij VWS geldt dat het subsidiebeheer al jaren een aandachtspunt is. De afgelopen jaren zijn er diverse initiatieven ontplooid op het terrein van de subsidies maar die hebben tot nu toe niet het gewenste effect gehad. Ook de Rekenkamer heeft onvolkomenheden in het subsidiebeheer bij VWS geconstateerd. Mede naar aanleiding daarvan en de subsidietaakstelling uit het Strategsich Akkoord van het kabinet Balkenende I en de motie Van As heeft de minister van VWS opdracht gegeven tot het project doorlichting subsidies. Het project betreft een integrale doorlichting van de subsidierelaties van VWS, waarbij beleidsinhoudelijke, juridische en politieke aspecten aan de orde komen. De minister van VWS streeft ernaar om de Tweede Kamer vóór 1 juli 2003 in kennis te stellen van de uitkomsten van het project.
De achteruitgang bij VROM heeft betrekking op de problemen bij de huursubsidie en de bodemsanering. Hoewel de knelpunten voortvarend zijn opgepakt, is er wel sprake van een achteruitgang van het financieel beheer in 2002. De aanpak van de problemen bij de huursubsidie wordt reeds separaat gevolgd door de Tweede Kamer. Inzake bodemsanering zal het plan van aanpak worden aangepast aan de door de AR geuite wensen in het Rechtmatigheidsonderzoek 2002. Naast de separate verbeterplannen huursubsidie en bodemsanering werkt het ministerie van VROM momenteel aan een verbeterplan dat alle andere aanbevelingen van de AR omvat.
Samenstelling:
Leden: Duivesteijn (PvdA), Giskes (D66), ondervoorzitter, Bakker (D66), Crone (PvdA), Rouvoet (CU), De Vries (VVD), voorzitter, De Haan (CDA), Atsma (CDA), Vendrik (GL), Halsema (GL), Kant (SP), Blok (VVD), Ten Hoopen (CDA), Balemans (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Van As (LPF), Rambocus (CDA), Gerkens (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Varela (LPF), De Nerée tot Babberich (CDA), Aptroot (VVD), Blom (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Heemskerk (PvdA), Van Dam (PvdA) en Schippers (VVD).
Plv. leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), Fierens (PvdA), Van der Vlies (SGP), De Grave (VVD), Mosterd (CDA), Kortenhorst (CDA), Van Gent (GL), Duyvendak (GL), De Ruiter (SP), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), Hofstra (VVD), Ferrier (CDA), Eerdmans (LPF), Vacature (CDA), Vergeer-Mudde (SP), De Vries (CDA), Hermans (LPF), Mastwijk (CDA), De Krom (VVD), Smeets (PvdA), Van Heemst (PvdA), Smits (PvdA), Boelhouwer (PvdA), Kalsbeek (PvdA) en Van Beek (VVD).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28881-2.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.