28 876
Verdrag tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Republiek Oezbekistan inzake internationaal vervoer over de weg; Tashkent, 23 december 2002

nr. 215
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 mei 2003

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 9 mei 2003.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 8 juni 2003.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 23 december 2002 te Tashkent totstandgekomen verdrag tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Republiek Oezbekistan inzake internationaal vervoer over de weg (Trb. 2003, 36)1

Een toelichtende nota bij het verdrag treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. G. de Hoop Scheffer

TOELICHTENDE NOTA

1. Inleiding

Het onderhavige verdrag vervangt, voor wat de verhouding tussen ons land en Oezbekistan betreft, de op 26 november 1971 te Moskou gesloten Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Unie van Socialistische Sowjetrepublieken betreffende het internationale vervoer over de weg (Trb. 1972, 3). De onderhandelingen over het nieuwe wegvervoerverdrag vonden plaats op verzoek van de Oezbeekse autoriteiten.

De vervoersvolumes met Oezbekistan zijn nog uiterst gering. Dit verdrag, dat bijdraagt aan de harmonisatie van de regelgeving in het internationale wegvervoer, is liberaal van karakter en past in het kader van het creëren van een verbetering van de marktwerking en markttoegang.

De Europese Gemeenschap stelt zich actief op door een verdergaande vrijmaking mogelijk te maken van het goederen-, personen- en dienstverkeer naar en van Oost-Europa. Hierin speelt het transport een belangrijke rol en kan daarbij dankbaar gebruik maken van de openingen die op deze markt geboden worden. Hierbij kan verwezen worden naar de op 21 juni 1996 te Florence totstandgekomen Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten, enerzijds, en de Republiek Oezbekistan, anderzijds (Trb. 1996, 290).

2. Het Verdrag

Het verdrag is gebaseerd op een modeltekst (document CEMT/CM (97)21 van 22 april 1997) die door de Europese Conferentie van Ministers van Vervoer (CEMT) voor het wegvervoerverdrag is vastgesteld. Zowel Nederland als Oezbekistan zijn lid van de CEMT.

Het CEMT-model biedt de mogelijkheid om het bilateraal regime voor het goederen- en personenvervoer over de weg meer in detail te regelen. Het onderhavige verdrag is dan ook voor wat betreft tekst en definities uitgebreider dan de wegvervoerverdragen die Nederland tot nog toe met de Middenen Oost-Europese landen heeft gesloten (zie laatstelijk het op 14 juni 2000 te Astana totstandgekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Kazachstan inzake internationaal vervoer over de weg; Trb. 2000, 77 herdruk). Daarnaast bevat het verdrag op basis van het CEMT-model de volgende elementen:

• het verdrag laat de rechten en verplichtingen uit andere verdragen waar beide staten partij bij zijn, onverlet (artikel 1, tweede lid);

• de toepassing van het verdrag doet geen afbreuk aan de toepassing door Nederland van het recht van de Europese Unie (artikel 1, derde lid);

• het regime voor het goederen- en personenvervoer over de weg (delen II en III) is gericht op de integratie van de Europese vervoersmarkten.

In tegenstelling tot het CEMT-model wordt in de hieronder vermelde artikelen van het verdrag het volgende geregeld:

• Artikel 3, derde lid, onder c: voor het personenvervoer zijn op verzoek van de Oezbeekse autoriteiten de vergunningen één jaar geldig in plaats van vijf jaar en deze kunnen telkens worden verlengd.

• Artikel 8, eerste lid, 9e gedachtestreepje: vrijstelling van de vergunningplicht voor export-vrachtauto's is alleen van toepassing indien de vrachtwagen niet beladen is.

• Artikel 15, vijfde lid, onder h: in deze bepaling is toegevoegd dat in de Gemengde Commissie aandacht besteed wordt aan een lijst met specifieke goederen (gevaarlijke stoffen zoals radioactieve stoffen, kostbare metalen, wapens, enzovoorts) in transit door Oezbekistan. In verband met de geografische ligging ten opzichte van Afghanistan en Pakistan is hiervoor in Oezbekistan nationale wetgeving tot stand gebracht, waarin bepaald wordt dat voor dit transito-vervoer een speciale vergunning nodig is, dat afgegeven wordt door het Oezbeekse Ministerie van Buitenlandse Economische Betrekkingen.

• Artikel 10, eerste lid: onder de in dit lid genoemde bijzondere belastingen en heffingen worden verstaan uitsluitend bijzondere belastingen en/of heffingen van lokale autoriteiten.

Voor het overige bevat het verdrag de op het gebied van het internationale wegvervoer gebruikelijke bepalingen.

In dit verdrag is gekozen voor een instrumentarium waarmee gelijke tred kan worden gehouden met de Europese vervoersontwikkelingen. De bevoegdheden van de Gemengde Commissie maken een snelle en efficiënte aanpassing aan bovengenoemde ontwikkelingen mogelijk. Immers, het is de Gemengde Commissie die de markttoegangeisen bepaalt en deze eisen kan aanpassen aan het gewenste niveau, zonder dat voor elke wijziging van het vervoerregime een officiële wijziging van het verdrag nodig is. Alleen al uit een oogpunt van tijdwinst is deze vorm zeer gewenst. Het verdrag heeft daarmee het karakter gekregen van een kaderverdrag. Bovendien biedt dit verdrag de gelegenheid aan beide landen om hun vervoersrelaties onderling af te stemmen. De Gemengde Commissie zal, naast activiteiten ter regulering van de markt, in haar werkzaamheden vooral het accent leggen op de uitvoering en de toepassing van het verdrag. Vandaar dat, geheel in overeenstemming met de taken van de Gemengde Commissies van de overige nieuwe wegvervoerverdragen, een ruime taakomschrijving voor de Commissie is opgenomen. Voorzover datgene wat in de Gemengde Commissie wordt overeengekomen krachtens de bevoegdheden die terzake aan de Commissie op grond van artikel 15, vierde en vijfde lid, zijn gedelegeerd, volkenrechtelijke rechten en verplichtingen voor beide staten in het leven roept, dienen de betreffende regelingen te worden beschouwd als uitvoeringsverdragen die op grond van artikel 7, onderdeel b, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen parlementaire goedkeuring behoeven, behoudens het bepaalde in artikel 8 van die Rijkswet.

In navolging van de bestaande bilaterale verdragen inzake het vervoer over de weg tussen Nederland en de Midden- en Oost-Europese landen, zal ook in dit verdrag uitgegaan worden van een vergunningenstelsel. De vergunningen die worden uitgegeven worden gebruikt voor statistische doeleinden ten behoeve van marktobservatie en indien noodzakelijk ook als instrument om het vervoer op het gewenste niveau te houden, daaronder begrepen de mogelijkheid van inperking van het vervoer. Dit laatste uiteraard uitsluitend indien het liberale regime ongewenste effecten met zich brengt, zoals zich dat zal voordoen in geval van prijsdumping of andere vormen van oneerlijke concurrentie. Hierbij zal de Gemengde Commissie blijven functioneren als een nuttig kader van overleg en afstemming, ter ondersteuning van het internationale wegvervoerbeleid.

3. Koninkrijkspositie

Het verdrag zal uit zijn aard, wat het Koninkrijk betreft, alleen voor Nederland gelden.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

R. H. de Boer

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. G. de Hoop Scheffer


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven