28 877
Financiële relaties tussen gemeenten en organisaties van betaald voetbal

nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 mei 2003

In antwoord op uw brief van 28 maart jl. zend ik u bijgaand het door u gevraagde rapport «De gemeente als twaalfde man»1. Ik voeg daar tevens bij een afschrift van mijn brief aan de gemeenten1 waar een profvoetbalclub is gevestigd waarin ik mijn beoordeling geef van de financiële relaties tussen gemeenten en organisaties van betaald voetbal en hun stadions.

Aanleiding voor het rapport was een brief van de Europese Commissie van 11 juli 2002 aan de Permanente Vertegenwoordiger van Nederland bij de Europese Unie over de vraag in hoeverre financiële ondersteuning aan professionele voetbalclubs al dan niet staatssteun is in de zin van het EG-verdrag. De commissie stelt in die brief dat financiële ondersteuning aan profvoetbalclubs in beginsel aan staatssteunregels is onderworpen, op voorwaarde dat alle criteria van artikel 87, eerste lid, van het EG-verdrag zijn vervuld. De Commissie heeft in diezelfde brief ook een paar omstandigheden genoemd waarin overheidssteun geen staatssteun vormt, zoals financiële ondersteuning van schoolonderwijs aan jongeren gecombineerd met sporttraining, en financiering van de bouw van een stadion, mits in dat stadion verschillende soorten evenementen plaatsvinden die ten goede komen aan de bevolking in het algemeen. Een afschrift van die brief is als bijlage gevoegd bij het rapport.

De gemeenten waarin een profvoetbalclub is gevestigd zijn door mij op 7 november 2002 schriftelijk geïnformeerd over dat standpunt van de commissie. Daarnaast heb ik het bureau KPMG BEA gevraagd de aard en omvang te inventariseren van de financiële relaties die er bestaan tussen enerzijds gemeenten en anderzijds betaald-voetbalorganisaties en hun thuisstadions. Het bijgevoegde rapport is het resultaat van dat onderzoek. Daaraan voorafgaand zijn op 18 december 2002 op mijn uitnodiging tijdens een ambtelijke bijeenkomst de voorlopige resultaten al gepresenteerd en zijn door de aanwezigen, waaronder ook vertegenwoordigers van de KNVB, ervaringen op dit vlak uitgewisseld.

Intussen is ook in 2002 door het Interdepartementaal Steunoverleg (ISO) een werkgroep gevormd die zich over deze problematiek heeft gebogen en die mede betrokken is geweest bij bovengenoemde activiteiten. Vertegenwoordigers van de betrokken departementen, VNG, IPO en van de KNVB zijn in overleg met de Europese Commissie over deze problematiek.

Het rapport heb ik inmiddels toegezonden aan de gemeenten waar een profvoetbalclub is gevestigd. In mijn begeleidende brief heb ik de betrokken gemeenten er op geattendeerd dat het van belang is dat de decentrale overheden zelf een systeem ontwikkelen voor signalering en vervolgens toetsing of voorgenomen vormen van steunverlening wel of niet als staatssteun moeten worden beschouwd en gemeld aan de Europese Commissie. Mijn ministerie zal met IPO en VNG in overleg treden om te komen tot een uniforme aanpak, waarbij tevens kan worden gekeken naar de rol van de accountant. Ik heb in dat verband ook gewezen op het feit dat de Europese Commissie opdracht kan geven ongeoorloofde steun aan ondernemingen terug te vorderen.

Daarnaast heb ik aandacht gevraagd voor het feit dat, los van de vraag of er sprake is van staatssteun, ook de gevolgen in ogenschouw genomen moeten worden voor de financiële positie van de betreffende gemeente of provincie. Naar mijn oordeel moet worden afgewogen of steun aan een professionele voetbalorganisatie of stadion wel eenmalig is, welke risico's verbonden zijn aan garantiestellingen en leningen, en hoe financiële tegenslagen van welke aard dan ook weer door kunnen werken naar andere partijen. Afhankelijk van aard en omvang van die risico's zou een en ander zichtbaar gemaakt moeten worden in de paragraaf weerstandsvermogen van begroting en rekening en zouden de voorzieningen dus op deze risico's dienen aan te sluiten.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven