28 867
Wijziging van de titels 6, 7 en 8 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen)

nr. 12
DERDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 14 december 2005

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

1. Het in onderdeel B voorgestelde artikel 87 wordt als volgt gewijzigd:

a. In de eerste zin van het tweede lid wordt «tijdstip dat» vervangen door: tijdstip waarop.

b. Aan het vierde lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Geen vergoeding is verschuldigd voorzover door de verkrijging, voldoening of aflossing ten laste van het vermogen van de andere echtgenoot wordt voldaan aan een op die echtgenoot rustende verbintenis.

2. In onderdeel C komt de tweede zin van artikel 93 te luiden: Bij huwelijkse voorwaarden kan uitdrukkelijk of door de aard der bedingen worden afgeweken van bepalingen van deze titel, behalve voorzover bepalingen zich uitdrukkelijk of naar hun aard tegen afwijking verzetten.

3. In onderdeel C wordt artikel 94, vijfde lid, als volgt gewijzigd:

a. De woorden «in gemeenschap» worden vervangen door: in de gemeenschap.

b. Toegevoegd wordt een zin, luidende: Buiten de gemeenschap valt hetgeen wordt geïnd op een vordering die buiten de gemeenschap valt, alsmede een vordering tot vergoeding die in de plaats van een eigen goed van een echtgenoot treedt, waaronder begrepen een vordering ter zake van waardevermindering van zulk een goed.

4. In onderdeel C wordt in artikel 96b na de eerste zin een zin ingevoegd, luidende: Artikel 87, vierde lid, tweede zin, is van overeenkomstige toepassing.

5. Onderdeel D wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef van onderdeel 1 vervalt na «eerste lid» de komma.

b. In de in onderdeel 1 voorgestelde redactie van artikel 99, eerste lid, onder b, wordt «verzoek tot beëindiging van het geregistreerd partnerschap» vervangen door: verzoek tot ontbinding van het geregistreerd partnerschap.

c. In het in onderdeel 2 voorgestelde artikel 99, derde lid, wordt in de eerste zin «opheffing van de gemeenschap, onderscheidenlijk beëindiging van het geregistreerd partnerschap» vervangen door: opheffing van de gemeenschap door een beschikking, onderscheidenlijk beëindiging van het geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden.

d. In het in onderdeel 2 voorgestelde artikel 99, derde lid, wordt in de tweede zin «tijdstip dat» vervangen door: tijdstip waarop.

6. In het in onderdeel Ee voorgestelde artikel 121a vervalt «van de erflater», wordt na «erfopvolging» ingevoegd «bij versterf» en wordt na «buiten de gemeenschap» een komma geplaatst.

7. Onderdeel Ia komt te luiden:

Ia

In artikel 134 vervalt «van de erflater», wordt na «erfopvolging» ingevoegd «bij versterf» en wordt na «making» ingevoegd: , lastbevoordeling.

8. In het in onderdeel J voorgestelde artikel 142, eerste lid, onderdeel h, wordt «op het tijdstip» vervangen door: het tijdstip.

B

In artikel V, achtste lid, wordt «voor» telkens vervangen door: vóór.

C

Na artikel IV worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IVA

Indien het bij geleidende brief van 1 juli 2004 ingediende voorstel van wet van het lid Luchtenveld tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de invoering van de mogelijkheid van beëindiging van het huwelijk zonder rechterlijke tussenkomst alsmede van een gewijzigde vaststelling en effectieve handhaving van de afspraken en rechterlijke beslissingen die in verband met de ontbinding van het huwelijk of nadien tot stand zijn gekomen over de wijze waarop door beide ouders vorm wordt gegeven aan het voortgezet ouderschap (Wet beëindiging huwelijk zonder rechterlijke tussenkomst en vormgeving voortgezet ouderschap) (29 676), tot wet is verheven en in werking treedt vóór of op het tijdstip dat deze wet in werking treedt, worden in artikel I van deze wet de navolgende wijzigingen aangebracht:

1. Onderdeel D wordt als volgt gewijzigd:

a. In de in onderdeel 1 voorgestelde redactie van artikel 99, eerste lid, wordt onder verlettering van de onderdelen b tot en met g tot c tot en met h een onderdeel ingevoegd, dat luidt:

b. in geval van beëindiging van het huwelijk door de inschrijving van een akte van administratieve echtscheiding: op het tijdstip van ondertekening van de verklaring, bedoeld in artikel 149a, derde lid, tweede zin;.

b. Het in onderdeel 2 voorgestelde tweede en derde lid van artikel 99 komen te luiden:

2. De ontbinding van de gemeenschap door ondertekening van een verklaring als bedoeld in het eerste lid, onder b, indiening van een verzoek als bedoeld in het eerste lid, onder c, d en e, alsmede door sluiting van een overeenkomst als bedoeld onder f, kan aan derden die daarvan onkundig waren slechts worden tegengeworpen, indien de desbetreffende verklaring, het verzoek dan wel de overeenkomst ingeschreven was in het huwelijksgoederenregister, bedoeld in artikel 116.

3. Indien vast komt te staan dat een verklaring als bedoeld in het eerste lid, onder b, een verzoek als bedoeld in het eerste lid, onder c, d en e, dan wel een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid, onder f, niet meer kan leiden tot administratieve echtscheiding, echtscheiding, ontbinding van het geregistreerd partnerschap, scheiding van tafel en bed, opheffing van de gemeenschap door een beschikking, onderscheidenlijk beëindiging van het geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden, herleven van rechtswege alle gevolgen van de gemeenschap, alsof er geen verklaring was ondertekend, verzoek was ingediend of overeenkomst was gesloten, tenzij zich inmiddels een andere grond voor ontbinding heeft voorgedaan. Nochtans wordt de geldigheid van rechtshandelingen die zijn verricht tussen het tijdstip van ondertekening van de verklaring, indiening van het verzoek of sluiting van de overeenkomst en het tijdstip waarop komt vast te staan dat de verklaring, het verzoek of de overeenkomst niet meer tot het in de eerste zin bedoelde gevolg kan leiden, beoordeeld naar het tijdstip van de handeling.

c. In onderdeel 3 wordt «onder b, c of d» vervangen door: onder c, d of e.

2. Onderdeel J komt te luiden:

J

Artikel 142 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt na «het tijdstip van ondertekening van de verklaring» ingevoegd: , bedoeld in artikel 149a, derde lid, tweede zin.

2. Aan het eerste lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, dat luidt:

i. in geval van opheffing van de wederzijdse verplichting tot verrekening bij huwelijkse voorwaarden: op het tijdstip, bedoeld in artikel 120, eerste lid.

3. In het tweede lid wordt «onder b tot en met h» vervangen door: onder b tot en met g.

ARTIKEL IVB

Indien het bij geleidende brief van 1 juli 2004 ingediende voorstel van wet van het lid Luchtenveld tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de invoering van de mogelijkheid van beëindiging van het huwelijk zonder rechterlijke tussenkomst alsmede van een gewijzigde vaststelling en effectieve handhaving van de afspraken en rechterlijke beslissingen die in verband met de ontbinding van het huwelijk of nadien tot stand zijn gekomen over de wijze waarop door beide ouders vorm wordt gegeven aan het voortgezet ouderschap (Wet beëindiging huwelijk zonder rechterlijke tussenkomst en vormgeving voortgezet ouderschap) (29 676), tot wet is verheven en in werking treedt op een tijdstip nadat deze wet in werking is getreden, worden op dat tijdstip de volgende wijzigingen aangebracht in eerstbedoelde wet:

1. In artikel I wordt na onderdeel G een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ga

Artikel 99 wordt gewijzigd als volgt:

a. In het eerste lid wordt onder verlettering van de onderdelen b tot en met g tot c tot en met h een onderdeel ingevoegd, dat luidt:

b. in geval van beëindiging van het huwelijk door de inschrijving van een akte van administratieve echtscheiding: op het tijdstip van ondertekening van de verklaring, bedoeld in artikel 149a, derde lid, tweede zin;.

b. Het tweede en derde lid komen te luiden:

2. De ontbinding van de gemeenschap door ondertekening van een verklaring als bedoeld in het eerste lid, onder b, indiening van een verzoek als bedoeld in het eerste lid, onder c, d en e, alsmede door sluiting van een overeenkomst als bedoeld onder f, kan aan derden die daarvan onkundig waren slechts worden tegengeworpen, indien de desbetreffende verklaring, het verzoek dan wel de overeenkomst ingeschreven was in het huwelijksgoederenregister, bedoeld in artikel 116.

3. Indien vast komt te staan dat een verklaring als bedoeld in het eerste lid, onder b, een verzoek als bedoeld in het eerste lid, onder c, d en e, dan wel een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid, onder f, niet meer kan leiden tot administratieve echtscheiding, echtscheiding, ontbinding van het geregistreerd partnerschap, scheiding van tafel en bed, opheffing van de gemeenschap door een beschikking, onderscheidenlijk beëindiging van het geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden, herleven van rechtswege alle gevolgen van de gemeenschap, alsof er geen verklaring was ondertekend, verzoek was ingediend of overeenkomst was gesloten, tenzij zich inmiddels een andere grond voor ontbinding heeft voorgedaan. Nochtans wordt de geldigheid van rechtshandelingen die zijn verricht tussen het tijdstip van ondertekening van de verklaring, indiening van het verzoek of sluiting van de overeenkomst en het tijdstip waarop komt vast te staan dat de verklaring, het verzoek of de overeenkomst niet meer tot het in de eerste zin bedoelde gevolg kan leiden, beoordeeld naar het tijdstip van de handeling.

c. In het vierde lid wordt «onder b, c of d» vervangen door: onder c, d of e.

2. Artikel I, onderdeel H, komt te luiden:

H

Artikel 142 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt onder verlettering van de onderdelen b tot en met h tot c tot en met i een onderdeel ingevoegd, dat luidt:

b. in geval van beëindiging van het huwelijk door de inschrijving van een akte van administratieve echtscheiding: het tijdstip van ondertekening van de verklaring, bedoeld in artikel 149a, derde lid, tweede zin;.

2. In het tweede lid wordt «onder b tot en met f» vervangen door: onder b tot en met g.

Toelichting

Met de in oktober 2005 ingediende tweede nota van wijziging is het wetsvoorstel op een aantal, deels wezenlijke, onderdelen gewijzigd. Omdat inmiddels het initiatief-wetsvoorstel 29 676 (Wet beëindiging huwelijk zonder rechterlijke tussenkomst en vormgeving voortgezet ouderschap) door de Tweede Kamer is aanvaard, dient rekening te worden gehouden met de wijzigingen die het gevolg zullen zijn van invoering daarvan. Voorts zijn mede door reacties op de tweede nota van wijziging enige nadere wijzigingen van vooral redactionele of verduidelijkende aard wenselijk gebleken. De wijzigingen worden hieronder afzonderlijk toegelicht. Verwijzingen naar bestaande of voorgestelde wetsartikelen betreffen, tenzij anders blijkt, artikelen van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

A.

1.

De wijziging onder a is van louter redactionele aard.

De wijziging onder b dient om buiten twijfel te stellen dat wanneer voor een vermogensverschuiving tussen echtgenoten geschiedt ter voldoening aan een natuurlijke verbintenis of daarvoor een andere rechtsgrond kan worden aangewezen, in zoverre geen vergoedingsrecht uit artikel 87 voortvloeit. Hoewel zulks ook zonder uitdrukkelijke bepaling kan worden aangenomen, is het belang van een uitdrukkelijke bepaling benadrukt door J. van Duijvendijk-Brand in haar preadvies voor de Vereniging voor de Vergelijkende Studie van het Recht van België en Nederland (nrs. 97–99).

2.

Het voorgestelde artikel 93 gaat ervan uit, evenals naar huidig recht het geval is, dat van de wettelijke bepalingen betreffende de gemeenschap van goederen kan worden afgeweken bij huwelijkse voorwaarden. Geen afwijking is toegelaten bij bepalingen waarvan uitdrukkelijk is bepaald dat zij van dwingend recht zijn. Dergelijke uitdrukkelijke bepalingen zijn in het wetsvoorstel evenwel niet opgenomen. Van belang is daarom dat in artikel 93 tot uitdrukking komt dat ook naar hun aard dwingende bepalingen niet bij huwelijkse voorwaarden opzij kunnen worden gezet (vgl. artikel 121, eerste lid). De volgende bepalingen in titel 7 kunnen als dwingend worden beschouwd: de artikelen 94, zevende lid, 96, eerste en vijfde lid, 96b, laatste zin, 97, derde lid, 99, 101 tot en met 113.

3.

De wijziging onder a betreft een redactionele verbetering.

De wijziging onder b stelt buiten twijfel dat ook onder het nieuwe recht de thans in artikel 124 lid 3 opgenomen, algemeen ook op de wettelijke gemeenschap van goederen toepasselijk geachte, regeling van eenvoudige zaaksvervanging blijft gelden. In verband met het voorgestelde vervallen van de artikelen 122 tot en met 128 is het wenselijk de bedoelde regel over te brengen naar afdeling een van titel 7. Vergelijk in dit verband ook artikel 3:213 BW betreffende vruchtgebruik, waarvan het eerste lid een vergelijkbare regeling van zaaksvervanging inhoudt (het tweede lid kan zo nodig overeenkomstig worden toegepast).

4.

Ook voor de regeling van de in artikel 96b bedoelde vergoedingsrechten heeft te gelden dat zij niet geldt voorzover voor een vermogensverschuiving een andere grond, zoals met name een natuurlijke verbintenis, is aan te wijzen.

5.

De wijziging onder a betreft herstel van een redactionele onvolkomenheid.

De wijziging onder b verduidelijkt dat het gaat om een verzoek om ontbinding als bedoeld in artikel 80c, eerste lid, onder d.

De wijziging onder c doet duidelijker uitkomen dat met de opheffing van de gemeenschap slechts is gedoeld op de in het voorgestelde artikel 99, eerste lid, onder d bedoelde opheffing bij rechterlijke beschikking en niet op de opheffing bij latere huwelijkse voorwaarden. Voorts doet zij duidelijker uitkomen dat hier met beëindiging van het geregistreerd partnerschap wordt gedoeld op beëindiging met wederzijds goedvinden en niet op beëindiging door de rechter.

De wijziging onder d is van louter redactionele aard.

6.

Met de wijzigingen in het voorgestelde artikel 121a wordt de redactie van deze bepaling nauwkeuriger afgestemd op die van artikel 94, tweede lid, onder a, en derde lid, tweede zin.

7.

Met de wijzigingen in artikel 134 wordt de redactie van deze bepaling nauwkeuriger afgestemd op die van de artikelen 94, tweede lid, onder a, en derde lid, tweede zin, 121a en 133.

8.

De wijziging van het voorgestelde artikel 142, eerste lid, onderdeel h, is van louter redactionele aard.

B

Met de redactionele wijziging in het achtste lid van artikel V wordt aangesloten bij de andere leden van artikel V.

C

Door toevoeging van de artikelen IVa en IVb wordt rekening gehouden met de wijzigingen die het gevolg zullen zijn van invoering van het initiatief-wetsvoorstel 29 676 (Wet beëindiging huwelijk zonder rechterlijke tussenkomst en vormgeving voortgezet ouderschap). Het gaat om de artikelen 99 en 142 van Boek 1, die betrekking hebben op het tijdstip waarop bij de verschillende mogelijkheden van beëindiging van het huwelijk of het geregistreerd partnerschap de gemeenschap wordt ontbonden c.q. de finale verrekening plaatsvindt. In beide artikelen dient ook rekening te worden gehouden met de administratieve echtscheiding.

Daarbij wordt zowel rekening gehouden met de mogelijkheid dat die invoering plaats zal vinden vóór de aanpassing van de wettelijke gemeenschap van goederen als met de mogelijkheid dat dit eerst nadien zal plaatsvinden. Alle wijzigingen zijn van technische aard.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Naar boven