nr. 111
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 juli 2003
Op 24 juni 2003 is in een Algemeen Overleg met de Commissie voor de Rijksuitgaven
van de Tweede Kamer het Financieel Jaarverslag van het Rijk en het Rechtmatigheidsonderzoek
van de Algemene Rekenkamer besproken. In het Financieel Jaarverslag van het
Rijk is opgenomen dat het financieel beheer bij de departementen in 2002 is
verbeterd. In het Rechtmatigheidsonderzoek van de Algemene Rekenkamer wordt
daarentegen geconcludeerd dat het financieel beheer (de bedrijfsvoering) bij
de departementen achteruit is gegaan.
In het bovengenoemde Algemeen Overleg heb ik aangegeven dat ik een dergelijk
verschil in beoordeling als ongewenst beschouw. Het doel van de Algemene Rekenkamer
en het ministerie van Financiën, hoewel beide vanuit een eigen rol en
verantwoordelijkheid opereren (controle respectievelijk toezicht), is gemeenschappelijk,
namelijk het financieel beheer en de bedrijfsvoering bij het Rijk op orde
te krijgen en te houden. In dat kader heb ik aangekondigd met de President
van de Algemene Rekenkamer van gedachten te wisselen hoe een dergelijk verschil
in beoordeling in de toekomst kan worden voorkomen.
Hiervoor is het van belang dat zowel de beoordeling van de Algemene Rekenkamer
als het ministerie Financiën op transparante en consistente wijze tot
stand komt. Hiertoe zal bij alle betrokken partijen tenminste duidelijkheid
moeten bestaan over normatiek en weging, en zo mogelijk ook overeenstemming.
Ook de reikwijdte en de toepassing van een begrip als (ernstige) onvolkomenheid
zal voor alle betrokken partijen duidelijk moeten zijn. Aandachtspunt is op
welke wijze daarbij rekening gehouden wordt met vooruitgang bij eerder geconstateerde
onvolkomenheden en met lopende verbeteringen in het management control systeem
en de planning & controlcyclus.
Hierover is op 2 juli jl. een overleg geweest tussen de Secretaris van
de Algemene Rekenkamer en de Secretaris Generaal van mijn ministerie. Op 8 juli
jl. heb ik, gebruik makend van het gebruikelijke «kennismakingsgesprek», zelf hierover gesproken met de President van de Algemene
Rekenkamer.
In dit overleg is afgesproken om op basis van een gemeenschappelijke inzet
te werken aan duidelijkheid over en het zo mogelijk opheffen van de verschillen
in de wijze waarop de beoordeling plaatsvindt.
Deze gemeenschappelijke intentie zal de komende periode worden uitgewerkt.
In september a.s. zal ik u over de uitkomsten nader informeren.
De Minister van Financiën,
G. Zalm